De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
22 Myn Lief ik min uw. Dus mijn lieve leve seyde (geen datering)De mannelijke ‘ik’ in dit liefdesgedicht richt zich tot Cupido.
t'Amo mia vita
Ga naar voetnootopschrift
Myn Lief ik min uw. Dus mijn lieve leve seyde
Ga naar voetnoot1,
Mit dat mijn lippen van haer lieve lippe scheyde
Ga naar voetnoot2.
Geen meerder soetigheyd ter voren inne quam
Ga naar voetnoot3:
Dan als sy my dat gaf, het geen ick haer ontnam
Ga naar voetnoot4.
5[regelnummer]
Onthout die toontjes ey! ick bid uw Cupidootje
Ga naar voetnoot5
Gy kleyne Sielen-vooght, gy machtigh wonder Goodtje!
En steltse in mijn borst op sulken even maet
Ga naar voetnoot7,
Dat daer op pols, en mild, hert, longh, en lever slaet.
Gebied, hier door, mijn Siel aen 't Lichaem 't sijn te geven
Ga naar voetnoot9,
10[regelnummer]
En stadigh dat te voen met sulk een lieve leven
Ga naar voetnoot10;
En seggen dan: mijn lief ik min uw, liefste mijn
Ga naar voetnoot11:
Gy sult altoos, ô lief, mijn lieve leven sijn!
Tesselschade.
| |
[pagina 114]
| |
Naar de eerste druk in Verscheyde Nederduytsche Gedichten ii, Amsterdam, l. Spillebout, 1653, p.40. ub Leiden 1198 f 10. | |
VerantwoordingIn de Verscheyde Nederduytsche Gedichten bevat steltse (v. 7) een extra /t/: steltste. Deze (zet)fout is verbeterd. De versregels 3, 4, 7, 8, 11 en 12 waren ingesprongen. In 't Lichaem (v. 9) is een spatie aangebracht. | |
Notities3 ter voren: Strengholt (1988: 135)
beschouwt ter voren als een enigszins gecorrumpeerde tekst. Hij stelt
voor ‘ter oren’ te lezen. Het is echter ook mogelijk ter
voren als een contaminatie te beschouwen van ‘ter ore’ en van
‘te voren’ in de betekenis van ‘ter ore (komen)’
(xxii/2, 1201). | |
Korte inhoudDe (mannelijke) ik richt zich tot Cupido en verzoekt deze liefdesgod dringend dat hij hem dezelfde woorden tegen zijn geliefde zal laten uitspreken die zij hem heeft toegevoegd. Hij wil haar daarmee duidelijk maken dat hij hetzelfde voor haar voelt als zij voor hem. Tenslotte spreekt hij de hoop uit dat zij voor altijd zijn geliefde zal zijn. | |
AchtergrondDe tekst past in een netwerkje waarin een madrigaal van Battista Guarini (1538-1612) zowel de inspiratiebron is voor een sonnet van P.C. Hooft als voor dit minnedicht (Strengholt 1988). Hooft gaat na het octaaf met het droomaspect van de liefdesverklaring een geheel eigen weg. Tesselschade Roemers' sonnet blijft dichter bij Guarini's tekst, maar voegt daaraan een belangrijk element toe door expliciet de twee aspecten van de ideale liefde, lichaam en geest, te noemen. Daarbij drukt zij door een schijnbaar onbetekenende variatie op Guarini een ander liefdesideaal uit. In de Italiaanse tekst spreekt de ik de hoop uit dat de geliefde haar woorden van liefde zal blijven herhalen, terwijl in het gedicht van Roemers de ik de hoop uitspreekt tot eenzelfde liefdesverklaring te komen als de geliefde al eerder deed. Daarin wordt de evenwaardigheid van vrouw en man uitgedrukt (Sneller 1990). Battista Guarini
Parola di donna amante
‘T'amo, mia vita’, la mia cara vita
dolcemente mi dice; e 'n questa sola
sî soave parola
par che transformi lietamente il core,
| |
[pagina 115]
| |
per farmene signore.
O voce di dolcezza e di diletto!
Prendila tosto Amore,
stampala nel mio petto,
spiri solo per lei l'anima mia.
‘T'amo mia vita’ la mia vita sia.
Uit L. Strengholt ‘Guarini, Tesselschade en Hooft in een
netwerkje’ in: tntl104 (1988: 134).
Vertaling: ‘Ik bemin je, mijn leven’, zei mijn lieve leven zachtjes tegen mij, en in dit enkele zo lieve woord schijnt het, dat ze blij het hart omvormt om mij er heer van te maken. P.C. Hooft
Sonnet Mijn lief, mijn lief, mijn lief; soo sprack mijn lief mij
toe,
Dewijl mijn lippen op haer lieve lipjes weiden.
De woordtjes alle drie wel klaer en wel bescheiden
Vloeiden mijn ooren in, en roerden ('ck weet niet hoe)
Al mijn gedachten om staech maelend nemmer moe;
Die 't oor mistrouwden en de woordtjes wederleiden.
Dies jck mijn vrouwe bad mij claerder te verbreiden
Haer onverwachte reên; en sij verhaelde'het doe.
O rijckdoom van mijn hart dat over liep van vreuchden!
Bedoven viel mijn siel in haer vol hart van deuchden.
Maer doe de morgenstar nam voor den dach haer wijck,
Is, met de claere Son, de waerheit droef verresen.
Hemelsche Goôn, hoe comt de Schijn soo naer aen't
Wesen,
Het leven droom, en droom het leven soo gelijck?
23 Januario Saturdach. 1610.
Mithra Granida.
Uit Uit Hoofts lyriek. Ed. C.A. Zaalberg. 1963, p.64.
| |
datering onbekend
|
|