De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |||||||||||||
21 Die Rejsen wil op aerdt, hoe sterker hoe bequamer (ten laatste 1646)De bekende metafoor van de levensgang als reis krijgt in dit gedicht een geheel eigen invulling door de toespitsing op een reis naar Italië, het ideale reisdoel in de renaissance. Chi per haver Salut hebbi Tormento,
Et breve guerra per Eterna pace Ga naar voetnootopschrift. Die Rejsen wil op aerdt, hoe sterker hoe bequamer
Ga naar voetnoot1
Maer dese rejs te doen hoe sieker aengenaemer
Ga naar voetnoot2,
Nae 't hogh' Italia, daer nimmermeer verminckt
Ga naar voetnoot3,
Iet wat te voorschijn komt dat in Zyn aerde sinckt
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Maer met syn volle lee'n herbooren om te hooren
Ga naar voetnoot5,
Ghij hebt mijn Rijck bemint, Ick heb u uytverkooren
Daer 't pat soo engh af is, en 't buyten spoor soo breet
Ga naar voetnoot7,
Nu komt het welcom swack, en maeck mij bett gereet
Ga naar voetnoot8
Om deese wech te doen, met leenen hellen rusten
Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En kan ick niet te voet, 't sal mij te kruijpen lusten,
Soo Lief is mij dees last die 'k nauw volvoeren kan
Ga naar voetnoot11
Doch Ruylden daer geen Rust van Sadtheyts weelden an
Ga naar voetnoot12
Hoe luckbaer datse schynt, ock sal mij min verdrietten
Ga naar voetnoot13
'T willich onbeeren, als 't onwilligh genietten
Ga naar voetnoot14,
15[regelnummer]
Van Legelycker wegh, daer 't nimmer kon geschien
Ga naar voetnoot15
Dat ic het Eeuwich Honck van deese reys souw sien.
Ga naar voetnoot16
Tesselschade Roemers
| |||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||
Naar het handschrift van Tesselschade Roemers. ub Amsterdam, II C 9, nummer 34 achterin. | |||||||||||||
VerantwoordingEr is een moeilijke lezing in v. 3 (Italia): waarschijnlijk staat over of pal naast een /j/ een /E/, wat zou kunnen betekenen dat de dichter ‘jEtalia’ dwz. ‘ietalia’ schreef. Wij kiezen voor de weergave met /I/, wat aansluit bij de moderne spelling van Italië. Een inktvlek na ‘onwilligh’ (v. 14) maakt het onmogelijk te bepalen of de /e/ daaronder is doorgeschrapt: willich en onwilligh benadrukken de antimetrie in het vers. De tweede regel van het opschrift sprong in. De /u/ is aangepast in haver en breve (opschrift) en de /j/ in Iet (v. 4) en Ick (v. 6), omdat een /j/ daar het lezen kan bemoeilijken; ‘vol voeren’ (v. 11) is aaneen geschreven. De losse /t/ is aangevuld met een apostrof in 't (v. 14). In v. 15 leest Worp (1918: 239) ‘segelycker’. In de tekstweergave zijn de versregels onder de ondertekening weggelaten; Strengholt (1987: 118) zegt niet te weten of ze van Tesselschade Roemers zijn; Van der Blom beschouwt de regels als een variant (1990: 153). | |||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||
Diplomatische transcriptieChi per hauer Salut hebbi Tormento,
Et breue guerra per Eterna pace. Die Rejsen wil op aerdt, hoe sterker hoe bequamer
Maer dese rejs te doen hoe S/sieker aengenaemer,
Nae 't hogh' [j+]<E>talia, daer nimmermeer verminckt,
Jet wat te voorschijn komt dat in Zyn aerde S/sinckt
Maer met syn volle lee'n herbooren om te hooren,
Ghij hebt mijn Rijck bemint. [i+]<J>ck heb u
uytverkooren
Daer 't pat soo engh af is, en 't buyten spoor soo breet,
Nu komt het welcom S/swack, en maeck mij be[*.*+]<t>t
gereet *,*
Om deese wech te doen, met leenen hellen rusten
En kan ick niet te voet, 't S/sal mij te kruijpen lusten,
Soo Lief is my dees [-wegh]<last> die 'k nauw vol voeren
kan
Doch Ruylden daer geen Rust van Sa[t+]<d>theyts weelden
an
Hoe luckbaer datse S/schynt, ock sal mij min verdrietten
'T willich onbeeren, als t onwilligh*e* genietten,
Van Legelycker wegh, daer 't nimmer kon geschien
Dat ic het Eeuwich Honck van deese reys souw S/sien*.*
Tesselschade Roemers
die Reysen wil verEyst gesontheyt, dats niet wonder,
// onse Reys te doen hoe siecker hoe gesonder
| |||||||||||||
NotitiesHet opschrift is een citaat uit een sonnet van Petrarca, In morte di M. Laura (v. 3 en 4). De eerste strofe daarvan luidt: Come va'l mondo! or mi diletta, e piace
Quel che più mi dispiacque: or veggio, e sento
Che per aver salute ebbi tormento
E breve guerra per eterna pace.
De vertaling van J.F.M. Sterck (1923: 37) hiervan is: ‘O, 's
wereld loop! nu behaagt mij en word ik bevredigd door wat mij het meest
mishaagde! nu zie en voel ik dat ik om het heil te verkrijgen moet lijden, en
een korte strijd voor een eeuwige vrede moet voeren.’ | |||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||
kunnen geven van een spoedige wederopstanding.
De wederopstanding die voor de mensen op aarde nog in een (ver) verschiet ligt,
wordt voor gestorvenen naar bepaalde theologische bijbelinterpretaties al
direct bij hun overlijden een feit. ‘Door duyzent moeyelijckheen ons levens speelgenoots,
Elck met geswinden loop spoeyt nae het honck des
doodts.’
Het woord Honck als einddoel en levenseinde moet de dichter van huis uit vertrouwd geweest zijn. De positieve connotatie als 't hogh' Italia is haar eigen invulling. | |||||||||||||
Korte inhoudVoor degene die een aardse reis gaat maken geldt dat gezondheid en kracht belangrijk zijn. De reis naar het einde van het leven maakt men echter gemakkelijker als men ziek is. De belofte van de wedergeboorte naar lichaam en geest geeft zoveel troost, dat deze weg minder zwaar valt dan een moeiteloze tocht die niet naar het koninkrijk van God leidt. | |||||||||||||
AchtergrondDe christelijke voorstelling van de wederopstanding naar lichaam en geest is eveneens het thema in een ander gedicht van Tesselschade Roemers, Ghelijck als Onder 't Juck van sinne slavernijen (gedicht 2). | |||||||||||||
datering ten laatste 1646De achterzijde van het blad waarop het handschrift staat, is door P.C. Hooft in 1646 gebruikt om verder te schrijven aan zijn Historien. |
|