De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 708]
| |
[pagina 709]
| |
VAN 1639. AFGEDRUKT NAAR DE TEKST VAN DE eerste uitgave (t' Amsterdam, Voor Abraham de Wees, Boeckverkooper op den Vygen-Dam, in 't Nieuwe Testament. In den Jaere 1639), waarvan de titel hiernaast typografies is nagevolgd. Unger: Bibliographie, nr. 311. In het Griekse motto van de oude uitgave hebben we ὀνήζω verbeterd in ὀνήσω; het betekent: ‘Door mijn sterven zal ik u voordeel aanbrengen, hun schade doen’ (Euripides' Heraclides 1044). Het Latijnse motto betekent: ‘Zij schittert uit in 't midden der duizenden’ en is ontleend aan Vergilius' Aeneïs I 491. | |
[pagina 710]
| |
Opdraght aen Agrippine.O AGRIPPIN, gemytert met Drie Kroonen,Ga naar voetnootvs. 1
Die zittende als op eenen regenboogh,Ga naar voetnoot2
Kunt teeckenen van Roomsche aeloudheid toonen,Ga naar voetnoot3
En rekenen uw herkomst van zoo hoogh;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ghy roem des Rijns, vergeef ons datwe naderen
Vw Bisschops stoel en Raedhuis, groot van faem,
En wyden u ons Maeghdelijcke bladeren,Ga naar voetnoot7
Beslagen met Sinte Ursuls gouden naem;Ga naar voetnoot8
Beschreven met den Koningklijcken bloedeGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Van haer, en van haer Ellefduizental,
Gemartelt, en geslagen met Gods Roede,Ga naar voetnoot11
In 't aengezicht van uwen ouden wal.
D'inboorling is in zijne wiegh gehouden,Ga naar voetnoot13
En bakermat. hoe kan ick die voorby?Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Al word de melck der Moeder niet vergoudenGa naar voetnoot15
Van 't kind; dit streck ten allerminste dy
Een klein bewijs van mijn genegentheden,
En groote zucht tot mijn geboorteplaets;Ga naar voetnoot18
Daer ick, nu stijf een halleve eeuw geleden,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Eerst ryzen zagh den glans des dageraeds.
Wy volgen dus de leidstar der aelouden,
Wy volgen in hun schaduw, slechs van veer,
De Griecken, die hun boortesteden boudenGa naar voetnoot23
| |
[pagina 711]
| |
Zoo lang voor ons met onnavolghbaere eer.
25[regelnummer]
Euripides, die wyze, 't wyze Athenen
Deed schreien, om het moederlijck geschrey
Der Biddenden, die om haer zoonen steenen,Ga naar voetnoot27
Op dat men hen een uitvaert toeberey.
't Hooghdraevend dicht van Sophokles geleideGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Het levend lijck van Oedipus naer 't graf,Ga naar voetnoot30
Te Kolon, daer die blinde balling scheide
Van Antigoon, heur vaders oogh, en staf.
Wy zingen hier van Sphinxen, noch Oedippen,Ga naar voetnoot33
Noch heimlijck graf, waer van Koloner yst;Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Maer tuigen klaer, met stomme Maeghdelippen,Ga naar voetnoot35
Van Vrsuls asch, daer Kolens roem uit rijst.
Dees stof kan ruim 't gebreck van geest vergoeden.Ga naar voetnoot37
Hier stort niet een Makaria ter neêr,Ga naar voetnoot38
Maer Duizenden, al zalige gemoeden,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
De dood getroost, alleen tot Christus eer.
Hier tarten geen gewapende ScythinnenGa naar voetnoot41
Achilles, daer Penthesilea streeft;Ga naar voetnoot42
Maer wapenlooze en strijdende Heldinnen
Dien wreeden Hun, voor wien al 't aerdrijck beeft.
45[regelnummer]
Geen Amazoon is met die hoop gebleven,Ga naar voetnoot45
Voor Trojes vest, als mijne Koningin;Ga naar voetnoot46
Die, na heur dood, gekroont in 't eeuwigh leven,
Nu heerscht met God, alle eeuwen uit en in.
Geen Hengstebron magh haelen by de beeckenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Van 't eedle bloed der Ioffren hier gevelt,
| |
[pagina 712]
| |
Dit bloed, waer mee ghy hebt uw' Schild bestreecken,Ga naar voetnoot51
Vw Schild, die noch van 't Elleftal vermelt.
