De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |||||
19 Wye ist, daer ghy o Godt met duysent beecken bloedich (1644)Vertaling van een stanza uit Torquato Tasso's heldendicht Gerusalemme liberata(iii, 8). De strofe beschrijft het moment waarop de kruisvaarders Jeruzalem naderen. In navolging van Godfried van Bouillon ontdoen allen zich van hun schoeisel en wenen. Wye ist, daer ghy o Godt met duysent beecken bloedich
Het aerdryck liet besproeyt, die niet ten minsten souw
Ga naar voetnoot2
Om zulcken wrang gedacht uyt storten gans wemoedich
Ga naar voetnoot3Maer
twee fonteynen van een bitter klachten dauw.
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ghy myn bevroosen Herdt, waerom door d'oogen heenen
Ga naar voetnoot5
En druppelt ghy niet aff Heel tot een traenen vloet
Ga naar voetnoot6.
Ghy myn verherde Hert, breeckt en wildt u ontsteenen
Ga naar voetnoot7,
Waert dat ghy altyt weent, soo ghy't nu niet en doet
Ga naar voetnoot8.
| |||||
[pagina 102]
| |||||
Naar het handschrift van Tesselschade Roemers. ub Leiden, Pap. 2 (Visscher). | |||||
VerantwoordingDe /ó/ in v. 1 is weergegeven als /o/. Boven de tekst in de eerste druk, Jacob Westerbaens Minnedichten 1644, p.269 (ubAmsterdam 408 g 24), staat een opschrift: ‘Op het lijden Christi.’ Afgezien van spellingvarianten geeft deze uitgave in plaats van breeckt (v. 7) ‘breeck’. | |||||
Diplomatische transcriptieWye ist, daer ghy ó Godt met duysent beecken bloedich
Het aerdryck liet besproeyt, die niet ten minsten
souw
Om zulcken wrang gedacht uyt storten gans wemoedich
Maer twee fonteynen van een bitter klachten dauw.
Ghy myn bevroosen Herdt, waerom door d'oogen heenen
en druppelt ghy niet aff Heel tot een traenen
vloet[-*.*].
Ghy myn verherde Hert, bre+<e>+ckt en wildt u
ontsteenen,
waert dat ghy altyt weent, soo ghy't nu niet en
doet.
| |||||
NotitiesDe Italiaanse tekst is geschreven in de ottava rima; de kenmerken daarvan zijn acht versregels van elk elf lettergrepen met als rijmschema abababcc (zie gedicht 33). Deze dichtvorm werd bij voorkeur gebruikt voor het heldendicht. In haar vertaling kiest de dichter voor een strofe van acht alexandrijnen met het rijmschema ababcdcd. De eerste vier versregels zijn gericht tot God, in de tweede vier wordt het eigen hart aangesproken. | |||||
Korte inhoudWie nu, bij het aanschouwen van de grond waar Christus uit duizend wonden zijn bloed voor ons vergoot, niet uit zijn beide ogen weent, verdient het voor altijd te blijven wenen. | |||||
AchtergrondDit gedicht is de vertaling van een stanza uit Torquato Tasso's heldendicht Gerusalemme liberata (iii, 8). De strofe beschrijft het moment waarop de kruisvaarders Jeruzalem naderen. In navolging van Godfried van Bouillon ontdoen allen zich van hun schoeisel en wenen. Tesselschade heeft jarenlang aan een vertaling van de Gerusalemme gewerkt. De bovenstaande strofe is het enige wat ons van haar vertaling is overgeleverd. Hierdoor hebben we in ieder geval een idee van de vorm die zij voor haar vertaling heeft gekozen. In plaats van de Italiaanse ottava rima gaf zij de voorkeur aan strofen van acht alexandrijnen met het rijmschema ababcdcd. De Italiaanse tekst luidt in de standaardeditie van Lanfranco Caretti (1983): - Dunque ove tu, Signor, di mille rivi,
sanguinosi il terren lasciasti asperso,
| |||||
[pagina 103]
| |||||
d'amaro pianto almen duo fonti vivi
in sì acerba memoria oggi io non verso?
Agghacciato mio cor, ché non derivi
per gli occhi e stilli in lagrime converso?
Duro mio cor, ché non ti spetri e frangi?
Pianger ben merti ognor, s'ora non piangi. -
Joost van den Vondel maakte een prozavertaling van Tasso's Gerusalemme liberata. De door Tesselschade Roemers vertaalde stanza luidt bij hem: Ter plaetse dan daerghe o heere den acker met duysend bloedige beken besprenckelt liet, stort ick ten minsten niet tot soo bitter eene gedachtenisse twee levende bronnen van bittere traenen? is myn hart bevroren, dat het niet af en vloeyt door doogen en in traenendroppen verkeert? o myn hard harte waerom barstghe en breecktghe niet? waerdigh sytghe eeuwigh te schreyen, sooghe nu niet en schreyt. Naar het handschrift van Vondel; mededeling van Dick van der Mark, Universiteit Leiden. | |||||
datering 1644In een ongedateerde brief van Tesselschade Roemers aan Barlaeus wordt de tekst vermeld; de enig mogelijke datering is echter uit de uitgave van Minne-dichten van 1644. |
|