De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 346]
| |
Decretvm Horribile.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 347]
| |
Quacksalvers venten dit vergift noch, voor driakel.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Dees kinderduyvel was, een' eeu lang, 's volcks Orakel.
'k Getroostme licht, soo mans noch derwaert bevaerd gaen:Ga naar voetnoot21
Maer datm 'er vrouwen vind, en kan ick niet verstaen;
Voornaemelijck die, met een hartelijck genoegen,Ga naar voetnoot23
Geswangert, onder 't hart, oyt siel en leven droegen:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
En levend tuygen, met hoe hartelijck een' suchtGa naar voetnoot25
Het moederlijck gemoed omhelst sijn' lieve vrucht.
Hier wt heeft Salomon het vonnis vlack gestreecken.Ga naar voetnoot27
En noch kon hongers nood dat staelen hartslot breecken.Ga naar voetnoot28
De buyck en luystert na geen kinderlijck gekarm.
30[regelnummer]
De honger holt en raest, en vult den blinden darm.Ga naar voetnoot30
Men noem dan dit een' moord van ongesonde sinnen.Ga naar voetnoot31
En schoon een' moeder staeckt haer' suygeling te minnen;Ga naar voetnoot32
Des Scheppers liefde, die 't onschuldich schepsel kust,
En koestert en omarmt, word nimmermeer geblust.
35[regelnummer]
Dat staet, gelijck een' rots, die stormen kan verduuren.
Dit slot beschermt 't Geloof, met diamante muuren.Ga naar voetnoot36
Hier ziddert niemand, voor de blixems van Kalvijn,
Die, door het misbruyck, krachteloos geworden sijn:
Waerom hy mutserds dient te prachen van den Goden:Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Op dat in eere blijf de klapmuts der Synoden.Ga naar voetnoot40
Want Loevesteyn, dat slacht de Rotterdamsche kerck,Ga naar voetnoot41
Die ledigh loopt van self. het volck en maeckt geen werckGa naar voetnoot42
Van dees' verdoemelijcke moordpredestinaci:
Al sit sy opgepronckt, met Trentens doelestaci:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Al word de bybel hierom, op een nieu, vertaelt:Ga naar voetnoot45
Elck walleght van dien draf. die wijn is lang verschaelt.
Hy smaeckt op niemands tong, die lecker is op 't proeven:Ga naar voetnoot47
| |
[pagina 348]
| |
En dient slechs om het krancke kraembed te bedroeven;
Als 't afgepijnde breyn sich ernstigh innebeeld:
50[regelnummer]
Wat baetme, dat ick heb een' tweelingvrucht geteelt?Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot50
En datse beyde reyn, door 't doopsel, sijn gewassen,
In Christus dierbaer bloed, die kostelijcke plassen?
Men twyffelt, wie van tween, in 't ende, word verdoemt.Ga naar voetnoot53
Men troost ons, met een' leer, die gruwelen verbloemt,
55[regelnummer]
En teeder harssen maeckt, door 't mymeren, verwarder.Ga naar voetnoot55
Ah schaepkens! wie van u sal doolen, sonder harder,
In duystere woestijn, daer kruyd nocht lover wast?Ga naar voetnoot57
Daer 't grimmigh ongediert des diepen afgronds bast,
En huylt, en brult, en loeyt; om, sooghe quaemt te sticken
60[regelnummer]
Aen 't eerste sogh, u voort, als wildbraed, op te slicken?
Wie van u beyden is een snickje van de Hel?Ga naar voetnoot61
Schept God, als Nero, dan in dit moordadigh spelGa naar voetnoot62
Des Helschen schouburghs, vreughd, om sijn' verdoemde slaeven,Ga naar voetnoot63
In 't ingewand van beer en tiger, te begraeven?
65[regelnummer]
Is God een stoockebrand, tot glori van sijn hof?Ga naar voetnoot65
En lust hem Troje weer, in puyn en glimmend stof,Ga naar voetnoot66
Te storten, met haer' pracht van tempels en gewelven:
En soo veel' weeskens, diep in assche, te bedelven?
Is God de Ga naar margenoot† krokodil, die 't versch geboren kind,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Aen d'oevers van den Nijl, voor leckerny verslind?
Daer Moses nauwelicks in 't kistje, word behouwen;
En drijft, door 't moordgeschrey der Isralijtsche vrouwen,
Door lijcken sonder tal. is God een Ga naar margenoot* huychelaer,
Die d'Ooster leydstar vleyt, met kerckelijck gebaer?Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
En verwt het moordtoonneel der Bethlehemsche straeten?Ga naar voetnoot75
En siet de worsteling van vrouwen en soldaeten,
Een deerlijck schouspel, noch met lachende oogen, aen?
En pynight Rachels geest, by duyster, op te staen?Ga naar voetnoot78
Om, van krancksinnigheyd, te spoocken en te rabbelen?Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Het hayr te scheuren, en den boesem op te krabbelen?
| |
[pagina 349]
| |
Is God een Moloch, van barmhartigheyd vervreemt?Ga naar voetnoot81
Die 't offerpopken, in sijn' gloeyende armen, neemt?Ga naar voetnoot82
En laeft het, aen de speen, met oli vier en voncken?
Maer dat's genadelijck een' slaepdranck ingedroncken.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Soo rust het ongewieght: ontslagen van veel schricks.
