De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 571]
| |
Klaghte over de weerspannelingen in Groot Britanje.
| |
[pagina 572]
| |
Uw Herder weit geen lammers,
Maer 't wolvenest, het broeinest van veel jammers.Ga naar voetnoot22
Uw zeestrant, wit van krijt,
Wort root van moort en burgerstrijt op strijt.
25[regelnummer]
Was 't niet genoegh, dat KAREL
Aen zijne kroon most missen zulck een parel
Als Straffort, Yrlants stijl,Ga naar voetnoot27
Om veer gehackt met uw verwoede bijl?
De bijl, zijn deughts belooning,
30[regelnummer]
Die Londen dreef in 't hart van zijnen Koning,Ga naar voetnoot30
Door Wentworts trouwen neck.
Noch zee noch Teems kan zuivren zulck een vleck.
Vertrapt ghy 'shemels zegen?
En mickt met bus en spiets en dolck en degenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Na uwe vaders borst?
Naer 't oprecht hart van uw gekroonden Vorst?Ga naar voetnoot36
En wroet ghy met uw handen
In 's Konings ziel, en heilighste ingewanden?
Vervolght nu Esaus haet
40[regelnummer]
Het doode lijck van IAKOB, in zijn zaet?Ga naar voetnoot39-40
Die, als een vreedzaem vader,
Twee Rijcken bont met eenen naem te gader:Ga naar voetnoot42
Die 's moeders ongelijckGa naar voetnoot43
Vergeten kon, in 't moederslaghtigh Rijck:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En, als een oorlooghstemmer,Ga naar voetnoot45
Noit slaghzwaert trock, noch bloet zagh aen zijn lemmer,
Der nageburen vrient:
Heeft zulck een Helt dien vloeck aen u verdient?
Zoo rieckt geen geur van Roozen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
In 't Engelsch Rijck. Bezete zinneloozen,Ga naar voetnoot50
Wat 's d'oirzaeck van dit quaet?
Of spruit uw roede uit een verborgen zaet?Ga naar voetnoot52
Uit bloet, dat lang most rotten,Ga naar voetnoot53
En droop van 't hooft, gewijt by Vranck, en Schotten?Ga naar voetnoot54
| |
[pagina 573]
| |
55[regelnummer]
'T godtvruchtigh hooft van haer,
Die 't aertsche Rijck versmade om 't Kristaltaer?Ga naar voetnoot56
Vergeefs wilt ghy verdelgen
Het bloeiend puick der zegenrijckste telgen,
Gesproten uit haer' stam,
60[regelnummer]
Die afgeknot tot zulck een' wasdom quam,
En spande twee paer kroonen:Ga naar voetnoot61
Zoo hanthaeft Godt den staf van STUARTS zonen,
Den haet en nijt ten trots.
Ghy breeckt vergeefs uw buldren op een rots.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
De hemelsche Behoeder
[Die IAKOB vrijde, in 't lichaem zijner moeder,Ga naar voetnoot66
Voor 't goddeloos gewelt,
En 't zinckroer, op haer zwangre borst gestelt]Ga naar voetnoot68
Belacht de dreigementenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Van 't slim gedroght der vinnige serpenten,Ga naar voetnoot70
Dat met zijn' bitsen tantGa naar voetnoot71
Om aemtoght bijt door 's moeders ingewant.Ga naar voetnoot72
Dit Huis zal u verduren,Ga naar voetnoot73
En Londen eer zien treuren, zonder muren,
75[regelnummer]
Den stroom met puin gevult,
Dan ghy 't gezagh van KAREL kneuzen zult.
|
|