De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 261]
| |
[pagina 262]
| |
VAN 1647. AFGEDRUKT NAAR DE TEKST VAN DE eerste uitgave (t'Amsterdam, Gedruckt by Jacob Lescaille. Voor Abraham de Wees, Boeckverkooper op den Middeldam, in 't nieuwe Testament, in 't jaer 1647), waarvan het titelblad hiervoor typografies is nagevolgd. Unger: Bibliographie, nr. 444. Het Latijnse titel-motto betekent: Vrede is het hoogste goed. | |
[pagina 263]
| |
Den Heere Michiel le Blon, Agent der Kroone en Koninginne van Zweden,
| |
[pagina 264]
| |
O Maetelief, ick hou gewis een Godt,
20[regelnummer]
Een Godtheit, holp ons aen dit vreedzaem lot.Ga naar voetnoot20
Ick wil hem oock opoffren mijn gedachten,Ga naar voetnoot21
En lam en vaers, het puick der kudde, slaghten;
Dewijl hy my laet weiden zoo gerust,
En spelen wat mijn hart begeert, en lust.Ga naar voetnoot19-24Ga naar voetnoot24
25 Wy mosten dan mede op het spoor van Virgilius (die in 't geruste bezit van 26 zijn hoeve en lantgoet herstelt, Augustus aldus met Herderszangen eerde)Ga naar voetnoot26 27 den Hoogen mogenden Heeren Staten, d'assche van den NassauschenGa naar voetnoot27 28 Vredehelt, uit Keizerlijcken stamme, WILLEM, zijnen eenigen zone, Prince 29 van Oranje, en onze Burgemeesteren, die getrouwe Vredevaderen, dit 30 Lantspel toespelen, het welck wy uwe E. opdragen, die een rechtschapenGa naar voetnoot30-31 31 Neêrlanders aert, uit den bloeienden welstant der Nederlanderen niet dan 32 blyschap kunt scheppen, en wiens onbloedigh ampt eigentlijck bestaet inGa naar voetnoot32 33 Vrede tusschen drie en vier Kroonen aen te voeden en t'onderhouden, enGa naar voetnoot33 34 Koningkrijcken door zachte zijde banden van vrientschap en eendraght 35 onderling te verbinden. Heerlijcke pallaizen zijn zelfs Koningen en hunGa naar voetnoot35 36 Gezanten en Agenten zoo aengenaem niet, of het lust hun zomtijts, tenGa naar voetnoot36 37 platten lande, by simpele herders en ackerluiden, zich te vermeiden, enGa naar voetnoot37 38 hoffelijcke grootsheit en pracht voor kleenheit en eenvouwigheit te ver-Ga naar voetnoot38 39 wisselen. Ghy naemt, om u zomtijts van gewightige bekommeringen wat 40 t'ontlasten, altijt geenen lust in historischilderyen van Vorsten, VorstelijckeGa naar voetnoot40 41 personaedjen, en trotse hofgebouwen, maer oock dickwils in kunstige 42 lantschappen, dorpen, en gehuchten, van boeren en herderen bewoont; 43 en zaeght 'er met genoegen zelfs de Goden uit den hemel, in de gedaente 44 van sterflijcke menschen, den stockouden Filemon en Baucis, onder hun 45 rieten dack vergasten, hun schamele hut in eenen rijcken tempel, hen beideGa naar voetnoot45 46 in boomen veranderen. Hierom durven wy den Heer Agent te vrypostigerGa naar voetnoot46 47 ditmael aen den boerendisch noodigen, op natuurlijck veltgewas, in teene 48 korfkens, houte nappen, en aerdewerck aengerecht. Uwe goetrontheit enGa naar voetnoot48 49 rustigheit zal ons open hart aenzien, dat zich en anderen, op dit gezegendeGa naar voetnoot49 50 vredefeest wenscht, uit danckbaerheit voor zulck een onuitsprekelijcke | |
[pagina 265]
| |
