De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendOp Schilderkunst, Tekeningen, en Marmerbeelden, ten huize van Sandrart.aant.aant.Ga naar voetnoot*De brant van Troje, door Raphaël Vrbijn.Hier steeckt niet Sinons schelmsche hant,Ga naar voetnootvs. 1
Maar Raphels Engelsche penseelGa naar voetnoot2
De koningklijcke stadt in brant,
En jaaght ons schrick aan, op 't panneel,
5[regelnummer]
Met verf, die roock en smoock gelijckt.
En schaduwen, en vier, en licht;
| |
[pagina 595]
| |
Terwijl men vast den gloet ontwijckt,Ga naar voetnoot7
En 't bloedigh zwaart, dat nergens zwicht.
Die vlught by nacht valt naar, en zuur.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Een ieder redt zich, zoo hy kan.
De moeder, van den groenen muur,
Reickt haren afgesprongen man
Met angst het lieve kleentje toe.
Een ander geeft zich naar beneên,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
En drijvende op zijn handen, moêGa naar voetnoot15
Van vatten, vreest de borst aan steen
Te schuren, en vermijt de vest,Ga naar voetnoot17
En harde moppen. By de poortGa naar voetnoot11-18Ga naar voetnoot18
Ontsluipt Aeneas, al zijn best,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die met zijn schoudren onderschoort
Anchises, kranck, en levens zat,Ga naar voetnoot21
En dootsch, en deluw, naeu geredtGa naar voetnoot22
Met moeite, uit d'ondergaande stadt,
En 't muffe en klamme en quijnend bedt.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Dat Venus haren Zoon bescherm.Ga naar voetnoot25
Godtvruchte Zoon, ghy treckt te stijf.Ga naar voetnoot26
Treck zachter. och! ghy treckt den arm
Dien zwacken Vader uit het lijf.
Ghy doet den lammen grijzaart wee.
30[regelnummer]
Askaan, aan 's Vaders slincke zy,Ga naar voetnoot30
Torst heilighdom, en spoet zich me.Ga naar voetnoot31
Krëuze staat haar ega by,
En krimpt van achter, heel verbaastGa naar voetnoot33
Van opzicht, om gevaar te vliên.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Al wat zich rept heeft schrick, en haast.
Zoo laat de kunst u Troje zien.
Wat vlam oit Phoenix 't leven nam;
Hier leeft de Phoenix in zijn vlam.Ga naar voetnoot37-38
|
|