Driekoningsstad, ontfang mijn Maeghdenoffer,Ga naar voetnoot53
Al breng ick dien in geen Driekonings koffer.Ga naar voetnoot54
J.V. Vondel.
| |
[pagina 713]
| |
Inhoud.1De Koning van Britanje, nu Engeland, verzocht ernstigh door Gezanten,Ga naar voetnootr. 1 2 voor zynen eenigen Zoon Konaen, na den doop AEthereus genaemt, ten 3 huwelijck Ursul, eenige Dochter van Maurus, of Deonot, Koning van 4 Kalidonien, nu Schotland: maer het verzoeck werd t'elckens beleefdelijck 5 afgeslagen; eensdeels, om d'ongelijckheid van den Godsdienst; d'een 6 Christensch, en d'ander noch Heidensch zijnde; anderdeels, om dat deGa naar voetnoot6 7 Kalidoonsche Princes voorgenomen hadde alleen haeren hemelschen en 8 geenen aerdschen Bruidegom, te behagen. D'aenzoeckers van 't huwelijck 9 zich het afslaen belgende, en voor onverdraegelijcken hoon inkroppende,Ga naar voetnoot9 10 dreighden endelijck Deonot, met alle maght gewapent, op te komen, enGa naar voetnoot10 11 de geweigerde Maeghd met den zwaerde te haelen: waerom de VaderGa naar voetnoot11 12 der Princesse verlegen, te raede ging met zyne Dochter, die van bovenGa naar voetnoot12 13 verlicht, door zonderlinge openbaeringen, hem ried het huwelijck teGa naar voetnoot13 14 sluiten, op voorwaerde, dat de Vorst van Britanje de bruiloft drie jaeren 15 lang zoude uitstellen, om zich middelertijd tot het Christen geloof te 16 bekeeren, en de Bruid met eenen stoet van tien, en haer zelve, en elck 17 van de tien met noch duisend, maeckende te zaemen het getal van ellef 18 duizend Maeghden of Staetjofferen te verzien, om met dat gezelschap 19 Rome te bezoecken; op hope dat middelerwijl de liefde des vryers zoude 20 verkoelen, of God door andere middelen zijn voornemen met haer uit- 21 voeren. Met dit beding werd het huwelijck, en zedert de bevaert of reis, 22 den Rijnstroom op, aengegaen. Na dat mevrouw Ursul te Rome alles,Ga naar voetnoot22 23 niet zonder merckelijcke vruchten, verricht hadde, keerdeze weder, ver-Ga naar voetnoot23 24 gezelschapt met Paus Cyriacus, die, niet zonder openbaeringe, zijn amptGa naar voetnoot24 25 verliet, en met meer andere geestelijcke en wereldlijcke personagien; 26 ontmoetende op den wegh den Bruidegom AEthereus, met haere moeder, 27 en zijn jongste zuster; alle mede van het toekomende lot bewust, en een- 28 draghtigh, gelijck alle anderen, gezint met de Koningklijcke Maeghd naer 29 de martelkroon te staen en te streven. Met dit opzet dreef men den Rijn afin 30 der Hunnen laege, haer van den tyran Attila (toen Agrippine hard belegertGa naar voetnoot30 31 hebbende) geleit, door 't ophitsen, en de waerschuwingen der Heidensche 32 Burgemeesteren, en Oversten, Juliaens bloedvrienden, te Rome; op Ursul,Ga naar voetnoot32 | |
[pagina 714]
| |
33 en haer gezelschap niet weinigh verbittert. D'aertsbisschop Aquilin, en 34 Burgemeesters van Keulen, tyding van Koningin Ursuls gevangenis kry-Ga naar voetnoot34 35 gende, lieten in Stad niet na, met gebeden, raedslaegen, en alle mogelijckeGa naar voetnoot35 36 middelen, der Maeghden behoudenis te behartigen. Zoo dra Attila deGa naar voetnoot36 37 Koningin in 't legerzagh, werd hy, door haere schoonheid en bevallickheid,Ga naar voetnoot37 38 van raezende minne ontsteecken, en arbeide door zynen Aerts OffervinderGa naar voetnoot38 39 en Legerwichelaer Beremond, om haer van Christus af te trecken, en door 't 40 aenbieden van zijn Kroon en huwelijck te bekooren, doch al vergeefs.Ga naar voetnoot40 41 Juliaen, zijn Maerschalck, en Beremond, hem voorstellende, wat gevaerGa naar