De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendDe Drvckkvnst.
| |
[pagina 151]
| |
Dat LAURENS KOSTER (dien ik hier
20[regelnummer]
Nu niet met Delfisch lauwerierGa naar voetnoot20
Maer met zijn eigen beuckloof krans)
In Hollant oploock met dien glans,Ga naar voetnoot22
En d'eerste boeckstaef sneet uit boomen,
Die voor geen heilige eicken schroomen.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Al roemt zich Mentz van zulck een vont;Ga naar voetnoot25
De Keurstadt kloppe op haren mont,Ga naar voetnoot26
Als Haerlem spreeckt: de fiere Rijn
Geef d'eere aen 't Sparen, met dien schijn
Van Recht, en zwijgh van Vuist, den zetter,Ga naar voetnoot28-29
30[regelnummer]
En Gutenberghs geroofde letter.Ga naar voetnoot30
Hier gelt bescheit, van hant tot hant,Ga naar voetnoot31
Van stam tot stam, ons ingeplant:
Wy stutten hier den Druckroem meê,Ga naar voetnoot33
Ten roem der wijtberoemde steê,
35[regelnummer]
En haer vernuft, wel waert te wyen
Ten Heiligh aller druckeryen.Ga naar voetnoot36
O Kunst! ick draef hier hoogh, en renGa naar voetnoot37
Op uw gerief. De moede penGa naar voetnoot38
Bedanckte u, toen ghy quaemt in 't licht,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Die den Parnas zoo dier verplicht.Ga naar voetnoot40
O moeder van ontelbre kindren!
Wie kan uw vruchtbaerheit behindren?Ga naar voetnoot42
Wie treckt dees Kunst haer slaghveêr uit,Ga naar voetnoot43
Van plaets noch tijt noch nijt gestuit?
45[regelnummer]
Wie keert haer snelheit, in de vlught,
Op zee, en stroom, en door de lucht?
Wat lettervyant schut dat zwierenGa naar voetnoot47
Der alomzwevende papieren?
Dit yzer koper tin en loot
50[regelnummer]
Der lettertonge is voor geen dootGa naar voetnoot50
Noch eenigh element vervaert:
De boeckspraeck zelf geen' afgront spaert,Ga naar voetnoot52
| |
[pagina 152]
| |
Waerze onbewimpelt looft, of lastert
De deught, en wat van deught verbastert.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
'k Verworp al wat naer boosheit ruick,Ga naar voetnoot55
Doch niet de Kunst, om snoot misbruick,Ga naar voetnoot56
Haer andre zustren oock gemeen.
Men moetze Godt ten dienst besteên,
Den mensch tot nut, tot niemants hinder:
60[regelnummer]
Dit was het ooghmerck van haer Vinder.
Aldus hanteert haer MOERENTORF,
Op wien zijn vaders erfdeught storf.Ga naar voetnoot62
Hy groeit (terwijl een ander treurt)
In Druck, daer hy ten hemel beurtGa naar voetnoot63-64
65[regelnummer]
Zijn hooft, zoo druckrijck als zijn vaders,Ga naar voetnoot65
En zoo vermaert, gelijck hun bladers.Ga naar voetnoot66
Hem volght Araber, en Chaldeeu,Ga naar voetnoot67
En Syrisch ridder, en Hebreeu,
En Griecksche voetknecht, en Latijn,
70[regelnummer]
En die nu lang verbastert zijn,Ga naar voetnoot70
Oock heel Germanje, en wat rechtschapenGa naar voetnoot71
Bekent wort door zijn eigen wapen.Ga naar voetnoot71-72
Hy stelt, in 't velt der druckery,
Zijn druckheir blanck, van ry tot ry.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Hy treet, gelijck een veltheer, daer
In 't midden van zijn letterschaer,
Bereit ten slage, in haer vierkanten,Ga naar voetnoot77
En weet zijn legers net te planten.Ga naar voetnoot78
Hy monstert zijn verminckten uit,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
En trage krijgsliên, moe van buit
Te halen, met hun stomp geweer;
En vult de lege vaendels weêrGa naar voetnoot82
Met jongen, kloeck op hunne stucken,Ga naar voetnoot83
En ficks om lustigh los te drucken.Ga naar voetnoot84
| |
[pagina 153]
| |
85[regelnummer]
Men treckt'er toe, al even verschGa naar voetnoot85
Van moedt, op 't kraecken van de pers.
Men schrickt'er voor geen druckgeschal,Ga naar voetnoot87
Noch voor 't opgeven van den bal;Ga naar voetnoot88
En 't harsverspreiende gedommelGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Van bal op bal verstreckt een trommel.Ga naar voetnoot90
Al sneuvelt zomtijts vaen by vaen,Ga naar voetnoot91
Het komt'er op geen duizent aen:
De lettermoeders baeren vast,Ga naar voetnoot93
En stijven 't leger, zonder last.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Zoo stuit Geleertheit, met dees scharen,
De woeste rotten der Barbaren.Ga naar voetnoot95-96
I.V. VONDEL.
t'AMSTERDAM, voor ABRAHAM DE WEES, Boeckverkooper op den Middeldam, in 't Nieuwe Testament. 1645. |
|