De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
7 Uw grijze jeucht heeft ons van jongs af iets belooft (1648)Dit sonnet is waarschijnlijk een reactie op een niet teruggevonden gedicht van een zekere Boëtius van Elslandt op het overlijden van Caspar van Baerle/Barlaeus. KLINCK-DICHT,
Aan den Poeët boetius van elslandt. Uw grijze jeucht heeft ons van jongs af iets belooft
Dat krachtiger zou zijn als doen was af te meeten,
Ga naar voetnoot2
Nu hebt gy 't geurig pit eergierig opgegeeten
Ga naar voetnoot3
Van baerlen, en geniet den orber van dat Hooft.
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Zijn klaarheit blinkt in u, z'en is niet uitgedooft,
Ga naar voetnoot5
Gelijk den Yver zeidt, zijn geest blinkt door de reeten
Ga naar voetnoot6
Van uw verstandig Dicht. Hy heeft hem wel gequeeten,
Ga naar voetnoot7
Na dat hy was van Hooft zijn vrindt en zin berooft,
Ga naar voetnoot8
9[regelnummer]
Zoo vrindtlijk was zijn aart, zoo trouw zijn
vrindtlijkheden,
Dats' hem met zoet gewelt van hier verhuizen deeden.
Ga naar voetnoot10
Is hy verhoogt van plaats, wat dient'er dan geweent?
12[regelnummer]
Verbetert zijn geluk met oogen uit te weenen?
De wijsheit wil dat niet, het Amsterdams Athenen
Ga naar voetnoot13
Dat neem u voor hem aan, als zuyg'ling wel gespeent.
Ga naar voetnoot14
Elk zijn waarom.
| |
[pagina 48]
| |
Naar de eerste druk in Apollos harp, Amsterdam, Jan Hendriksz. en Jan Rieuwertsz., 1658, p.318. ub Leiden 1180 g 11. | |
VerantwoordingIn Apollos harp staat de naam TESSELSCHADE ROEMERS onder de zinspreuk, waaruit is af te leiden dat men in 1658 een verklaring noodzakelijk vond; deze toevoeging van de uitgever is niet overgenomen in de tekst. In de uitgave van Worp (1918: 342) is in de zinspreuk Elk geschreven als Elck. | |
Notities1 Uw grijze jeucht: oxymoron; mogelijke
interpretaties: a) u als jongmens met veel ervaring, zoals bij grijze, oude
mensen; b) uw jeugd gewijd aan het verleden, meer in het bijzonder aan de
oudheid (v, 747). | |
Korte inhoudEen leerling van de kort daarvoor overleden Caspar Barlaeus wordt geprezen, omdat hij er blijk van heeft gegeven de geestelijke vermogens van zijn leermeester geërfd te hebben. Deze Boëtius van Elslandt zou dan ook goed Barlaeus' plaats aan de Illustere School kunnen innemen. | |
AchtergrondIn de Republiek werden er verschillende athenea gesticht, bestemd voor jongens die de Latijnse school voltooid hadden. Zij waren dan een jaar of dertien en dus nog rijkelijk jong om naar de universiteit te gaan. Amsterdam gebruikte dit argument bij de stichting. Daarnaast wenste men dat de colleges voor iedereen - dit wil zeggen voor alle mannen - toegankelijk zouden zijn. Caspar Barlaeus (1584-1648) was, evenals Gerardus Johannes Vossius (1577-1649), vanaf de stichting betrokken bij het Athenaeum Illustre in Amsterdam. Laurens Reael (1583-1637), de invloedrijke oud-gouverneur van Oost-Indië, had zich zeer voor zijn benoeming beijverd. Misschien dat Barlaeus hem daarom in een ander gedicht een eervolle plaats als dichter geeft naast Constantijn Huygens en P.C. Hooft (vgl. gedicht 12Achtergrond). Op 9 januari 1632 hield Barlaeus in de Agnieten-kapel zijn intree-rede, getiteld Mercator sapiens, sive oratio de conjungendis mercaturae et philosophiae studiis (De wijze koopman, of rede over de band tussen de handel en de studie van de wijsbegeerte). Hoewel zijn oratie niet als een beginselprogramma is opgesteld, heeft hij toch door wat er wel èn wat er niet in staat de school een ideologische fundering gegeven. In de Mercator sapiens komt geen enkele bijbeltekst voor, maar wel een kleine 150 namen uit de klassieke oudheid. Er is in de rede geen enkel aanrakingspunt | |
[pagina 49]
| |
met het christendom. Men kan de tekst dientengevolge lezen als een poging om de christelijke ondergrond van cultuur en maatschappij te vervangen door een humanistische. In wezen spreekt hij niet over de mercator sapiens, maar over dehomo sapiens (Van der Woude 1967). Het Athenaeum stond open voor een grote kring van mannen. Ook de zakenman (mercator) moest zich, evenals de wetenschapper, aan de bronnen van de cultuur kunnen laven. Hoe groot de belangstelling voor de Amsterdamse School was, blijkt ook uit het gedicht van Tesselschade Roemers. Ondanks het feit dat zij als vrouw geen toegang tot deze tempel van wetenschappen had, houdt zij zich wel bezig met het benoemingsbeleid. Van Boëtius van Elslandt (1628/9-?) is weinig meer bekend dan dat hij in 1649 met zijn gedicht Eeuwig Vree-verbondt een bijdrage leverde voor de Olyfcrans der Vreede, waarin onder meer ook J. van den Vondels Leeuwendalers Lantspel is opgenomen. Hij was in 1648 pas twintig jaar oud; wel jong voor een benoeming tot hoogleraar, maar in de zeventiende eeuw niet onmogelijk. | |
datering 1648naar het jaar van overlijden van Caspar Barlaeus. |
|