Het Y en d'Aemstel voên de hooftstadt van Europe,
5[regelnummer]
Wat watren worden niet beschaduwt van haar zeilen?
Op welcke marckten gaat zy niet haar waren veilen?
De welvaart stut haar Staat, zoo lang d'aanzienlijckheit
|
-
voetnoot*
- Van 1631. Afgedrukt volgens Vondels Verscheide Gedichten 1644, blz. 127.
-
voetnootvs. 1-2
-
voên: voeden haar welvaart, door schepen aan te voeren; Gekroont tot Keizerin: door de keizerskroon boven het Amsterdamse wapen, door Maximiliaan verleend. In plaats van deze regels staat in Poesy 1647 II, 2de druk:
Aen d'Aemstel en aan 't Y, daer doet sich heerlijck open
Sy die, als Keyserin, de kroon draeght van Europe
-
voetnoot4
-
op Plutoos borst: diep in de aarde (Pluto: de god van de onderwereld).
-
voetnoot7
-
beschijnen van de maan: onder Mahomedaans gezag: men denke aan de handel op de kusten van de Middellandse zee.
-
voetnoot8
-
den ganschen Oceaan: door de macht in Oost- en West-Indië.
-
voetnoot9
-
Zy breit haar vleugels uit: door uitbouw van de stad, wegens aanwas van bevolking.
-
voetnoot10
-
sleept de weerelt in: voert met haar schepen produkten aan uit de gehele wereld (in: binnen); vgl. Bruiloft van J. de Witt, vs. 87: ‘rijck geladen schepen, die 's weerelds gouden oeghst in Hollands boesem slepen’.
-
voetnoot11-12
-
d'aanzienlijckheit des Raats: het gezag van haar vroedschap de verderfelike gewetensdwang weet te weren. De laatste regels zijn in de 2e druk van 1647 aldus gewijzigd:
Welvaren blijft haar erf, soo lang de Priesterschap
Den Raed niet overheert, en blindhockt met de kap.
Daarin is erf: erfdeel, blijvend bezit; blindhocken (eigenlik gezegd van de valk, die getemd wordt door opsluiting in een donker hok) is hier gebruikt voor het temmen met de huif (kap): vgl. Ned. Wdb. II, 2862.
Deze laatste regels slaan waarschijnlik op een besluit van de Vroedschap van 5 September 1631. Gedeputeerden van de synode van Noord- en Zuid-Holland hadden aan de Staten van Holland een verzoek gericht om de plakkaten tegen de Remonstranten uit te voeren. Amsterdam besloot nu, dat de plakkaten niet uitgevoerd zouden worden, hoe ook de beslissing van de Staten mocht uitvallen, omdat de ervaring geleerd had, dat hierdoor steeds de rust in de stad verstoord was (vgl. Wagenaar: Amsterdams Geschiedenissen I, 524).
|