Ick raeskal. plonderpaep, ga doop mijn lam in Styx,Ga naar voetnoot86
In Kalchas hellevont. het sal Verworpling heeten.Ga naar voetnoot87
De Raseryen staen, met fackelen, als peeten.Ga naar voetnoot88
Soo word het Plutoos kerck geheylight, als een lidt.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Wie rooft mijn arrem schaep? wie braed mijn hart, aen 't spit?Ga naar voetnoot90
Wie droopt mijn vleesch, met bloed? wat baetme 's Heeren suyvel,Ga naar voetnoot91
Indien mijn wichtje word een' spijse van den Duyvel?
Of sal het eeuwigh braen? en is het nimmer gaer?
Of is 't een vledermuys, op 't ongewijd autaer?
95[regelnummer]
Mijn' oogen sijn vol roocks. mijn neus vol swavelreucken.
Is dit een' kraemkoets, of een' Belzebubsche keucken?Ga naar voetnoot96
Wat galgetroosters staen daer, achter de gordijn?Ga naar voetnoot97
Of sijn 't gewetensbeuls? nu ben ick sonder pijn.Ga naar voetnoot98
Hoe dunckt u? is 't geen tijd dat elck die krancke redde?
100[regelnummer]
Op baeckermoeder: drijf die dockters wegh, voor 't bedde,Ga naar voetnoot100
Met bedstock, toffels, of met graeuwen: 't is alleens.Ga naar voetnoot101
't Geloof heeft nimmermeer met wanhoop yet gemeens.
Ghy kindervlegels, is dit suyver reformeeren?
Of waerheyds dorschvloer dicht, met logenkaf, stoffeeren?Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Heeft Nassau, aen dees' leer, geoffert 's lands trofeen?Ga naar voetnoot105
Is dit de sonne, die in modderpoelen scheen?Ga naar voetnoot106
En rust hy saligh, die het hoofd berght in dees' kappen?Ga naar voetnoot107
| |
[pagina 350]
| |
Is dit uw' galghleer, met predestinacitrappen?Ga naar voetnoot108
En word Goulart, die voor 't onmondigh wieghsken pleyt,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Van't Waelenheck geschopt, en 't vrye land ontseyt?Ga naar voetnoot110
Nu sal Trigland den stoel, aen spaenders, stucken kloppen,Ga naar voetnoot111
En, met sijn' spreucken, dees' Godloose breucken stoppen.Ga naar voetnoot112
Hy bulckt: de Poesy die bid den Duyvel aen,Ga naar voetnoot113
Den baerelijcken Droes. de weereld moet vergaen.Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Dat's recht, Trigland, dat's recht. verbrand die boose prye:Ga naar voetnoot115
Se stinckt, tot in den baerd van uw' Theologye:Ga naar voetnoot116
Die 't aenschijn Gods begruystmet soo veel schoorsteenroets;
Het welck de Moor blancket, als oirsprong alles goeds:Ga naar voetnoot117-118
Wan hy geknielt, slechs beeft, voor dreygende Pagoden.Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Hoe noodich waer hem 't licht van Bogermans Synoden,
En 't Euangeliboeck der Genevoische rots;Ga naar voetnoot121
Verheerlijckt, door den strael der klaere kennis Gods?
Wiens glans self Michael ter aerde sloegh, met blindheyd,Ga naar voetnoot123
Door 't vier, dat Guize smolt, tot heyl der bloedgesindheyd.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Mijn' kraemsiel, sijt getroost. ghy hebt op uwe sy'Ga naar voetnoot125
Iehova, die uw saed al meer bemint, als ghy.Ga naar voetnoot126
Hy heeft sijn hartebloed, voor uwe vrucht, vergoten:
En teeckentse in den boeck der saelge bondgenooten,Ga naar voetnoot128
De hemel is haer erf. hy locktse, met sijn' stem.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Hy saemeltse, in den schoot van 't nieu Ierusalem,Ga naar voetnoot130
Veel liefelicker als een' klockhen, met haer' wiecken,
Beschaduwt en beschermt het ongepluymde kiecken.Ga naar voetnoot131-132
De waerheyt is oprecht: sy hoeft geen' plondergrijns.Ga naar voetnoot133
Sy toont u 't Paradijs, en d'eer des Cherubijns:
135[regelnummer]
Dat sijn de sieltjes, daer uw' siel om was verlegen:Ga naar voetnoot135
Die sich, als Duyven, op hun' witte schachtjes, weegen;Ga naar voetnoot136
| |
[pagina 351]
| |
Veel witter als de melck, die wt uw' tepels springkt.
Sy weyen in het goud en hemelschblaeu. hoe blincktGa naar voetnoot138
Hun' kuyf en sachte pruyck, van ingevlochte steenen,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Van d'ongenaeckbre son der eeuwigheyd bescheenen.
Dit hangwieckt, en dat swaeyt den triomfanten palm.Ga naar voetnoot141
Een ander tockt de snaer, en weckt yvoiren galm.Ga naar voetnoot142
Een ander blaest de fluyt. een ander goude nooten
Wt roosebladen leest. een ander onverdrotenGa naar voetnoot143-144
145[regelnummer]
Eet mann'. een ander lept der Englen leckerny.Ga naar voetnoot145
Een ander lacht, om Bezaes kinderkettery.Ga naar voetnoot146
HALELVIA.
|
|