51 deught en hemelsche weldaet, te verquicken, en in het groen spelen te voeren,Ga naar voetnoot51 52 zonder gal, zonder erghwaen, zonder de helderheit van dien schoonen zomer-Ga naar voetnoot52 53 schen zonneschijn, en dat zuivere hemelblaeuw met een allerminste neveltje 54 te rimpelen en misverwen. Honighbyen zullen uit deze bloemen niet danGa naar voetnoot54 55 honigh en nekter zuigen. Indien by ongeval een spinnekop hier venijn uitGa naar voetnoot55 56 trecke; het komt by haren aert, niet by de bloem toe. De Voorredenaer zal hetGa naar voetnoot56 57 wit van dit werck ontvouwen. Wie hier te diep in verzinckt, en neuswijs, inGa naar voetnoot57 58 alle personaedjen vaerzen en woorden, geheimenissen zoeckt, zalze 'r nietGa naar voetnoot58 59 visschen. Wy hebben slechts eenige verwen en geuren, die ons voornemen 60 dienen konden, uitgezocht, en onder een gemengt, en het beloop van oorloge 61 en vredehandel aldus in het klein ten ruighsten ontworpen, om alle hatelijck-Ga naar voetnoot61-62 62 heit te schuwen; anders had men de bloem van deze verzieringe netter op de 63 zaeck zelf konnen passen. D'aeloutheit getuight nergens dat de HeidenenGa naar voetnoot63 64 Pan, maerwel Diane, menschen opofferden. Evenwel brengen wy Pan op het 65 tooneel; eensdeels dewijl de veerijckheit der Nederlanden een Veegodtheit 66 vereischt; anderdeels om iet grooters aen te wijzen, 't welk van het Heiden-Ga naar voetnoot66 67 dom door dien zeltzamen afgodt uitgebeelt wert. Want die vervloeckte af-Ga naar voetnoot67 68 godery, en het menighvouwdigh verdeelen van het enckele en eenige Wezen 69 der Godtheit in ontelbare bygoden, ter zijde gestelt, zoo schilderde Pan haerGa naar voetnoot69 70 wat groots en waerachtighs voor d'oogen. Pan is in het Grieksch AL gezeit,Ga naar voetnoot70 71 en de natuurwijze Heidenen wouden door zijn beelt de geheele Natuur, ofGa naar voetnoot71 72 liever de Godtheit, die zich in alle schepselen uitstort, uitbeelden. Zijn boven- 73 ste deel vertoont den hemel; zijn onderlijf en ruige bocksvoeten, het aert- 74 rijck met zijn ruighte, en bosschaedjen, en boomen, en steenklippen. DeGa naar voetnoot74 75 roode troni betekent het vier, dat om hooge zweeft: de horens op hetGa naar voetnoot75 76 voorhooft, de maen: de lange baert, de zon met hare stralen: de gespickelde 77 huit om het lijf geslagen, de starren: de gekringkelde wichelstock in d'eeneGa naar voetnoot77 78 hant, het ronde jaer, 't welck zijn begin aen het einde knoopt: het speel- 79 tuigh van zeven ongelijke fluiten aen een gekleeft, de zeven dwaelstarrenGa naar voetnoot79 | |
[pagina 266]
| |
80 en het goddelijck muzijck der overeenstemmende hemelklooten. Zy woudenGa naar voetnoot80 81 met Pan het zelve zeggen, dat Anchises geest tegens Eneas zeide:Ga naar voetnoot81
Een innevloeiend Geest voedt hemel, aerde en zee,
De klare zon en maen, en alle sterren meê.
Een eenigh Geest, gestort door 's weerelts lijf en leden,
85[regelnummer]
Beweeght dit groot gevaert, van boven tot beneden.Ga naar voetnoot82-85
86 In zulck eenen zin, en niet anders moet men vatten deze woorden van 87 eenen anderen Poeet:Ga naar voetnoot87
Al wat ghy ziet, in 't lang en breê,
Is Godt, het zy dan lucht, of zee.
