De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 596]
| |
Op den Val der Reuzen, door Iulius Romain getekent.aant.Ga naar voetnoot*Verbolgen Dondergodt, hoe schent
Ghy, van om hoogh, elck element,
De lucht, het water, aarde, en vuur,
Den Reus op 't lijf, en steurt Natuur,Ga naar voetnootvs. 1-4
5[regelnummer]
Die in den eersten mengelklompGa naar voetnoot5
Verandert. Zie, dit trots, dit lomp,
Dit langgebeende en wreet geslacht,Ga naar voetnoot7
Bykans ten einde zijner kracht,
Noch worstelen, en wederstaan,
10[regelnummer]
Te spade, om zijn bederf t'ontgaan,Ga naar voetnoot10
Alreede in 's hemels raat gestemt.Ga naar voetnoot11
Gewight van aarde en pyler klemt
En kneust en plet dat grof gebeent.
D'een brult van spijt. een ander steentGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Van last. de derde schiet een schicht,Ga naar voetnoot15
Met zijn afgrijsselijck gezichtGa naar voetnoot16
Den hemel toe. Het water roockt,
En ziedt. De brandende Aethna koockt
En smelt de steenrots. Al de lucht,
20[regelnummer]
Vol storremwinden, huilt, en zucht.
Vermetele aart, nu ga, en terghGa naar voetnoot21
De starren. Stapel bergh op bergh
Op een, en bouw uw stormgevaart,Ga naar voetnoot23
Ten trots der Goden, hemelwaart.
25[regelnummer]
Al valt uw kracht te kranck, te klein;Ga naar voetnoot25
Ten minste zal een braaf Romain,Ga naar voetnoot26
Gestelt in 't Schilders puickgetal,Ga naar voetnoot27
Zijn naam verheffen door uw val.Ga naar voetnoot28
|
|