50[regelnummer]
Syn gunste door geschencken
Oock swicht hy voor geen dreygen.
Vervult met eere d'ongemeete lucht.
60[regelnummer]
Belachelijck haer stompe tanden slyt.
Syn troostleer wischt noch veele traenen af.
De segen Gods bedau syn saligh graf.
|
-
voetnoot*
- Van 1622. Afgedrukt naar de oudste uitgave, op 'n afzonderlik plano vel (Bibliographie van Vondels werken nr. 103).
Desiderius Erasmus de beroemde humanist, is geboren te Rotterdam in 1467, gestorven te Bazel in 1536.
In de tietel: Peter Schryver verlatijnst Petrus Scriverius, is geboren te Haarlem in 1576 en gestorven te Oudewater 1660. Hij is schrijver van vele Latijnse geschiedwerken en gedichten (zie Vondel's gedicht Op de boeten betaelt door den Heer Peter Schryver; van 1625).
-
voetnoot3
- Om te vinden (op te doen) wat naar 't leven gelijkt op de grote Desiderius; dus: naar 't leven gelijkende afbeeldingen van Erasmus (wschl. voor zijn standbeeld, zie blz. 418).
-
voetnoot7
-
d'afdruck: de afbeelding (de geestelike uitbeelding).
-
voetnoot10-vlgg.
- Uit Rome en uit Athene, d.i. van 't erf, uit de schatkamers van de Romeinse en Griekse kunsten en wetenschappen; dreef hij 't barbaarse leger, 'n bende barbaren, de domme ‘geleerden’, die deze schatten mishandelden en misbruikten. Erasmus redde die schatten, zo stelt Vondel 't voor, uit hun handen; want hij heeft ze ons in hun oorspronkelike zuiverheid weer doen kennen, door de geschriften van veel klassieke schrijvers uit te geven. Vondel doelt blijkbaar op Erasmus'geschrift Antibarbarorum liber(= 't Boek van 't tegenbarbaarse, Boek tegen de barbaren), waarin hij de studie van de fraaie (Griekse en Latijnse) letteren verdedigt tegen hun, die de ‘musarum presidia’, de hulp der schone kunsten, versmaden.
-
voetnoot12
- Die de naam van kristen oneer aandeden (Vondel doelt blijkbaar op de tijd van de middeleeuwen, die naar de mening van de humanisten en van Vondel hier, 't Latijn misvormden).
-
voetnoot13
- (Hij verdreef) de tierannie over de ziel, de begerigheid enz. In zijn Laus Stultitiae: Lof der zotheid, geselde hij de verkeerde zeden van de verschillende standen; evenzo in zijn Colloquia (zie blz. 418).
-
voetnoot14
- Met de harpijen (roofvogels) van de begerigheid; Harpyen: roofvogels uit de Grieks-Rom. mythologie, die alles wat ze aanraakten bezoedelden.
-
voetnoot17-vlgg.
- Zijn hand gaf de maat aan voor beide standen, de juiste wijze van handelen, hoe de wereldlike vorsten en de geestelike overheden (bisschoppen en pausen) de wetenschappen moesten beschermen; Aen beyderleyen staete: aan beiderlei, tweeërlei (leidende) stand; aan beide standen (geestelike en wereldlike).
-
voetnoot22
- Dat de herboren Cicero (Erasmus, die even sierlik Latijn schreef als Cicero) aan de Tiberlanden opnieuw hun eigen Latijn leerde, tot roem van Nederland (van de Maas en Rijnlanden). Erasmus heeft veel geschreven over 't zuiver spreken en schrijven van 't Latijn, o.a. over de Ciceroniaanse briefstijl.
-
voetnoot23
-
onversierden: onverzonnen, waarachtige.
-
voetnoot28
- De voortreffelike verklaarder van 't Nieuwe Testament, Erasmus, heeft de oorspronkelike Griekse tekst van 't Nieuwe Testament uitgegeven, met 'n eigen Latijnse vertaling ('n omwerking in klassiek Latijn van de Vulgata) en verklaringen (1523).
-
voetnoot29
- De lang verduisterde waarheid (van 't Evangelie en van de godgeleerdheid) krijgt z'n oude klaarheid terug, door Erasmus' verklaringen. Erasmus bestreed vooral de scholastieke methode, die inderdaad in die tijd tot spitsvondigheden was verlaagd (Vondel doelt hierop, omdat hij meende dat daardoor de waarheid verduisterd en verbasterd werd).
