De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
26 Als ghy Maria smelt in tranen (geen datering)De figuur van Maria Magdalena, die de voeten van Jezus met haar tranen wast en met haar haren droogt, krijgt, evenals in het vorige gedicht, een zinnebeeldige duiding. Er wordt mogelijk naar een bepaalde afbeelding verwezen. ZINNE-BEELDT OP MARIA MAGDALENA.
Ga naar voetnootopschrift
Als ghy Maria smelt in tranen,
En wast de voeten, van den Heer:
't En is geen raedtzel: maar een leer:
Die uw, door Godes heil'gen Geest,
5[regelnummer]
Is ingestort, die 't al geneest
Ga naar voetnoot5,
En stiert, op 's Hemels rechte banen
Ga naar voetnoot6.
Ghy zijt een zinne-beeld der deughden,
Dat met een levendigh geschrift
Ga naar voetnoot8,
Veel meer als Pen of stale stift
Ga naar voetnoot9,
10[regelnummer]
Beduyt, liefd'rijke sonden boet
Ga naar voetnoot10,
Gesticht, met Jesus heylig bloet
Ga naar voetnoot11,
Die bron van heil en 's Hemels vreugden
Ga naar voetnoot12.
Den Heilandt Jesus, op sijn voeten
Ga naar voetnoot13,
Leest, uyt uw letter traan crijstal
Ga naar voetnoot14:
15[regelnummer]
De liefd vergeeft de sonden al
Ga naar voetnoot15.
Hoe meerder liefd hoe meer gewin;
Vergiffenis zoo groot als min
Ga naar voetnoot17;
Zoo kan de Ziel haer sonden boeten.
O Magdalene beeld vol stralen!
20[regelnummer]
Van vier en water liefd en boet
Ga naar voetnoot20,
Verkrijgster van het hoogste goet.
O Sielen! volgt haer deugd gewis,
Toont liefde, soeckt vergiffenis;
Liefd Jesus ghy sult niet verdwalen
Ga naar voetnoot24.
Tesselschade.
| |
[pagina 129]
| |
25[regelnummer]
Het Vuur en Water suiv'ren bei:
Dat 's liefd en rouwigh sond beschrei
Ga naar voetnoot26.
Dat liefd was in een trane vloedt,
Dat siert ze met het hoogste goedt
Ga naar voetnoot28.
Het vlammigh vuur in liefd' ootmoet
Ga naar voetnoot29,
30[regelnummer]
Maeckt traene vloed der sonden boet
Ga naar voetnoot30.
Dit was in Magdaleen alleen
Ga naar voetnoot31:
Och was in ons het oock gemeen!
Ga naar voetnoot32
Tesselschade.
| |
[pagina 130]
| |
Naar de eerste druk in Verscheyde Nederduytsche Gedichten, deel 2, Amsterdam 1653, p.238-9. ub Leiden 1198 f 10. | |
VerantwoordingIn Verscheyde Nederduytsche Gedichten zijn de twee laatste strofen cursief gedrukt; de versregels 1, 7, 13, 19 en 25 zijn ingesprongen. Vers 1 begon ‘ALs’. | |
NotitiesDe dichttekst toont twee duidelijk onderscheiden strofische
vormen. Dit wordt nog benadrukt door het andere lettertype. Het kan samenhangen
met de gehele opzet van het gedicht. Het woord Zinne-beeldt kan gelezen
worden als ‘emblema’ (Van Koeven 1989: 146). Dit bestond
traditioneel uit een motto, een pictura en een onderschrift (Porteman
1977: 37-8). In veel emblemen zijn pictura en motto als raadsel opgesteld dat
vervolgens in de subscriptio wordt opgelost. De eerste vier strofen zouden dan
als motto en pictura gelezen kunnen worden, de laatste twee als oplossing. Dit
zou de term raedtzel (v. 3) verklaren. Tegelijk neemt de dichter afstand
van deze gang van zaken: er is juist geen sprake van een raedtzel, maar
van een leer (v. 3). Er wordt in dit gedicht geen wijsheid geformuleerd
uit beelden in de omringende werkelijkheid, maar er wordt een geloofswaarheid,
een leer, aanschouwelijk voorgesteld. | |
Korte inhoudDe voetwassing van Jezus door Maria Magdalena werd haar ingegeven door liefde en berouw. De symbolen daarvoor zijn vuur en water. Maria Magdalena, tot wie de dichter zich in eerste instantie richt, is tot zinnebeeld geworden voor alle zielen die verlost willen worden van zonden. | |
AchtergrondDit gedicht berust op kernpunten uit het verhaal in het evangelie naar Lukas (7: 36-50), waarin een ‘zondares’ de voeten van Jezus zalft, nadat ze die met haar tranen nat gemaakt en met haar haren afgedroogd had. Deze vrouw is in de christelijke traditie vanaf Augustinus vereenzelvigd met de elders in Lukas genoemde Maria Magdalena. Volgens de Legenda Aurea leidde zij een losbandig leven voordat zij zich bekeerde en volgelinge van Jezus werd (Bentz 1969). Zij heeft dan ook als enige heilige het epitheton ‘boetelinge’ gekregen. Een heilige met zo'n verleden sprak tot de verbeelding; zij genoot een grote populariteit aan het einde van de middeleeuwen. Het zal wel niet toevallig zijn dat de beschrijving van de uitbeelding van ‘boete’ in deIconologia van Ripa (1644) aan Maria Magdalena doet denken: een vrouw die tranen stort op de steen waarop zij zit, en die steen ‘is anders niet als Christus onse Saligmaecker.’ Alszinne-beeld der deughden (v. 7), deugden eerster in gedicht 25 (v. 22) kan de Maria Magdalena van deze gedichten eveneens vergeleken worden met de afbeelding van de ‘liefde’ in Ripa. Vrouwe Liefde heeft | |
[pagina 131]
| |
Uit C. Ripa, Iconologia, 1644.
| |
[pagina 132]
| |
vlammen van vuur (vlammigh vuur v. 29)
op haar hoofd, zodat de stralen opstijgen, en bij Vrouwe Boete stroomt het
tranenwater uit haar ogen omlaag. Liefde en boete maken Maria Magdalena tot een
beeld vol stralen (v. 19-20). Vrouwe Liefde heeft bij Ripa drie kinderen,
omdat geloof, hoop en liefde samen deze deugd uitmaken (Werner 1977).
| |
datering onbekend.
'En staande achter aan zyne voeten, weenende, begon
zy zyne voeten nat te maaken met traanen, en zy droogde ze af met het hair van
haar hoofd (...)'
. Uit: J. Luiken, De schriftuurlijke geschiedenissen en
gelijkenissen, van het Nieuwe Verbond. Amsterdam, 1712, p.
441.
|
|