De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 554]
| |
[Byschriften op de twalef maenden]aant.
Vondels bijschriften bij Sandrart's maanden
Verkleining van de oorspronkelike druk, in het bezit van 't Prentenkabinet | |
[pagina 555]
| |
LOUMAENT
Prent van Jer. Falck naar de schilderij van J. Sandrart | |
[pagina 556]
| |
Byschriften op de twalef maenden,
| |
[pagina 557]
| |
SPROKELMAENT
Prent van Th. Matham naar de schilderij van J. Sandrart | |
[pagina 558]
| |
LENTEMAENT
Prent van Jer. Falck naar de schilderij van J. Sandrart | |
[pagina 559]
| |
GRASMAENT
Prent van Suyderhoeff naar de schilderij van Sandrart | |
[pagina 560]
| |
Lentemaent.
De sture Lentemaent betoomt het vleesch met visschen,Ga naar voetnoot13
En leeft by schelvisch, zalm, en krabbe, en kabbeljaeu,
15[regelnummer]
By zeehaan, oester, schol, en mossel; en word flaeuw.
Nu breng hem wat toeback: hy kan dien roock niet missen.Ga naar voetnoot16
Hy loost, terwijl het stormt op zee, door deze pijp,
Zijn slijm, en waterzucht. vergeef hem dit vergrijp.
Grasmaent.
De blijde Grasmaent voegt een muts met groene pluimen,
20[regelnummer]
Het vrolick grasgroen kleet, de bloemkorf, tulp, en luit.
De huisman jaaght de koe in 't gras, den koestal uit,Ga naar voetnoot21
En melckt en karnt: 't is tijt de stat, om 't velt, te ruimen,Ga naar voetnoot22
Om bloemhof en om bron, om lusthof en prieel.
De Lente noot de jeught: de Winter heeft zijn deel.Ga naar voetnoot24
Bloeimaent.
25[regelnummer]
De jongkvrouw Bloeimaent schijnt het hart der jeugt te blaken,
Doch niet door blaauw gewaat, of bloemen, schoon van glans,
En tulpen, die zy hecht aan haren rijcken krans;
Maar door de bloem, waer me zy verft haar mont, en kaken.
Ick zie aspergh, en roos: 'k hoor gondelzangk, en snaar.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
De Tweling kust sijn broêr; de jeugt de bloem van 't jaar.Ga naar voetnoot30
Zomermaent.
Bedaaghde Zomermaent, men laat geen schaap verlegen;Ga naar voetnoot31
Indien het gaat vermast, zoo neem het op uw schoot:Ga naar voetnoot32
Maar scheert ghy 't om de wol, zoo scheer het niet te bloot,
En wasch het wit, als sneeuw, dat u de hemel zegen.
35[regelnummer]
Drijf, vroeg en spa, de kudde in 't velt, en naar het hock:
Zy loont u met haar melck, en spier, en ruige lock.Ga naar voetnoot36
| |
[pagina 561]
| |
BLOEIMAENT
Prent van Suyderhoeff naar de schilderij van Sandrart | |
[pagina 562]
| |
ZOMERMAENT
Prent van Suyderhoeff naar de schilderij van Sandrart | |
[pagina 563]
| |
HOIMAENT
Prent van R.A. Persyn naar de schilderij van J. Sandrart | |
[pagina 564]
| |
Hoimaent.
De Hoimaent voegt het geel en goutgeel, licht van ploien,
Haar hant de hark, waar me zy 't hoy vast ommewerpt,Ga naar voetnoot38
't Welk droogt, terwijl de Zon haar stralen wet en scherpt.
40[regelnummer]
De zeissen girst door 't gras: de huismans naarstigh hoien,Ga naar voetnoot40
En 's weimans valk, om hoogh, den reiger grijpt, en bijt.Ga naar voetnoot41
Een ieder vlamt op winst: om winst is al de strijt.
Oegstmaent.
O Oegstmaent, 't ga u wel, daar, met gestroopten armen,
En naakt in 't hemt, ghy 't mes gaat drijven in den oegst.
