De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 418]
| |
Op het Metalen pronck-Beeld onlangs te Rotterdam Opgerecht tot Eere vanden grooten Erasmvs.aant.aant.Ga naar voetnoot*Wat wijsheyt Latium en Griecken hield beslotenGa naar voetnoot1
Begreep gantsch Christenrijck so haest ERASMVS quam,
En gaf met zynen naem aen't Hollands Rotterdam
Een naem, vermidts hy was uyt haren schoot gesproten.
5[regelnummer]
Zy, als de Nood het licht voor hem had afgeschoten,Ga naar voetnoot5
Noch 't rottende gebeent', noch 't stuyvende assche nam:Ga naar voetnoot6
Maer rechte een steenen beeld. Ga naar margenoot+De Nijd spoog vyer en vlam,Ga naar voetnoot7
En socht geweldigh hem van 't Outer af te stoten.Ga naar voetnoot8
Dan laes! Geleerdheyds pronck sich keert aen nijd noch spijt.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Geen graf zijn Faem bestulpt. hy heldert met de tijd.Ga naar voetnoot10
Zijn krans groent onverwelckt, en bloeyt in afgunst veyligh.Ga naar voetnoot11
Die onlangs was van steen nu glinstert van metael.
En so de Nijd sich steurt aen dese pracht en praelGa naar voetnoot13
So gietmen licht van goud den Rotterdamschen HEYLIGH.Ga naar voetnoot14
I.v. Vondelen.
| |
[pagina 419]
| |
Erasmus als grijsaard, met een latere lezing van Vondel's Erasmus-klinkdicht (dezelfde als in I.V. Vondels Verscheide Gedichten van 1644) in koper gesneden door Schoonenbeek. - Zeldzame prent, ons welwillend in bruikleen gezonden door het Archief der Gemeente Rotterdam.
|
|