De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 144]
| |
Geluck aen Louyze Marie,
| |
[pagina 145]
| |
De Bruigom, met de borst vol gloet,
Vol yver blaecktse te gemoet,Ga naar voetnoot22
En wenscht dat hem dees zon beschijne;
Gelijck de leeuw in een woestijne,
25[regelnummer]
Na syn afwesende leeuwin,Ga naar voetnoot24-25
Zoo prickelt hem gekroonde Min,Ga naar voetnoot26
Die syne pylen wet op borstenGa naar voetnoot27
Van Helden en doorluchte Vorsten
En Koningen, hem onderdaen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Waer sy syn boog ten doele staen.
Sy nadert dien befaemden staf:Ga naar voetnoot31
Hy wischt, hy droogt haer tranen af,
Versacht de prickels van haer smarte,
En spreecktse moedt en troost in 't harte:
35[regelnummer]
Hy kroontse met een dobble Kroon,Ga naar voetnoot35
En wijdt haer in op 's Vaders troon:
Daer 't puick der Riddren haer, in 't midden
Van 't hof vol Adeldoms, aenbidden.
En dus bejegenen, gelijck
40[regelnummer]
Haer deugt verdient aen 't Poolsche Rijck.Ga naar voetnoot40
O Koningin, ontfang den kus
Van hem, die Tarter, Turck en RusGa naar voetnoot42
Door wetten toomt, en drijft te rugge,
Langs velt, door stroom, en over brugge;
45[regelnummer]
Bezoedelt van hun eigen bloet,
Waer syn geverfde sabel woet;Ga naar voetnoot46
Waer hy vertrappelt met sijn paerden
En hoeven, helmen, velt-standaerden
En vaendelen; en streckt een wijckGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Voor 't aengestormde Kristenrijck.Ga naar voetnoot50
Dat tuyge u Osman die het sagGa naar voetnoot51
Van 's torens toptrans, op dien dagGa naar voetnoot52
| |
[pagina 146]
| |
Toen ons Karakas quam bestryen,
Die op den gront van Walachyen
55[regelnummer]
Den witten Adelaer soo fier
Zag sweven in ons rijcx-banier,Ga naar voetnoot56
Noch hooger dan syn halve manen;
Waer mee zich Machometh wou banenGa naar voetnoot58
Door 't edel bloet van 't Kristensch heir
60[regelnummer]
Een heirbaen, tot aen 't Baltisch meir.
Dat tuyg de nazaet Amurath,Ga naar voetnoot61
Die Polen op de hielen zat,
Door sijn geharrenaste Bassen;Ga naar voetnoot63
Terwijl de Poolsche benden passenGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Smolensko van beleg t'ontslaen;Ga naar voetnoot65
Daer Fedrowicx moet schaem-root staen,Ga naar voetnoot66
En syn beleggers siet belegen,Ga naar voetnoot67
Soo vast, dat self Sehin den degenGa naar voetnoot68
Uit dwang voor 's Konings voeten leyt,
70[regelnummer]
't Welck Moskou sulck een brant voorseyt.Ga naar voetnoot70
Zoo dra Smolensko adem schept,
Het heir sich na Ruslemburg rept;Ga naar voetnoot72
Daer hem de Tracische GesantenGa naar voetnoot73
Bevredigen, van alle kanten,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Uit schrick voor's Helts zeeghaftigheit.Ga naar voetnoot75
Podolie, zoo heesch geschreit,Ga naar voetnoot76
Verrijst met ingetrede necken,Ga naar voetnoot77
En ziet Murthazi angstig treckenGa naar voetnoot78
Den Nester over, ruim soo rasGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Sijn wraeckzucht aengetrocken was.Ga naar voetnoot80
Dees Mars versmaet nu sijn helmet,Ga naar voetnoot81
En wacht de Schoonste in 't sachte bedt,
| |
[pagina 147]
| |
Dat pas dien zegen kan verswelgen,Ga naar voetnoot83
En bloeyen sal van Roomsche telgen,
85[regelnummer]
Niet ongelijck dien grijsen stam,Ga naar voetnoot85
Waer onder 't Rijck tot ruste quam,
En alle starren ons beloofdenGa naar voetnoot87
Een zegen van bekranste Hoofden,Ga naar voetnoot88
Zoo groen als Caesars lauwerier,
90[regelnummer]
Ten trots van al dat oorlogs vyer.
Uw Bloem in onse Koren-schoofGa naar voetnoot91
Verçiert het Katholijck Geloof,
Verbint Françoisen en Sarmaten;Ga naar voetnoot93
De zuilen van de Kriste Staten.
95[regelnummer]
O glori van Gonzagaes huis!
Wy ridders, trouw aen God en 't Kruis,
Beloven u, tot 's adems ende,Ga naar voetnoot97
Getrouwigheit, soo lang dees bende
De wapens voer, tot heil en eer
100[regelnummer]
Van uwen noit verwonnen Heer.
Zoo groet haer, op den hoogsten trap,
De bloem der oude Ridderschap;
Terwijl de Wijssel, rijck van granen,
Voortaen den Aemstel voller kaenenGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
Belooft en toegiet, op dees trouw;Ga naar voetnoot105
Waer d'ackerlieden in den bouw,
De Lelien in 't koren pluicken;Ga naar voetnoot107
De Lelien, die geurig ruicken
Door hagel, winter-sneeuw en ys,
110[regelnummer]
Nu Dantzigk feest houdt met Parijs.
I.v.V.
|
|