45[regelnummer]
Zoo wort de zeissen niet gegeten van den roest.Ga naar voetnoot45
Maar om uw' ouderdom moet zich mijn hart erbarmen.
Nu bint de schoof, la op, en voer haar naar de schuur.
Hoe zweet ghy om den kost! het zalig broot valt zuur.Ga naar voetnoot48
Herfstmaent.
De Herfstmaent gaat te merckt, op dat de huik haar passe,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Daar deze tafel draaght de bloemkool, en meloen,
En druif, en abrikoos, en appel, en pompoen.
Zy pickt vast vijgen uyt, en leitze in haar kabasse.Ga naar voetnoot52
De Hartogh jaaght en schiet de harten, in 't verschiet.Ga naar voetnoot53
Onnozel hart, zie toe: ghy loopt in uw verdriet.
Wijnmaent.
55[regelnummer]
De wijngaart krult om 't hooft van Wijnmaent, schier verdronken.Ga naar voetnoot55
Hy puiloogt vast op 't vat, waar by zijn blijschap zwoer.Ga naar voetnoot56
Hoe zwilt zijn druif! wie perst de druif in parlemoer?Ga naar voetnoot57
Hem past dat panters vel en 't root. Wien hoor ick ronken?Ga naar voetnoot58
De Farheer, in 't verschiet, danst voor de Duitsche bruit.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Zijn gulle geest houdt maat op zackpijp, en op fluit.Ga naar voetnoot60
| |
[pagina 565]
| |
OEGSTMAENT
Prent van Suyderhoeff naar de schilderij van Sandrart | |
[pagina 566]
| |
HERFSTMAENT
Prent van C. van Dalen naar de schilderij van J. Sandrart | |
[pagina 567]
| |
WIJNMAENT
Prent van R.A. Persyn naar de schilderij van J. Sandrart | |
[pagina 568]
| |
Slaghtmaent.
De moede jager keert: hy heeft den haas gevangen,
En draaght hem op den rugh, op zy het teêr gebeent
Van mees en vink, en voort wat Slaghtmaent hem verleent.
Noch snoft zijn hazewint eens om, met groot verlangen.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Stockou ziet, in 't verschiet, de wilde zwijnejaght.Ga naar voetnoot65
Al wat men jaaght in 't wilt, dat wort te Hoof geacht.Ga naar voetnoot66
Wintermaent.
Hoe treurt de Wintermaent, gelijck een weeuw, in rouwe
Gedompelt over 't hooft. haar kaars en glas gaan uit.Ga naar voetnoot68
Het doots-hooft spelt de doot, die 's levens draeiboom sluit.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
d'Onvruchtbre winter slacht een dootsche weduwvrouwe,Ga naar voetnoot70
Die noch kastanjen braat: haar almanack rolt af.Ga naar voetnoot71
Wat is een weeuw? een schim; met eenen voet in 't graf.
| |
Hecht aen deze Maenden den Dagh en Nacht, voor den zelven Heere geschildert.aant.
De Dagh.
O Schoonste jongelingk, uw blonde locken zwaien
Om 't hooft, en in den hals, en geven eenen glans.
75[regelnummer]
U voeght het sneeuwit kleet, uw hooft die blijde krans;
Uw eene hant de torts. de zonnebloemen draeien
In d'andre hant zich om, en volgen 't lieve licht.
Ghy zijt de Dagh, of voert den Dagh in uw gezicht.
De Nacht.
Bruinette, ick zal my aan uw schoonheit niet vergapen.Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Uw krans van mankop sluit om 't suizebollend hooft.Ga naar voetnoot80
De zwartheit van uw kleet geen licht van starren dooft,
De kloot uw elboogh stut. uw oogen moeten slapen.Ga naar voetnoot82
Twee kinders, van den slaap verwonnen, en verkracht,Ga naar voetnoot83
De nachtuil en de muis verbeelden my den Nacht.Ga naar voetnoot84
| |
[pagina 569]
| |
SLAGHTMAENT
Prent van R.A. Persyn naar de schilderij van J. Sandrart | |
[pagina 570]
| |
WINTERMAENT
Prent van A. Haelwech naar de schilderij van J. Sandrart |
|