De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
10 Die 't leven gaf, met zijn penseel (1629/30)Tesselschade Roemers moet enkele leden van de familie van Veen uit Alkmaar gekend hebben. Bij het overlijden van de vader, Pieter van Veen, die advocaat en schilder was, schreef zij een grafschrift. Die 't leven gaf, met zijn penseel,
Aen menigh konstigh tafereel;
Ga naar voetnoot2
Die 't leven nam, aen twist bij twist,
Ga naar voetnoot3
Met rechtsgeleerde pen' geslist;
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En zoo met luijden leven kon,
Ga naar voetnoot5
Dat hij de strafste harten won;
Ga naar voetnoot6
Leidt levenloos alhier gekist
Ga naar voetnoot7.
| |
[pagina 62]
| |
Naar het handschrift, een afschrift van P.C. Hooft. kb Den Haag 171a clxxi ae. Getranscribeerd door Erna van Koeven, ‘Een onwaerdeerlycke vrouw’ in: Voortgang 10, 1989: 50 (vers 1-5). Naar de oudst bekende druk in P. Leendertz Wz., ‘Mr. Pieter van Veen’ in: De Navorscher xii, Amsterdam 1862: 152 (vers 5-7). | |
VerantwoordingLeendertz (1862: 152) heeft zich op het handschrift van P.C. Hooft gebaseerd, dat zich nu - in ernstig beschadigde staat - in de kb Den Haag bevindt. De ene zijde bevat nog viereneenhalve versregel van het gedicht van Tesselschade Roemers, de andere zijde bevat een grafschrift op dezelfde Pieter van Veen van P.C. Hooft, beide in zijn handschrift geschreven. Welke staat van het handschrift aan Worp (1918: 79) ten grondslag ligt, is niet bekend. Het opschrift van P.C. Hooft ‘Ander [op naeme] van Tesselscha’ is weggelaten. In plaats vanluijden (v. 5) geven Leendertz en Worp ‘lujden’; zij plaatsen bovendien komma's in ‘En zoo, met lujden, leven kon,’ (v. 5) | |
Diplomatische transcriptie van de eerste viereneenhalve versregelAnder [-op naeme] van Tesselscha
Die 't leven gaf, met zijn penseel
Aen menigh konstigh tafereel;
Die 't leven nam, aen twist bij twist,
Met rechtsgeleerde pen' geslist;
En zo[ ] [ ]et luijden [ ]
Uit E. van Koeven ‘Een onwaerdeerlyvke vrouw’
(1989b: 49-50).
| |
NotitiesDe spanningsboog van het gedicht wordt gevormd door de opsomming
van de bekwaamheden van de overledene in de verzen 1-6 die als syntactisch
onderwerp fungeren bij vers 7. Daarbij wordt een antithese gecreëerd door
de beeldspraak op basis van het woord ‘leven’ in 't leven
gaf (v. 1), 't leven nam (v. 3), leven kon (v. 5) en
levenloos (v. 7). | |
Korte inhoudGrafdicht op de overleden Pieter van Veen waarin zijn kwaliteiten als schilder en jurist en zijn beminnelijke omgang met mensen tot uiting komen. | |
AchtergrondOp de andere zijde van het handschrift staat het grafschrift van P.C. Hooft aan Pieter van Veen. Van Veen had op zijn duim de wet.
En daerenboven droeghze 't plet.
Noch steegh zijn' eere bet in top.
Hij draejd' 'er alle harten op.
| |
[pagina 63]
| |
Zijn' deugdt, in die (of 't lijf hier sneeft)
Als levendige graeven, leeft.
Uit P.C. Hooft Gedichten deel 1 Ed. Leendertz-Stoett
1899: 280.
Opvallend is dat beide gedichten dezelfde kwaliteiten van Pieter van Veen noemen, alleen de volgorde is anders. P.C. Hooft noemt eerst zijn rechtsgeleerde kennis, Tesselschade Roemers begint met zijn schilderwerk. Voor beiden geldt als hoogste kwaliteit dat Mr. Pieter van Veen in staat was mensen te verzoenen. Roemers betreurt het dat aan dit leven een einde is gekomen, Hooft benadrukt het feit dat het verzoenende werk van deze man voortleeft in de harten van anderen. Ook Hooft gebruikt alleen gepaard staand rijm.
Pieter van Veen en Jacobmina van Ruyven woonden in Delft, waar zij een groot aantal kinderen grootbrachten. Drie van hun volwassen kinderen verhuisden naar Alkmaar. Tesselschade Roemers moet goede contacten met de familie onderhouden hebben. Van de oudste dochter Geertruyt ‘die een zeer werelts creatuur was’ wordt verteld dat zij ‘geestelick (is) geworden, ende de cleeren aff geleijdt, danckende ende lovende Godt...’ (Michels 1961: 73). Zij moet klopje zijn geweest. Vanwege het verbod op katholieke organisaties in de Republiek konden vrouwen niet intreden in een klooster. Wel konden zij kiezen voor een vroom en godgewijd leven in de wereld. Als kloppen of geestelijke maagden verrichtten zij onder andere pastorale werkzaamheden. De kerk erkende deze geestelijke staat voor vrouwen niet (Monteiro 1993: 138-9). Vermoedelijk heeft Constantijn Huygens de relatie tussen Tesselschade Roemers en de jongste dochter Theodora van Veen tot onderwerp gemaakt van het gedicht Aen joffw. Tesselschade Visscher, drijvende een' schoone dochter van Mr. Pieter van Veen, in sijn leven uytnemend schilder, tot het geestelick leven (Huygens Gedichten deel 2 (1893: 252). Theodora wilde misschien evenals haar zuster Geertruyt klopje worden. Dochter Apollonia van Veen is in de literatuurgeschiedenis bekend gebleven doordat Joost van den Vondel een gedicht heeft geschreven op haar overlijden in 1635. Er zijn ook brieven van haar overgeleverd (Michels 1961: 75 ev.). De vader werd op 4 december 1629 begraven. | |
datering 1629naar het jaar van overlijden van Pieter van Veen. |
|