Confusion de Confusiones
(1939)–Joseph de la Vega– Auteursrecht onbekend
[pagina 149]
| |
Verwarring der verwarringen
| |
[pagina 150]
| |
wen van die welke de actionisten opvoeren, waar met weergalooze volkomenheid aangebracht worden: kunstgrepen, het opkomen en weggaan, het zich verschuilen, vermommingen, twisten en duels, de grappen en de zottigheden, het geven van panden, het uitblazen van de lichten, de climax in list, verraad, bedrog en tragiek. En als Horatius de zoete zinsverbijstering bezingt van een krankzinnige, die zich voortdurend verbeeldde dat hij zich in een prachtigen schouwburg bevond, waar de optredende personen hem bezig hielden en de verwikkelingen hem vermaakten:
Qui se credebat miros audire tragedo
in vacuo laetus sessor, plausoque theatroGa naar voetnoot1),
dan kan er geen grooter vermaak zijn dan de comedies aan te hooren, die mijn academici uitkiezen om te vertolken wat er in hen omgaat, terwijl het heele gezelschap samen opyoert ‘Het Paleis in Verwarring’Ga naar voetnoot2). De liefhebbers geven ‘Meer Liefde, meer Lijden’Ga naar voetnoot3), de contramineurs ‘Het Roofdier, de Bliksem en de Steen’Ga naar voetnoot4), de neutralen ‘Onder Zotten gaat het Spel goed’Ga naar voetnoot5), de handigen ‘Geen Leven gaat boven de Eer’Ga naar voetnoot6), de Frederiks ‘Geluk en Ongeluk van den Naam’Ga naar voetnoot7), de gelukkigen ‘God zegene je, mijn zoon’Ga naar voetnoot8), de ongelukkigen ‘Vechten tegen het Noodlot’Ga naar voetnoot9). En tenslotte zou ik willen dat gij opvoerdet ‘Oogen open!’Ga naar voetnoot10), al ben ik een voorstelling aan het geven van ‘Alles geven, is niets geven’Ga naar voetnoot11), daar ik u vriendelijk leer alles wat ik weet, maar wel weet dat ik u niets geef, terwijl ik u alles sta te geven. Wijsgeer: Wel, ik speel ‘Wat er in een nacht gebeurt’Ga naar voetnoot12), want in den afgeloopen nacht verkeerde mijn rust in onrust, mijn kalmte in wanhoop, mijn vereering in spot, mijn wijsheid in onwetendheid, mijn, vriendelijkheid in woede en mijn eerbied | |
[pagina 151]
| |
in hoon. Een actionist bedroog mij, een bedrieger hield mij aan mijn woord, een snoodaard schokte mijn crediet. Er bevonden zich hier toevallig eenige vrienden, en pratende over Acties, spraken zij over een koers van 576, welken de schuchteren buitensporig hoog vonden, terwijl de moedigen verzekerden dat hij matig was. Ik was blij te hooren praten over iets dat ik nu begreep, en daar de raad om liefhebber te zijn, in mijn geest gegrift staat, begon ik de vrienden des vaderlands en der Compagnie bij te vallen; en om te toonen dat ik mijn woorden met de daad steunde, bood ik dengene, die rampen voor den staat voorspelde, 586 voor een actie. Het bod viel mij uit den mond en toen hij even verbaasd als vlug mij antwoordde dat ze mijn was, ontstond er zulk een rumoer, geroep en gelach, waarmee mijn kameraden mijn vergissing en hun opwinding begeleidden, dat ik geen schijnGa naar voetnoot1) wist te geven aan mijn blunder omdat het bloed mij naar 't hoofd steeg als signaal van mijn woede en blazoen van mijn schaamte. Den heelen nacht leek ik een vloo in bed, bij de gedachte dat ze me het geld uit den zak klopten, en toen ik vanmorgen in de vroegte informeerde hoe hoog de papieren stonden, deelde een ellendeling mij mee (ik weet niet of hij het werkelijk dacht of dat hij mij wilde kwellen) dat ze op 64 stonden en dat men ze wel spoedig voor 20 laten zou; het was dan ook een wonder dat ik