90 D'allerootmoedighste en wijste Filosoof, die in den derden hemel, ja inGa naar voetnoot90 91 den Paradijze, ter schole voer, pooghde zelf den bygeloovigen AthenerenGa naar voetnoot91 92 den waerachtigen Godt, in wien wy leven en zweven, levendigh in teGa naar voetnoot92-93 93 boezemen door het opschrift van hun eigen altaer, DEN ONBEKENDENGa naar voetnoot93 94 GODT toegewijdt. Het zal den Agent gelieven onze onnozele tooneelschil-Ga naar voetnoot94 95 dery aldus of andersins een luttel te helpen ontschuldigen, nu wy, naer denGa naar voetnoot95 96 aert der weelige Poëzye en hare vryheit, onder de schors van een ver-Ga naar voetnoot96-97 97 ziersel, toeleggen, om jeught en burgery by deze gelegenheit vermakelijck 98 te stichten, niemant t'ontstichten, met dit Lantspel, dat niet te plat enGa naar voetnoot98 99 plomp van toon moet vallen, nochte hooger dan zijn behoorlijcke maetGa naar voetnoot99 100 rijzen, en welcks onbebloet tooneel doorgaens vast en stil staet: gelijckGa naar voetnoot100 101 het Spel oock niet bloot behoorde te wezen van gezonde leeringen enGa naar voetnoot101 102 zeden, en die beide van outs her gepreze eigendommen, de HerkennisseGa naar voetnoot102 103 en den Overgangk, hier van zwaricheit en verlegenheit in blyschap en 104 geluck, het welck uwe E. in zijn doorluchtigh Agentschap toegewenscht 105 wort van 106 Uwe E. dienstschuldige 107 JOOST VAN DEN VONDEL. | |
[pagina 267]
| |
Inhoudt.1 Toen de Leeuwendalers, door vrede en voorspoet verwaent en baldadigGa naar voetnootr. 1 2 geworden, op de feestspelen van vee-en-jaghtgod Pan de groote lant- 3 maeltijt hielden, gebeurde het datze, al beschoncken, en droncken, vanGa naar voetnoot3 4 woorden tot vuisten, en messen quamen. Waerandier, Helt genoemt, omGa naar voetnoot4 5 zijn sterckheit, en vromicheit, een zoon des Woudtgodts; en Duinrijck,Ga naar voetnoot5 6 een zoon van Pan, zich midden onder het gevecht werpende, om onheil 7 te verhoeden, en hevigen te scheiden, lieten 'er onnozelijck hun leven.Ga naar voetnoot7 8 Woudt- en Veegoden hierom gestoort, plaegden het lantschap, dat sedertGa naar voetnoot8 9 noit rust hadde: want Zuidtzy en Noortzy bleven door haet en nijt ge- 10 deelt, en beschadighden, en quetsten elckandere dagelijcks; de ZuidtzijdeGa naar voetnoot10 11 onder Lantskroon; de Noortzijde onder Volckaert, en zijn Medeheem- 12 raden. Godelieve, Waerandiers weduwe, was op haer mans lijck overleden, 13 en had eenen zoon nagelaten, Adelaert genoemt, dien Lantskroon aen- 14 nam, en opvoedde. Vredegunt, Duinrijcks zwangere weduwe, wert ge- 15 dwongen met Kommerijn, wiens man onnozelijck neergeleit was, in duinGa naar voetnoot15 16 te vluchten, gelijck meer andere vrouwen; daerze van een schoone dochter 17 beviel, en op haer verscheiden leggende, Kommerijn, wiens borsten zyGa naar voetnoot17 18 gezogen hadde, haren merckring gaf, en belofte van haer nam, dat zeGa naar voetnoot18 19 het kint, alzoo zy voor vergift vreesde [want men uit boosheit Duinrijcks 20 bloet zocht te vernielen] zoude onbekent op Heemraet Volckaerts werfGa naar voetnoot20 21 te vondeling leggen, en des zelfs herkomste twintigh jaren verbergen. 22 Aldus wert dit kint, met een bloetroos op den arm geboren, in de hageGa naar voetnoot22 23 gevonden, Hageroos hier naer geheeten, en Grooten Vrerick overgelevert,Ga naar voetnoot23 24 die het zorghvuldigh opvoedde. Kommerijn uit haer armoetje geschupt,Ga naar voetnoot24 25 en hier langer geen heil te gemoet ziende, vertrock naer een vreemt ge-Ga naar voetnoot25-26 26 west, daerze zich armelijck en eerlijck beholp. Verscheide voorspoken 27 van aenstaende zwaricheden, en een vreesselijcke staertstar voor haer 28 vertreck opkomende, en de lantzaten dreigende, beweegden hen raet teGa naar voetnoot28 29 vragen by Velleede, Priesterin en Waerzeghster van Pan, die jaerlijcks 30 eenen jongeling, ten gezetten dage wettigh by keur en lot getrocken,Ga naar voetnoot30 | |
