Ao. 1607.
Door I. van Vondel.
Gestelt op den toon van den 2en psalm.Ga naar voetnoot**
D'ondeught //verheught// was met haar helsche scharen,
Deughd' //vloot// door noot// Dorst haer niet geuen bloot:
5[regelnummer]
Omdat //den padt// der waerheyt, wert bestreden,
De Trouw //met rouw// zeer deerlijck was verplet,
Liefd's schadt //Godts stadt// de vrucht int lustich Eden,
10[regelnummer]
Becleed //met vreed// Een Spruyt wiens Trouw moet blijcken, Ga naar voetnoot10
Wiens plicht //opricht// elcx Heyl, met Liefdes Schicht
| |
Een croon //seer schoon// hy biedt, van Godt gewracht:
15[regelnummer]
Doet //Boet// met spoet// voor dees Siel-Rust wellustich: Ga naar voetnoot15
Syn bruydt //den Spruyt// die syn hert heeft ontstolen,
Haer deel //t'Juweel// t'nieuw paradijs verheuen
Een eel //prieel// Godts Gheest der Eng'len leuen,
30[regelnummer]
V Hert //verwert// bevleckt, van t'Aarts gequel;
Ghy wert //van smert// vry, door Emanuel.
| |
35[regelnummer]
Al staat //s'vleesch-raat// en pooght na s'wereldts onmaat, Ga naar voetnoot35
Rust niet //maar vliet// naar Bethlehem vercoren,
Beschreydt //v Leydt// soo comt v, mildt te baten,
40[regelnummer]
Dees reyn //Fonteyn// v Hert' niet suyvren sal.
|
-
voetnoot*
-
Nieuw-Jaars Liedt afgedrukt volgens Van Lennep. (Dl. I, blz. 24). Zie opmerking onder 't vorig gedicht.
-
voetnoot**
-
Gestelt op den toon van den 2en Psalm: te zingen op de wijs van de 2e psalm. Dit gedicht bezingt 't Kerstkindje, en is geïnspireerd door de 2e psalm.
-
voetnoot1
-
d'Aarde haar pijlen boodt: schoot haar pijlen af op d'aarde.
-
voetnoot4
-
Haer vreucht verjeught: haar jonge vreugd.
-
voetnoot6-8
- De Trouw lag jammerlik verpletterd onder 't leed, en vernietigd was de heerlike liefde. (Liefd's schadt), 't rijk van God (de eenheid van leven met God: Godts stadt), de vrucht (van de boom des Levens) in 't vreugderijke Paradijs; 'n vrouw te zwak in deugd helaas, had 't frisse waas van die vrucht besmet.
-
voetnoot9
-
t'Licht: God de Zoon, Kristus, die alles geschapen heeft (diet al sticht).
-
voetnoot10
- omhult met Zijn vrede 'n spruit, Zijn Kerk (zie ook vs. 18) wier liefdetrouw zal blijken. Trouw moet blijcken was de zinspreuk van de bekende Haarlemse Kamer ‘De Pelicaan’, ter ere waarvan Vondel dit Nieuwjaarslied blijkbaar heeft gemaakt.
-
voetnoot11-12
- Wiens plichtgetrouwheid ieders redding bewerkt, heeft met de wapens van Zijn liefde 't wrede geslacht bestreden, de sluwheden van de duivel.
-
voetnoot13
- Kristus is geboren in de diepste ootmoed; Z'n zielespijs is d'ootmoed (d'Ootmoedt hem voedt), in David's woelige stad (Bethlehem was overvol door de gedwongen volkstelling).
-
voetnoot15
-
voor dees Siel-Rust wellustich: voor deze heerlike zielevrede (die Kristus als kroon aan de mensen bracht).
-
voetnoot16
-
buyt Sion: uit Sion, uit de hemel; t'Leuen: 't leven van de ziel.
-
voetnoot19
-
Waarnam: Aanschouwde; Kristus de vurige liefde (der Jonsten vlam) kwam tot haar,
-
voetnoot20
- opdat zij buiten 't verblijf van Zijn vreugde niet meer zou kunnen dwalen; buyt t' besluyt der feest: buiten de omheining van Kristus' vreugde.
-
voetnoot22
-
t'Nieuw-Jaer: te Nieuwjaar, met 't nieuwe jaar: de nieuwe genadetijd voor de mensen, (zinspeling ook op Nieuwjaar dat in de Kersttijd valt, zoals meermalen in Kerstliederen Nieuwjaar die dubbele betekenis heeft). De hele zin is dus: met 't Nieuwe jaar schonk Kristus de opperste beminde aan Z'n Bruid haar deel, 't Juweel, 't nieuwe Paradijs; de pant: de borg, de schat, beminde (pand is onz. en manl.).
-
voetnoot23-24
- Gods Geest (de H. Geest) 't Leven der Engelen, schonk haar 'n heerlik lustoord ('t paradijs van genade) waar dit paar, Kristus en de Kerk Zijn Bruid, de nieuwe Boom des Levens heeft geplant. (Alleen die met Kristus verenigd zijn in Zijn Kerk hebben 't eeuwige leven).
-
voetnoot25
- Het beminde Kind, de Liefde zelf ('t Kerstkindje).
-
voetnoot26
- nodigt iedereen minzaam uit: ‘kies mijn eenvoud (eenvoudige natuur).’
-
voetnoot28
-
Ontbloodt Diuoot: leg af in Godgelatenheid (Diuoot: overgegeven aan God) uw eigen verkeerde wil.
-
voetnoot31
-
d'Eendracht: de samenstemming, de samenstemmende eenheid van onze natuur; naar: na.
-
voetnoot33
-
Princen: voor Prince, in wie de hele kamer werd toegesproken: (zie blz. 132).
-
voetnoot34
-
Aansiet: bekommert u, ontziet; kruyc': afkorting van kruyce: kruis.
-
voetnoot35
- al houdt de vleselike neiging stand, en streeft ze naar 't onmatig genot van de wereld.
-
voetnoot38
- 't Kleine Kind, dat volkomen boven alles over u moet heersen.
-
voetnoot39
- Want scheidt de rechtschapenheid (of Gods barmhartigheid?) zich van u af door 't verlaten van de deugd.
|