niet dood, of tenminste bewusteloos neerviel en niet het vreemde voorbeeld van HippolyteGa naar voetnoot2) volgde, die van smart stierf, toen zij den slag tegen de Atheners verloor, of van LepidusGa naar voetnoot3), die van verdriet omkwam, omdat hij zich door Pompejus overwonnen zag. Koopman: De schelmen veronderstelden, dat wij door een tarantellaGa naar voetnoot4) gebeten waren, en brachten het gesprek op de opties; ik was een en al woede over de schandelijke wijze waarop zij onzen wijsgeer te pakken hadden gehad en in mijn boosheid vroeg ik hoeveel de premie was op het leveren tegen 80 tot October. Een schelm antwoordde mij heel sluw, dat hij zich tot | |
[pagina 152]
| |
geen enkelen prijs verbinden kon, doch dat hij dien op 20% schatte; ik bood hem 15 en hij accepteerde dat, zeggend dat hij het riskeerde om mij een plezier te doen en terwijl ik, dankbaar voor zijn beleefdheid, meende dat ik een goede vangst gedaan had, deelden ze mij vandaag mee dat de prijs hoogstens 9 was. Maar bij dien tegenvaller troost ik me nog met het besef dat ik niet van zoo'n hoog dak viel als onze vriend, want ik weet wat ik kan verliezen en het verschil is slechts 6% en hij betreurt er een van 10, zonder te weten hoever zijn verlies nog kan gaan, noch hoezeer de smart hem nog kan treffen. Actionist: Wel, opdat gij u niet zoo verhoovaardigt, dient gij te weten dat hij eerder dan gij zich uit de moeilijkheid kan redden, want het is een vaste stelregel onder actionisten (welke de gewoonte tot wet heeft gemaakt) dat, zoo er een vergissing van 10% bestaat omtrent een actie, die verhandeld wordt buiten den gangbaren koers om, hij die de vergissing maakte, zich daaraan niet behoeft te houden, want hoewel het bij een onverwachte tijding taktiek kan zijn acties zooveel boven of beneden den koers aan te bieden of af te geven, opdat men ze zal loslaten of accepteeren, waarbij de winst als haak en het voordeel als lokaas dient, is het noodzakelijk de transactie te bevestigen, wanneer het zoo buitengewoon is wat er wordt voorgesteld. En, al bestaat er geen vaste koers in onverwachte omstandigheden, het verstand heeft toch de usance tot stelregel gemaakt; zoodat men hem niet alleen niet kan dwingen om de actie tegen meer dan 576 aan te nemen, maar dat hij zelfs absoluut kan weigeren de partij te aanvaarden. Bovendien, daar het de eerste transactie is die hij heeft gedaan en men algemeen weet dat hij geen man van zaken is, kan men licht zijn bod als een grap en zijn verlaagden koers als een aardigheid doen voorkomen. Wijsgeer: Dat nooit, al kost het me ook mijn vermogen en mijn leven, want ik stel de eer boven leed en goed. De dialectici noemen de metaphysische substanties secundae intentionesGa naar voetnoot1), en daar ik niet wist te voorkomen dat in dezen de actionisten op deze substanties geleken, blijft mij geen andere troost dan den smaad te verbloemen, opdat zij niet ook nog plezier hebben van hun gemeene daad. Cato kreeg een klap van een overmoedige en toen men hem | |
[pagina 153]
| |