[pagina 268]
| |
31 eischte, om tot een zoenoffer der gequetste Godtheit gestelt te werden 32 ten doele des Wildemans, hun van Pan opgezonden: en hoewel men onder-Ga naar voetnoot32 33 tusschen dickwils by Velleede om een uitkomst aenhielt; zy troostezeGa naar voetnoot33 34 niet dan met dubbelzinnigh antwoort. Na twintigh jaren keerde Kommerijn, 35 oudt en arm, weder, op het verschijnen van Vredegunt, haer radende denGa naar voetnoot35 36 schuilhoeck der ballingschappe, oock door tweedracht en oproer gesteurt,Ga naar voetnoot36 37 te verlaten, en het vaderlant en d'oude buurt te bezoecken, daerze heur 38 geluck zou vinden. Zy quam 'er dan juist ten zelven dage, dat het bloedigh 39 lot op Adelaert viel, en hy na vele moeite ten doele des Wildemans gestelt 40 wert. Hageroos uit minne, en door Adelaerts langdurige gedienstigheit 41 bewogen [te meer, alzoo hy haer, effen te voren op de jaght, des schoffeer-Ga naar voetnoot41-42 42 ders handen ontweldighde] boodt zich aen voor hem te sterven; maer 43 Pan verschenen, schutte dien scheut, en schortte het offer, niet zonder eenGa naar voetnoot43 44 duistre uitspraeck, waer over d'omstanders verbaest stonden. Kommerijn,Ga naar voetnoot44 45 op dit gerucht aenkomende, en hoorende den naem van Vredegunt noemen, 46 geraeckte in gespreck met hun, broght de gelegenheit der geboorte vanGa naar voetnoot46 47 Hageroos aen den dagh, en wert voor haer getrouwicheit beloont. Toen 48 zagh men den dagh door het orakel, sloot het huwelijck van Adelaert enGa naar voetnoot48 49 Hageroos, beide uit Ackergoden gesproten; en vereenighde en verzoende 50 in dit paer Zuidtzijde en Noortzijde. Lantskroon kende de Noortzijde vanGa naar voetnoot50-51 51 Leeuwendael voor een VRYHEIT op zich zelve. Men verwelkomde en om- 52 helsde malkandere van wederzijde, en hier op ging de bruiloft in.Ga naar voetnoot52 53Het tooneel vertoont Leeuwendael. De Rey bestaet uit Leeuwendalers. | |
[pagina 269]
| |
Personaedjen.KOMMERYN. Vredegunts minnemoeder.Ga naar voetnootr. 1 BLINDE WOUTER. Roeper, en bode.Ga naar voetnoot2 ADELAERT. Lantskroons voesterkint. HAGEROOS. Groote Vrericks voesterkint. REY VAN LEEUWENDALERS. HEEREMAN. Heemraet van de Zuidtzijde.Ga naar voetnoot6 VOLCKAERT. Heemraet van de Noortzijde. LANTSKROON. Heerschappen. VRERICK. Heerschappen. WARNER. Huismans.Ga naar voetnoot10-11 GOVAERT. Huismans. VELLEEDE. Priesterin en Waerzeggerin van Pan.Ga naar voetnoot12 DE WILDEMAN. PAN. Vee-en-jaghtgodt. | |
[pagina 270]
| |
J.V. Vondels
| |
[pagina 271]
| |
25[regelnummer]
Kroonen, trots om op te roemen,
Voor een krans van boterbloemen;
Treurzang voor een boereliet
Op een fluit, of herdersriet.
Goelijke Aemsteljoffer, luister,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Zaeghtghe Apollo niet zoo duisterGa naar voetnoot30
Schuilen in een' herdersrock,
Met een' hazelaeren stock,
En een' staf de schapen drijven?
Lees dan wat al d'Ouden schrijven.
35[regelnummer]
Zaeghtghe Paris, en Adoon,Ga naar voetnoot35
Elck een Koningskint en zoon,
Niet op 't velt de harten winnen
Van hun Nymfen en Godinnen?
'k Gaef den Dichter ongelijck.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Maer de stadt is nu te rijckGa naar voetnoot40
Om een Lantspel te begapen,Ga naar voetnoot41
En een dorp, vol herdersknapen.
Herdersspelen, het is nacht,Ga naar voetnoot43
Roept de Heere- en Keizersgracht.
45[regelnummer]
Wegh met herderinne, en boeren.
Legh ons marmersteene vloeren.
Treck de gevels hemelhoogh:
Trots van buiten in het oogh.
Bouw de zalen trots van binnen,
50[regelnummer]
Dat een storremleêr de spinnen
Daer bestorme, reis op reis.Ga naar voetnoot50-51
Kleet den wandt van 't graftpallaisGa naar voetnoot52
In tapijt: ontzie geen kosten.