voetnoot41 42 het leger liep, met alle deze bekoorlijcke Joffrouwen, konden den Veldheer 43 zwaerlijck brengen tot het bewilligen van't ombrengen der Maeghden, enGa naar voetnoot43 44 allerzwaerlijckst om de Kalidoonsche Vorstin, op wie hy verslingert was,Ga naar voetnoot44 45 van kant te helpen: maer ten leste van hun aengeprickelt, en den hoogenGa naar voetnoot45 46 nood gedreven, leide hy, al schoorvoetende, de koningklijcke Maeghd 47 op eenen heuvel, van Oversten en Kornellen omringt, van waer UrsulGa naar voetnoot47 48 alle haere Maeghden, en Kruisgenooten, in regementen gedeelt, als inGa naar voetnoot48 49 slaghorden staen, en van het gewapende krijgsvolck omcingelt zagh. Na 50 datze den Tyran eenigen van d'uitsteeckenste personagien, dicht voorGa naar voetnoot50 51 haer gebroght, hadde getoont, en kundigh gemaeckt, onweldighde hyGa naar voetnoot51 52 haer de Kruisbanier, en trapteze met voeten: de Koningin hem hierom 53 bestraffende, en zijn moordadigheid verwytende, werd met eenen schichtGa naar voetnoot53 54 doorsteecken, Het voet en paerdevolck ziende den Veldheer den blooten 55 degen zwaeien, het welck de moordleus, en 't gezette teecken was, vielGa naar voetnoot55 56 onder deze weerlooze schaepen, als wilde woeste dieren, en holp haer 57 jammerlijck om 't leven. Des avonds, na den moord, werden de vesten, 58 nu vol schrick door dit gezicht, d'elfste mael, van 't gansche leger t'effens,Ga naar voetnoot58 59 aen alle kanten, zoo vreesselijck bestormt, en besprongen, dat de Stad 60 in gevaer stond van overweldight te worden, ten waere de Geesten der 61 Martelaeren en Martelaeressen verschynende, de vyanden gestuit, ten deel 62 in 'tleger gejaeght, en ten deel op de vlught geholpen hadden. De KeulscheGa naar voetnoot62 63 Ridderschap daer op uitvallende, en bespiedende, hoe reuckeloos SinteGa naar voetnoot63 64 Ursuls lijck bewaert werd en het krijghsvolck vast verliep, overviel hetGa naar voetnoot64 65 overschot der versmoorde, verdroncke, en slaeperige Katten in 't leger,Ga naar voetnoot65 66 en voerde de doode geluckighlijck in Stad; daer d'Aertsbisschop, en | |
[pagina 715]
| |
67 Burgermeesters het lichaem der Heilige Martelaeresse, openbaerlijck ten 68 toon zetten, voor de gansche gemeente, die bykans moedeloos en afgemat, 69 door een algemeen gebed des Aertsbisschops, troost en ontzet verzocht 70 van boven, van waer daetelijck de Geest der zalige Maeghd, omringt van 71 al haer gezelschap, met eenen hemelschen glans verscheen, en bekent 72 maeckte, hoe de Hunnen van haer en haer gezelschap, eerst op de vesten 73 gekeert, ten deel aen 't verloopen gebroght, en daer na in 't leger verbaestGa naar voetnoot73 74 gemaeckt zijnde, voort opgebroken waren: met eenen voorzeggende denGa naar voetnoot74 75 dood des Tyrans, en tot welck een grootheid, geluck, en glori de Stad 76 Agrippine, door allerhande rampen, namaels zoude steigeren: waer opGa naar voetnoot76 77 d'Aertsbisschop God den Verlosser danckte, en, by wijze van voorspel- 78 linge, Sinte Ursuls lijck heerlijck ten grave geleide, en alle behoorlijckeGa naar voetnoot78 79 eere en diensten toewijde.
80Het treurspel begint met den dagh, en endight in den avond. HetGa naar voetnoot80 81 tooneel is t'Agrippine. De Rey bestaet uit Agrippiners. | |
Personagien.Aquilin, Aertsbisschop van Keulen. Burgemeesters. Bode. Attila, Koning der Hunnen. Juliaen, Veldmaerschalck. Ursul, Koningin van Britanje. Rey van Agrippiners. Beremond, Aertsoffervinder, en Legerwichelaer. Sinte Ursuls Geest. Sint AEthereus Geest. |
|