De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 352]
| |
P.S.
| |
[pagina 353]
| |
Doen erfde ick Amsterdam de gunst des hooghghemelden.Ga naar voetnoot16
Mijn' trouheyd is den vorst gebleecken menighwerf:
't Sy dat hy vry was, of in vangenis most treuren:
Weshalven, dat het streck tot 's Bruggelings bederf,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
My word bevolen 't hoofd te water uyt te beuren.
De koning kroont mijn' pruyck, met heyligh diamant,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot21
En spreeckt: 'K maeck v voogdes, te water en te land.Ga naar voetnoot22
Geschreven en wtgegeven geduurende het Burgemeesterschap van
Vertaelt door I.V.V.
t'Amsterdam, gedruckt by Willem Blaeu. CIƆ IƆCXXXI. |
|