Dat de schoorsteen met haer postenGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Vry van louter marmer glimm'.
Dat de stoep by trappen klimm',Ga naar voetnoot56
Als een troon, en kunst van leunenGa naar voetnoot57
Onzen Adel ondersteunen.Ga naar voetnoot58
| |
[pagina 272]
| |
Dat de rijckdom, vol ontzagh,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Door een ysre trali lach',Ga naar voetnoot60
En beschimpe een' kermiskinckel,Ga naar voetnoot61
Die hier kraem en poppewinckelGa naar voetnoot62
Komt bekijcken uit het groen;Ga naar voetnoot63
En verbaest om 't nieuw fatsoen,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Stockstijf staet en gaept daer buiten,
En vergeet zijn' mont te sluiten.
Zacht Mejoffer, niet te prat:Ga naar voetnoot67
Amsterdam is tot een stadt
Uit de groene zo gewassen,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Uit haer veen, en visschersplassen.
Laeck den huisman niet te veel.
Rome roept met luider keel:Ga naar voetnoot72
'k Haelde voortijts met genoegen
Burgemeesters van de ploegen:Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Die in dorp en acker school,
Klom op 't gouden Kapitool.
Hooptghe, als Rome, noch wat verders?Ga naar voetnoot77
Danck den hemel: danck uw Herders,
GROOTEN VRERICK, Vooght van 't lant:Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Danck der landen rechte hant,Ga naar voetnoot80
Ons Stadthuis met al zijn Heeren,
Die het zwijn des oorlooghs keeren,Ga naar voetnoot82
Dat de weerelt ommewroet,
Zat en dol van menschenbloet.
85[regelnummer]
Maer wie zal de paiskroon spannenGa naar voetnoot85
Onder ons doorluchte mannen,
Vredevaders, nimmer moe?
Zingze prijs en eere toe.
Noem nu elck een' lantbeschermer,
90[regelnummer]
Waert een beelt van gout, of marmer,Ga naar voetnoot89-90
| |
[pagina 273]
| |
By 't gekroonde wapenkruis,Ga naar voetnoot91
Midden voor ons nieuw stadthuis;Ga naar voetnoot92
Dat gebouwt op die pylaren,Ga naar voetnoot93
D'eeuwigheit, ontelbre jaren,
95[regelnummer]
Kan verduren, zonder last,
Schoon de Nijt hier tegens bast.Ga naar voetnoot96
Laet den Dichter dan geleiden
Door de Nederlantsche weiden
Met een Lantspel deze vreught;Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Dat u toone, hoe de Deught
Zoo van hooge als lage Heeren
Haere rol in boerekleeren
Uitvoer' met een boeretael;
Hoe dit kleine Leeuwendael
105[regelnummer]
Durf heel Neerlant overschreeuwen,Ga naar voetnoot105
Dat met wapenen, vol leeuwen,Ga naar voetnoot106
(Nu getoomt, en mack, en tam)
Brullende te velde quam.
LANTSKROON houde 't woort van Spanje.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
VRERICK ga hier voor Oranje;
Heereman van genen kant,
Volckaert hier, voor Staet van 't lant,Ga naar voetnoot112
Dat gereten aen twee deelen,
Zuidt- en Noortzy hoort krackeelen.
115[regelnummer]
Zie eens hoe een Wildeman
U wat groots verbeelden kan,Ga naar voetnoot116
En den oorloogh weet te schilderen,
Daer de menschen door verwilderen,
En alle ackers, wilt en woest,
120[regelnummer]
Maejen eenen jammeroegst.Ga naar voetnoot120
Zie wat Wildaert u kan dwingen,Ga naar voetnoot121
Die de bloem der Jongelingen
Jaerlicks eischt, en helt op helt
Deerlijck schiet, en nedervelt,Ga naar voetnoot124
| |
[pagina 274]
| |
125[regelnummer]
Eer in 't loof van Haegsche lindenGa naar voetnoot125
Wy door Godt een uitkomst vinden,
Die partyen, korts zoo schuw,Ga naar voetnoot127
In een paer te gader huw'.
Leen dan leerzaem ons uw zinnen,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Want men gaet de rol beginnen:Ga naar voetnoot130
Looptze op uw genoegen af,
Danck den Dichter, dieze gaf.
|
|