aanspoorde zich te wreken, zei hij, dat niemand den moed kon gehad hebben hem te beleedigen, zoodat hij zich op niemand behoefde te wreken: Maiore animo non agnovit quam ignuissetGa naar voetnoot1). Als ik een klap krijg met deze partij, zal ik zorgen mijn tegenspoed handig te verbergen, om niet te laten merken, dat er iemand was die den moed had mij te hoonen. AelianusGa naar voetnoot2) verhaalt, dat Aristides gestokenGa naar voetnoot3) werd door een giftig beestje en dat hij boosGa naar voetnoot3) stierf, omdat hij door zoo'n beestje moest sterven; AbimelekGa naar voetnoot4), die door een vrouw gewond was, verzocht zijn schildknaap hem te dooden om aan den smaad te ontkomen van door de hand van een vrouw te sterven; en ik verzeker u, dat de dood op zich zelf mij niet zoo smart als wel het besef dat een verachtelijke kerel mij martelt en een klein steentje mij neervelt. Maar nu ik eenmaal de comedie Gedane zaken nemen geen keerGa naar voetnoot5) moet spelen, beloof ik u dat ik tegelijk zal weten op te voeren die van Zijn verplichtingen na- komenGa naar voetnoot6), want de fortuin kan mij wel ongelukkig, maar niet eerloos maken. Laat Juvenalis maar zoo kras mogelijk beweren, dat ieder zijn eigen lot smeedt en dat er voor de wijzen geen ander geluk bestaat dan hun verstand: Nullum numen habes, si sit prudentia: nos te nos facimus, Fortuna, deam, caeloque locamusGa naar voetnoot7). Laat de philosophen maar bewijzen, dat de sterren geen macht hebben over de wijzen en dat de geleerden zich niet aan de sterren onderwerpen, sapiens dominabitur astrisGa naar voetnoot8). Laat de metaphysici gerust tot de conclusie komen, dat God alleen de maker is van de natuur en de Wijze die van de fortuin (Ipse auctor naturae deus, unusquisque suae sibi fortunae faberGa naar voetnoot9), want ik meen dat de planeten, al slepen ze niet mee, toch doen neigen en dat het lot, al dwingt het niet, toch aanzet, want terwijl | |
[pagina 154]
| |
ik zóó weinig dacht aan dezen afgrond, dat ik zelfs geen idee had van deze verblinding, bemerk ik nu dat het lot mij onverhoeds te pakken nam en het ongeluk mij zoo schoon vermomd beetgreep. Maar nu deze onoplettendheid mij een kastijding bezorgd heeft, erken ik - immers Augustinus spreekt over een Gebaarde FortuinGa naar voetnoot1) -, dat de fortuin zelden de gebaardenGa naar voetnoot2) en de geletterden begunstigt; ik zal mijn best doen dat van de ontelbare Fortuna's, welke de bijgeloovigen aanbaden, de Fortuna publicaGa naar voetnoot3) mij niet te schande make, daar ik reeds mijn deel kreeg van die welke de eer deelachtig werd dat Servius Tullius haar een tempel oprichtte, n.l. de Fortuna breveGa naar voetnoot4), want ik ben overtuigd, dat mij zulk een klap, uit overmaat van zelfvertrouwen, niet nog eens zal treffen, omdat ik, waar een vernuftig man beweert dat Socrates, toen hij zijn leerlingen aanried zich te onthouden van boonen te eten, niet wilde zeggen FabisGa naar voetnoot5), maar FacbisGa naar voetnoot6) (immers tweemaal een fout begaan is van elke fout er twee maken), als AbisaiGa naar voetnoot7) zal zijn en ik verzeker dat ik het geen tweeden keer zal doen; want den eersten keer kan men het toeschrijven aan onoplettendheid, den tweeden aan domheid, den derden aan koppigheid. Ik zal deze bijeenkomsten maar ontvlieden, want een wijsgeer zal onvermijdelijk onder hen even slecht op zijn plaatsGa naar voetnoot8) zijn als Achilles het was, toen hij spon temidden van de meisjes van Scyros; en ofschoon Aristoteles en alle oude en nieuwe astronomen niet alleen meenen, dat de hemellichamen in tegengestelde richting, maar ook dat ze zeer snelGa naar voetnoot9) zich voortbewegen, heb ik niet zoo'n goddelijk verstand, dat ik het goddelijke tracht te evenaren, en daarom wil ik liever deze vergaderingen vermijden, teneinde me deze verdrietelijkheden te besparen. De natuurphilosophen vragen waarom aarde en water in het middelpunt van het heelal tezamen komen, en de beroemde TassoniGa naar voetnoot9) bewijst, dat dit komt door de koude en niet, zooals de peripatetici leeren, door de zwaarte, zoodat deze twee stoffen, | |
