De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendOp het overlyden Van den Heere Geeraert Vossius,aant.Ga naar voetnoot*Kanonick der Aertsbisschoppelijcke Kercke te Kantelbergh, en der Historien Professor t'Amsterdam.
| |
[pagina 457]
| |
5[regelnummer]
Te post met onvermoeide pennenGa naar voetnoot5
Plagh door 't papieren velt te rennen,
Is stijf. Het honighbladt
Der tonge, die, zoo milt van gaven,Ga naar voetnoot7-8
Haer letterbyen zocht te laven,
10[regelnummer]
Verdort. De jeught der stadt,
De bloem des Aemstels, mist de stralen
Des afgeslaefden mans.Ga naar voetnoot12
Met hem verzinckt een glans
Van Kunst, Historien, en Talen.
15[regelnummer]
Wie bouwt nu Hollant met
Latijnschen stijl, zoo netGa naar voetnoot15-16
En even jeughdigh in 't vergaren
Van 't lang verwelckte lof?Ga naar voetnoot18
Wie graeft door al die stof
20[regelnummer]
Der weerelt van vijfduizent jaren?Ga naar voetnoot20
O Isack, eenigh pantGa naar voetnoot21
Van VOSSIUS, ghy die zoo verre
Om 't licht der Koningklijcke starre
Verliet uw Vaterlant;
25[regelnummer]
Verlaet om ons de Kroon van Zweden:
Ghy kunt uw Vaders stoel herkleeden,Ga naar voetnoot26
Zijn doorgeleert gebouwGa naar voetnoot27
Van schriften voort in top voltrecken,Ga naar voetnoot28
En Moeders hart een balssem strecken,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Dat anders smilt van rouw,
Op 't koude graf van haren Heere,
Geleertheits stut, der Scholen eere.Ga naar voetnoot32
J.V. VONDEL
|
|