De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 804]
| |
Klinckdicht.aant.aant.Ga naar voetnoot*NOCH leeft, tot Hollands heyl, de vvachter van den tuyn;Ga naar voetnoot1
Gebroken door en door met diepe vvaterplassen;Ga naar voetnoot2
Omheynt met stroomen hier; en daer met broeckmoerassen;
Met golven ginder, die sich vventelen in duyn.
5[regelnummer]
Noch tart u FREDRICX helm, vervvaende koningskruyn!Ga naar voetnoot5
Die op uvv' kroonen noch meer kroonen vvaent te tassen.
Koom aen eer dat hy self uvv' steden koom verrassen,Ga naar voetnoot7
En doe uvv' heerlijckheyd vergaen in roock en puyn.
Ghy dreyght hem, doch vergeefs: ghy dreyght den onvervaerden;
10[regelnummer]
Die voormaels, by de Roer, omcingelt van uvv' paerden,Ga naar voetnoot10
Trots paerd en ruyter velde, en redde sich 'er door.
Sijn lemmers deughd versmaed de sne der Spaensche klingen;Ga naar voetnoot12
Sijn' rusting uvv' pistools. 't Is quaed een' leeu te dvvingen,
Die door 't benautste streeft, en maeckter 't ruymste spoor.
|
|