[pagina 155]
| |
die de eigenschappen van koude en rust bezitten, zooveel mogelijk vlieden van hun tegenstelling, den hemel, waar de eigenschappen van warmte en beweging heerschen, en van elkaar gescheiden zich handhaven. Ik zal dus trachten gelijk te worden aan de dennen, waarvan Plinius zegt, dat ze op de bergen groeien en op de hoogten zich ophouden (sixtus in excelso montium ceu mari fuggeritGa naar voetnoot1)), alsof ze, een voorgevoel hebbend dat ze opgroeien om tot masten en ra's gemaakt te worden en om te strijden tegen de woedende elementen en zich te weer te stellen tegen de orkanen, de zee ontvlieden en een geboortegrond zoeken op de bergen, om van die stormen vrij te blijven en een schuilplaats op de rotsen om aan schipbreuken te ontkomen. Actionist: Ach, ik ongelukkige, die evenals degene, die een raaf wilde leeren praten, mijn tijd en mijn olie verspild heb! Als zinnebeeld van mijn verloren moeite zou ik den Ethiopiër kunnen nemen, die gewasschen wordt door eenige nimfen en waarbij een snuffelaar het onderschrift voegde: verspilde tijdGa naar voetnoot2). Waartoe gaf ik u zooveel lessen over wat u te doen stond, als ze slechts dienden om de dwaasheid nog erger en de stommiteit nog vreeselijker te maken? Als deze handel een comedie is, waarom baatten u dan zooveel repetities niet om de comedie met succes op te voeren? Voordat de Romeinen uitzeilden, offerden zij aan de zee en de Germanen wierpen de kinderen in 't water om ze eraan te wennen ongemak en beproevingen te verdragen. De Atheners oefenden zich op het zand in het varen (zonder te letten op het spreekwoord E litore nautaGa naar voetnoot3), want de beste stuurlui staan aan walGa naar voetnoot4)), voordat ze hun hoop op de stroomingen bouwden en vertrouwden op de veiligheid der baren. De wijsgeer SallustiusGa naar voetnoot5) legde om zijn kwaal te zuiveren gloeiend vuur op zijn dij, van oordeel dat hij bij een proefneming niet te verliezen had. In Utica werd een wet afgekondigd, dat vóór men met bouwen aanving, de steenen gedurende vijf jaar aan water en weer moesten blootgesteld worden, zoodat gebreken later niet aan de steenen | |
[pagina 156]
| |
konden worden toegeschreven. Zelfs wilde God dat Mozes de wonderen, die hij in Egypte moest doen, zou probeeren, ofschoon hij wist dat hij ook zonder die vooroefening niet kon falen met die wonderen. Maar wat baatten u de offers die gij aan de zee bracht alvorens u aan haar woede bloot te stellen, het in het water storten om u te wennen aan de ongemakken, het varen op het zand alvorens de golven te doorklieven, den vuurgloed te verdragen om pijn niet vreemd te vinden, de steenen beproeven alvorens muren te bouwen en wonderen voor te bereiden om het welslagen te verzekeren, als ge degenen nog overtreft, die naar Athene gingen om hun twijfel opgeklaard te zien? Want dezen, die als meesters de scholen betraden, werden, naar Menedemus.Ga naar voetnoot1) vertelt, leerlingen tijdens hun bezoek en gingen heen als dwazen, want bij de beschouwing der onderwerpen waarmee ze kennis maakten, gingen ze meer hun tekort inzien; hoe meer ze studeerden en hoe meer ze zich inspanden, des te meer moesten ze hun botheid erkennen. Wat mij het meeste spijt