De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 154]
| |
De Kleefsche Hofzwaen.aant.Ga naar voetnoot*Aen de doorluchtighste Princes Louise van ranje,
| |
[pagina 155]
| |
Zy zagh den rock des staets verscheuren door den Twist,
25[regelnummer]
En al haer eerste weelde in jammeren verandert;
Terwijl Bellone plant den standert tegens standert,Ga naar voetnoot26
Ia voertze tegens een met zulck een hitte en kracht,Ga naar voetnoot27
Dat al de bodem dreunt, een schrickelijcke nacht
Van stof en pulversmoock de lucht en 't licht verduistert,
30[regelnummer]
Daer woestheit naer geen' toom van recht of wetten luistert.
Hoe worpt de Twist om verre al wat de Vrede plant!Ga naar voetnoot31
Hoe raeckt dit Hertoghdom in zijnen eersten stant!Ga naar voetnoot32
Op 't endeloos gekerm van Adel en gemeente,Ga naar voetnoot33
Nu zonder bloet en mergh in adren en gebeente,
35[regelnummer]
Gaet Themis endelijck in 't billijcke gerecht:Ga naar voetnoot35
Daer wort voor haren troon het lantgeschil beslecht,
De rijcke vredeschat tot rust des volcks gevonden,
En Kleef ter goeder ure aen BRANDENBURGH verbonden,Ga naar voetnoot38
Aen d'onverwelcklijcke eere en glori van den Keur,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Die 't Sleutelrecht bewaert van Cezars hooge deur.Ga naar voetnoot40
Zoo wort gemeene scha met overwinst gedragen.Ga naar voetnoot41
Zoo durf de voorzaet zich des nazaets niet beklagen.Ga naar voetnoot42
Want let men op den Burgh van dees doorluchtste spruit;
Hy munt in 't Kerckelijcke en in het Weerlijcke uit:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Befaemt door menigh Vorst: verwant aen Koningskroonen:
Gehuwt aen Adelaers en 's Keizers oppertroonen:
Aenzienelijck door d'eer der Burreghgraeflijckheit:
Vereert door 't Sleutelampt van Cezars Majesteit:Ga naar voetnoot48
Verheven door de Keur: verheerlijckt door de stralen
50[regelnummer]
Van 't purper en den Hoedt der grijze Kardinalen,
's Aertsbisschops Herdersstaf, en Myters zonder vleck:
Vermaert in 't Duitsche Huis: ontzaghlijck om den neckGa naar voetnoot52
Des Kristens van het juck der Turcken te verlichten,
Door d'orde van Sint Jan, wiens helden nimmer zwichtten.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Een tweede Cicero, en andre Achilles trock
Den Roomschen Tabbert, en den Grieckschen Wapenrock
Den ouden van het lijf, hoe zeer 't hun moght verdrieten,Ga naar voetnoot55-57
| |
[pagina 156]
| |
Op dat dees brave stam die glori zou genieten.
Hoe klimt het Hof van Kleef door zulck een' erfgenaem!
60[regelnummer]
De starren maecken plaets, en wijcken voor de Faem
Van dezen Adelaer, dat groote weereltswonder.
O Hertoghdom, nu schrick voor blixem noch voor donder.
Het antwoort: och ick wort geknaeght van nieuwe zorgh,Ga naar voetnoot63
Zoo lang als FREDERICK, ons spruit van BRANDENBORGH,
65[regelnummer]
Zich niet door huwelijck op eenen stam laete enten,
En loten winne, en schutt' by tijts de dreigementenGa naar voetnoot66
Der onverzoenbre Doot, die geene Vorsten spaert.
Wat onbekende Bruit, hem toegewijt, bewaertGa naar voetnoot68
Voor ons de hoop des lants, noch nauwelijx ontsprongen
70[regelnummer]
Den muil van 't oorlooghszwijn, na zoo veel strijts gedwongen?Ga naar voetnoot70
Ons hope steunt alleen op zulck een wederga.Ga naar voetnoot71
Wy drijven zonder haer in zee op Godts gena.
Zoo klaeghde 't Vorstendom. De Keurvorst aen 't ontvoncken,
Begon in 's Gravenhaegh zijn Schoone te beloncken,
75[regelnummer]
Te quijnen in den gloet van 't schoone minnevier.
Haer wezen, haer gelaet, haer opzicht, spraeck en zwierGa naar voetnoot76
Gaen waeren door zijn ziel. Nu denckt hy om geen Heeren,
Noch wilde zwijnejaght, noch renstrijt, noch regeeren.
Hy acht op lant noch liên: al zijn gemoedt en zin
80[regelnummer]
Blijft staeren op LOUISE, om haere wedermin
t'Ontvoncken, en haer pruick met zijne Keur te kroonen,Ga naar voetnoot81
Tot heil van zoo veel volcks, en al zijn erreftroonen.
De Vader ondergaet zijn Dochter, die beschreitGa naar voetnoot83
En bang voor 't juck des echts, te noo van Hollant scheit,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
En wisselt 's Vaders hof om al 't gewas der zomeren
Van 't graenrijck Pruissen, en den korenoegst van Pomeren.Ga naar voetnoot86
Een tedere Princes verlaet haer ouders noo.Ga naar voetnoot87
De tederheit, en schaemte, en jongkheit maecktze bloo.
Haer Bruigom troostze: ick zal uw Vaders plaets vervullen,
90[regelnummer]
Wanneer hy u ontvalle. Ick wil u laten hullenGa naar voetnoot90
Te Kleef op mijnen stoel, uw Vaders nagebuur,Ga naar voetnoot91
En schenck dien Bruitschat u, zoo lang uw leven duur'.
Daer wachten op uw komst veel duizent onderdanen,
Dien ghy een' ruimen wegh kunt tot genade banen,
| |
[pagina 157]
| |
95[regelnummer]
En winnen jeders hart door uwen heuschen aert.Ga naar voetnoot95
Indien ghy eenen zoon, der landen zegen, baert,
Die zal uw Vaders naem, en mijne Keurmuts dragen.Ga naar voetnoot97
Op zulck een hope laet dien trouring u behagen.Ga naar voetnoot98
Zoo spreeckt hy: zy aenvaert dat Vorstelijcke pant,
100[regelnummer]
En trouwt de Keur des Rijcks met 's Vorsten rechte hant.Ga naar voetnoot100
Leef lang, o Keurvorstin, en queeck zijn' minnevlammen,
Om haest van wederzijde uw Keizerlijcke stammenGa naar voetnoot102
Te kroonen met een vrucht, de glori van haer tijt.
Zoo vreeze uw erfgebiet noch ongeval noch strijt.
105[regelnummer]
Zoo scheppe 't Heiligh Rijck, de bodem van Germanje,
Veel heils uit Brandenburgh, en 't heldenrijcke Oranje,
Waer ghy uw treden zet, en zegent ieder een.
Verdadigh en beschut den Vrydom van 't gemeen.Ga naar voetnoot108
Verschoon des lantzaets hals van al t'ondraeghbre jucken.
110[regelnummer]
Laet niemant, die u eert, verdelgen of verdrucken.
Dat goedertierenheit in alle uw daden blijck'.
De goetheit maeckt Vorstin en Vorst een' Godt gelijck.
J.V. VONDEL.
t'AMSTERDAM, voor ABRAHAM de WEES, op den Middeldam. |
|