De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |||||
Versregels in brieven | |||||
[pagina 134]
| |||||
27 't Wert door zulcken lust gedreeven (1632)Het gedichtje staat in een brief die Tesselschade Roemers per schip meezond met de roemers die zij voor P.C. Hooft had gegraveerd. 't Wert door zulcken lust gedreeven
Ga naar voetnoot1,
Raeckte schip en mensch om 't leeven
Ga naar voetnoot2,
't Goet souw in u handen
Ga naar voetnoot3
Stranden.
| |||||
[pagina 135]
| |||||
Naar het handschrift van Tesselschade Roemers. ub Leiden, Pap. 2 (Visscher). | |||||
Diplomatische transcriptie't wert door zulcken lust gedreeven,
raeckte schip en mensch om 't leeven,
't go[*.*+]<e>t souw in u handen*,*
stranden.
| |||||
AchtergrondDe brief van Tesselschade Roemers is gedateerd 22 november 1632. Zij reageert op een brief van P.C. Hooft van 2 november. Het gedicht daarin was voor Tesselschade Roemers aanleiding een strofe in dezelfde trant te schrijven. 'K weet van dichten, nocht van deunen.
Niet dan ketelachtigh dreunen,
Is het, dat mijn' snaeren
Baeren.
Was de keel ojt glad en hel,
Z'is nu bijster van haer stel;
Slaet niet, dan een schor
Gemor.
'T hart, al heeft het Phoebus tegen,
Wil, tot uw verzoek geneghen,
Boven zijn vermeughen,
Deughen.
Uit P.C. Hooft De briefwisseling ii. Ed. H.W.
van Tricht, Culemborg 1977. Brief 555.
In de brief van 2 november 1632 vraagt Hooft of Tesselschade hem enkele roemers wil zenden. Kennelijk had zij hem verzocht haar een gedicht te sturen. Hij schrijft: ‘...mijn geest is zoo verzoopen en verzonken in 't rijmeloos schrijven mijner Historien dat hem de wieken te nat zijn, en in te diep een' kujl steeken, om vlucht oft vejrt nae de pöeetsche lucht te maeken. UE verght het hem nochtans.’ (Brief 555). | |||||
datering november 1632naar de datering van Tesselschade Roemers' brief. |
|