-
voetnoot31
-
Na roestige eeuwen: na verwilderde eeuwen (roestig: vuil, ruw, verwilderd); Erasmus beweerde dat ‘de geest van 't Evangelie in de laatste vier eeuwen in de meesten gestorven was.’
-
voetnoot32
- Erasmus meende dat er te veel als geloofsdogma was vastgesteld, en men meer vrijheid moest laten ook in 't leerstellige; en dat de wijsbegeerte van Aristóteles, die de scholastieken er bij gehaald hadden, alles had verduisterd.
-
voetnoot34
-
kerren: kern: hij wilde niet de ‘dop’ van de spitsvondige schijngeleerdheid, maar de zuivere kern van 't Evangelie.
-
voetnoot35
-
op den vasten grondsteen van de H. Schrift.
-
voetnoot36
-
dier: kostbaar; rood goud: echt goud (zie blz. 336 aant. op vs. 24).
-
voetnoot38
-
Door Godgeleerde zeden: door levensgewoonten en gebruiken die op Gods woord steunen.
-
voetnoot39
-
tempering: matiging, hervorming; de tierannieke wetten bestreed hij met grote kracht, en drong aan op invoering van zedelike wetten, tot verzorging van 't algemeen belang.
-
voetnoot41
-
Om pays....: om vrede bidt hij voortdurend, in de godsdiensttwisten tussen de Hervormden onderling en tegen de katolieke Kerk.
-
voetnoot42
- Hij houdt zich buiten de godsdienstige strijd, en helt niet over naar een van beide kanten. Erasmus heeft later, toen hij beschuldigd werd van Lutheranisme, veel van zijn beweringen verzacht, of anders uitgelegd.
-
voetnoot43
- Hij houdt zonder afwijken 't oog gericht op de Apostoliese leer, als op 't Poolgesternte. Erasmus zei: de Apostelen doopten, maar leerden niets van al de geleerdheden der scholastieken; (staerooght en gestarnt wel 'n woordspeling voor Vondel, hoewel de woorden staar- en gestarnt niets dan de klank gemeen hebben).
-
voetnoot44
- Omdat aan beide zijden gevaar voor schipbreuk dreigt; Charybd en Scylle: Charibdis, de draaikolk aan de kant van Sicilië en Scylla, klippen aan de kant van Italië in de straat van Messina (in de Romeinse sagen twee monsters); barnt: brandt (van de branding der golven).
-
voetnoot45
- De Roomse Paus, die de mijterkroon, de tiaar draagt.
-
voetnoot47
- Paus Julius II heeft Erasmus 't hoge kerkelike ambt van poenitentiarius aangeboden, met vooruitzicht op de kardinaalshoed; ook Paus Paulus III wilde hem kardinaal maken; met ontvouwen schoot: met open schoot, met ruime vrijgevigheid.
-
voetnoot49-vlgg.
- Koningen roepen hem in hun land door grote geschenken (geldelike inkomsten) en ereambten (bijv. Hendrik VIII van Engeland en Karel V). Leuven bood hem in 1502 'n hoogleraarszetel aan. In Cambridge werd hij hoogleraar in 't Grieks en in de godgeleerdheid door toedoen van de bekende bisschop John Fisher, kanselier van de universiteit. Hij heeft daar openbare voorlezingen of kolleges gegeven in 1509 en volgende jaren.
-
voetnoot51
-
tittels: tietels (van hoogleraar enz.); veder: pen.
-
voetnoot52
-
Om Christus wraeckt: wijst om Kristus af (hij vreesde vooral, als hij 'n vast hoogleraars-ambt bekleedde, gehinderd te worden in zijn vrije studieën).
-
voetnoot55
- Vondel heeft hier 'n al te grote verering voor Erasmus: integendeel, juist eerzucht en ijdelheid hebben Erasmus dikwels gedreven; maar zijn vrijheid om overal heen te kunnen gaan, en te kunnen studeren zoals ie wilde, waren de oorzaak dat ie geen vaste ambten heeft aangenomen.
-
voetnoot57
-
redelijcksten: verstandigsten, wijsten.
-
voetnoot59
-
Haetennyd: haat en nijd als eén persoon verbeeld.
-
voetnoot62
-
't Christen jammer: de jammerlike toestand van de kristelike Kerk.
|