De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
18 Dat soete kermen en dat aengename klagen (1643)Volgens de legende is de profeet Mohammed geborgen in een stalen lijkkist die, in evenwicht gehouden door twee magnetische stenen, tussen hemel en aarde zweeft. In een nogal duister gedicht vergelijkt C. Huygens zijn positie aan een gastmaal met die van ‘Mahomet’. Dit gedicht is daarop een reactie. Stenen Antwoort.
Ga naar voetnootopschrift
Dat soete kermen en dat aengename klaegen
Kan yder niet verdragen,
Dan wy, die dat verstaen, gelyck het wert gheseyt
Ga naar voetnoot3
Met spreekent onbescheyt
Ga naar voetnoot4.
5[regelnummer]
Wie keur heeft, die heeft angst; nu hebdy geen van tween
Ga naar voetnoot5,
En echter niet te vreen
Ga naar voetnoot6
Met de verheven swier van ongevallich weesen
Ga naar voetnoot7,
Wy sullen u geneesen
Van gins en weder drift, ten sy ghy u vertast
Ga naar voetnoot9;
10[regelnummer]
U twijfel houdt u vast
Ga naar voetnoot10.
Onvastaert, roert u niet; de beste keur van allen
Ga naar voetnoot11,
Die souw u strax doen vallen
Ga naar voetnoot12.
O nimmer vals proffet! houdt ghij u in 't gewicht
Ga naar voetnoot13,
Wy houden u van aert en van het Hemel licht.
Elck syn waerom.
| |
[pagina 98]
| |
Naar het handschrift, overgenomen uit J.A. Worp, Een onwaerdeerlycke Vrouw, 1918: 210. | |
VerantwoordingWorp vermeldt dat het thans onbekende handschrift was gedateerd 1643 (1918: 210). Twee verzen heeft hij echter niet ontleend aan het handschrift, maar aan de eerste uitgave van het gedicht in Verscheyde Nederduytsche Gedichten ii, Amsterdam, L. Spillebout, 1653, p.38-9. Hij heeft ze toegevoegd als v. 5 en 6. Wij hebben deze verzen weggelaten, alsmede de inspringingen van v. 2, 4 enz. Hieronder volgt de tekst volgens de eerste uitgave in zijn geheel (ub Leiden 1198f 10). Het belangrijkste verschil betreft de toegevoegde versregels O...verslijten (v. 5-6). Het opschrift wijkt af, evenals konnen (v. 10) en weerdt (v. 13). STENEN, ofte der Juffren Antwoordt.
Dat soete kermen en dat aengenaeme klaegen,
Kan yder niet verdraghen:
Dan wy, die dat verstaen, gelijk het werd gheseydt,
Met sprekendt onbescheydt.
5[regelnummer]
O grondeloos vernuft! laet u geen tongh verwijten,
Het tweede rouw verslijten,
Wie keur heeft die heeft anghst, nu hebdy geen van tween,
En echter niet te vrêen,
Met de verheven swier van 't ongevalligh wesen,
10[regelnummer]
Wy konnen uw genesen,
Van gins en wederdrift, ten sy gy, uw vertast,
Uw twijffel houdt u vast.
Onvastaart weerdt u niet; de beste keur van allen,
Die souwd'u straks doen vallen,
15[regelnummer]
O nimmer vals Propheet! hout gy u in 't gewicht!
Wy houden u van aerdt, en van het hemel Licht.
| |
Notitiesopschrift: deze laat twee duidingen toe: als antwoord van de
magneetstenen is er een directe verwijzing naar het gedicht van
Huygens, maar de uitdrukking ‘een
hart van steen hebben’ voor iemand die niet door liefdesavances wordt
bewogen, speelt eveneens een rol. | |
[pagina 99]
| |
Korte inhoudNaar zeventiende-eeuws gebruik roept het ene gedicht het andere op. Er is sprake van wij die de dichter uit een eerder gedicht van repliek dienen. De inzet van het gedicht is fel. Het geklaag van de (eerste) dichter, omdat hij niet kon beslissen naar wie van de twee magneetstenen zijn voorkeur uitging, duidt op vermetelheid. Hij wordt niet eens in de gelegenheid gesteld te kiezen en dat zou hij moeten waarderen, want juist daardoor blijft hij in evenwicht, als was hij de profeet Mohammed zelf. Uiteindelijk blijkt hij aangesproken te kunnen worden als een nimmer vals profeet, die zijn evenwichtige positie te danken heeft aan de wij van het gedicht. | |
AchtergrondOp 14 en 15 april 1643 vond op het Muiderslot een bijeenkomst plaats waar Tesselschade Roemers en Constantijn Huygens beiden aanwezig waren. Bij deze gelegenheid schreef C. Huygens zijn gedicht waarin hij zijn positie in de Muiderkring tussen twee vrouwen vergelijkt met Mahomets zwevende lijkkist (Minderaa 1967).
De E. Heer C. Huygens, By de Poëten, op 't Huis
te Muiden vergastende, en tusschen de schrandere Tesselschade en Juffr. ......
zittende, maakte op hen diep zinnigh reedeneeren, en wijsselijk antwoorden, dit
Gedicht.
Verleider van Gods Volck! die tusschen steen en steen
Begraven leght en sweeft; nu vat ick eerst de rêen
Van uw swaer ongeval: Twee sprekende Magneten,
Twee Weeuwen, schoon om schoonst, wijs om wijst, doen 't my
weten.
5[regelnummer]
Mijn logger geest als gy, mijn swaerder Siel als 't
stael
Daer uw geraemt in drijft gaet twijfflen als een Schael
Die gins en weder wipt, en niet en weet wat kiesen:
In 't eynde sterft haer drift soo voel ick my verliesen,
Mijn gins en weer en gins en weer verloofde macht
10[regelnummer]
Daer hang ik tusschen tween in 't keureloos gebracht,
Begraven in mijn selffen hoope my te roeren,
En hoop'et niet te doen. Waer sijt ghy Muyder Boeren
Die naer de stale Kist uw leven hebt gewenscht?
Verschoont uw van de reys: Hier is het stael vermenscht.
15[regelnummer]
Hier is het Lijk het Graf, hier winnen't de Magneten
Van Meccas grauwe Steen. Men laet een yder weten
Dat binnen Muyden hanght voor doodt en deed zijn woord
Een, Christen Mahomet.
d'Een seg't den and'ren voort.
Uit Verscheyde Nederduytsche Gedichten ii, 1653,
p.37-8.
| |
datering 1643Het gedicht is een reactie op het gedicht van Huygens naar aanleiding van de bijeenkomst op het Muiderslot in april 1643, en moet in hetzelfde jaar geschreven zijn. |
|