De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 472]
| |
Sonnetaant.Ga naar voetnoot*
Evripides voor langhs dede al d'Aenschouwers weenenGa naar voetnoot1
Doen Iphigenia bebloeden zijn Toonneel,Ga naar voetnoot2
En als een schoone Bloem van haren groenen steel
Geblixemt nederviel, gelijck een schauw verdwenen:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Doch Koning doet niet min wanneer hy 't oud voorhenen
Droef Schouw-Spel ons vernieut, en 'tMaegdelijcke bloedGa naar voetnoot5-6
Van Iephthahs weerdste pant, uytstort als eenen vloed,Ga naar voetnoot7
Dan stervet al met haer, dan bersten schier de steenen.Ga naar voetnoot8
Zoo werd een oud geschicht vergetelheyt ontogen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En levend' wederom gebootst voor yders oogen,Ga naar voetnoot10
Zoo een uytheemsche daed met onze stof bekleed.
Treur-speler! o ghy had ons iammerlijck verraden,Ga naar voetnoot12
(En doen de tranen van ons bleecke wangen dwaden)Ga naar voetnoot13
Als ghy dien witten hals met een scherp Stael doorsneet.
I.V.V.
|
|