De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 148]
| |
By-schriften op d'Afbeeldinge van de Koninglijcke Bruit van Polen.aant.Ga naar voetnoot*Te Parijs geschildert, als een Nymf in bosschaedje, en gouden laken, met diamanten en paerlen geboort. Geen diamantkool gloeit so schoon op gouden laken,Ga naar voetnootvs. 1
Als d'oogen in het hooft van vrou Louize blaecken;
Noch Vladislaus hof droeg oit soo leckre een kers,Ga naar voetnoot3
Gelijck dees roode mont, vol necktars van Nevers.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Aldus sag Venus self haer zoon in 't bosch verdolen.
Sy spant in 't Cypersch Rijck, maer dees de kroon in Polen.Ga naar voetnoot6
Anders.
Zoo kan Louize 't oog der Koningen behagen,
En heffen 't bloet van Kleef, Neverssen en GonzagenGa naar voetnoot8
Tot aen de noorder as, met haer gewijde Kroon.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Het gout en purper blinct aen sulk een schoonheydt schoon,
Noch schooner by haer deugt, wel waert dien prijs te winnen.
Een Koningin bezit soo veel als drie Godinnen.Ga naar voetnoot12
Anders:
Zag Maro vrouw Natuur haer schoonsten schat besteden,Ga naar voetnoot13
Om d'eere van Nevers en Mantua te kleeden,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Gelijckse aen scepters trout, op 't Koninglijcke feest;Ga naar voetnoot15
Hy wischte Venus uit, herschiepse na de leestGa naar voetnoot16
Van dese Koningin LOUYSE, waert te baenen
De heirbaen van 't geluck der oude Mantuanen,
Verheerlijct door syn Wieg, en nu door hare kroon.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Men ley de Bruit te koore, op 's Mantuaners toon.Ga naar voetnoot20
| |
[pagina 149]
| |
Anders.
Een schoonheit, tegens kroon en scepter opgewassen,
Is zeldzaem: zulck een leest, die 's Konings voet sal passen,
Wort eens in hondert jaer gesneden, in een woudt
Aen godt Jupijn gewijdt, en een uit al dat hout.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Schep moed, ô Kristenrijck! dees is de bant der Staten:
LOUYZE huwt aen een de Gallen en Sarmaten.Ga naar voetnoot26
|
|