is dat, terwijl Salomon gezegd heeft, dat de wijsheid haar paleis gegrondvest heeft op zeven pilaren, gij hebt gemaakt dat de onwetendheid haar krot bouwt op zeven pijlers. De eerste daarvan is te bekennen, dat men u bedrogen heeft. De tweede is u aan het verstand te brengen, dat gij u niet van de partij moet ontdoen. De derde is de schaamte, die het gebeurde u veroorzaakt. De vierde, dat het sterven door de hand van een lagen vijand u meer kwelt dan het sterven zelf. De vijfde is te beweren, dat die tegenslag u geen tweeden keer zal treffen. De zesde, de verklaring dat gij u noodgedwongen op dezen handel toelegt. De zevende is, dat gij u verbeeldt dat gij u moet terugtrekken uit het worstelperk en de bijeenkomsten moet vlieden. Het is domheid u te hebben laten bedriegen, want nadat zoovele raadgevingen om stevig te staan vooraf zijn gegaan, kunnen fouten niet goedgepraat worden. Zeide ik u niet dat, al mochten de actionisten orakels gelijken, sommigen waren als het Delphisch orakel, dat LoxiasGa naar voetnoot2) heette - hetgeen spitsvondig beteekent - omdat er geen list is die ze niet bestudeeren, geen spitsvondigheid die ze niet toepassen? Welnu denkt eraan dat | |
[pagina 157]
| |
er maar weinigen zijn die niet zijn als koning Arsacis, wiens gansche genoegen netten knoopen was, omdat al hun gedachten erop gericht zijn haken te maken. Toen de admiraal van Castilië aan Rudolf II de gelukwenschen van het Rijk kwam overbrengen, kwam een reus hem te gemoet, die zoo vervaarlijk groot was, dat hij een dwerg in zijn jaszak droeg; het is nu eenmaal de verwatenheid van reuzen, die gewoonlijk probeeren de heele wereld op te slokken, dat zij evenals gij denken, dat ze heele kerels zijn, zoodat ze meenen dat ze het geld van degenen met wie ze handelen, als 't ware al in hun zak hebben; ze zien geen mensch, dien ze niet voor een dwerg houden; geheel anders dan de verspieders die Mozes uitzond, want dezen dachten, dat zij zelf dwergen en de anderen reuzen waren, terwijl de eersten zich verbeelden dat allen dwergen en zij alleen reuzen zijn. Nu zult gij, hoewel te laat, klagen dat gij bedrogen zijt, maar mettertijd zult ge leeren inzien dat uw AristotelesGa naar voetnoot1) zich niet in de zee had behoeven te storten, omdat hij haar ebben niet begreep, want hij had slechts een kring van actionisten behoeven binnen te treden (die wel een zee gelijken door het geruisch, de onrust en het gevaar) en hij zou hebben ondervonden, dat hij hun wisselingen niet kon doorgronden en hun eb en vloed niet begreep en dat hun spitsvondigheden hem duister bleven. Als Nero leefde, hoefde hij SenecaGa naar voetnoot2) niet tot het badGa naar voetnoot3) te veroordeelen om hem dood te laten bloeden; hij behoefde hem maar naar een van die actionistenclubs te zenden, opdat hij erger lijdend dan Ixion op zijn radGa naar voetnoot4), beetje bij beetje zou adergelaten worden, en de tirannie zou hem zonder bloed laten, door hem zonder geld te laten, immers Antifanes bewees dat het geld voor de stervelingen als bloed is (Pecuniae sunt sanguis et vita mortalibusGa naar voetnoot5)) en de Joden bezigen voor geld en bloed hetzelfde woord. In Bacherona werd een monster geboren met een oog zoo groot als een sinaasappel en een arendsklauw op het ooglid; men moet er dan ook bij dit spel op letten dat, als er zijn die | |
[pagina 158]
| |
nagels op de oogen hebben, het logisch is dat er ook zijn die oogen op de nagels hebben. Temeer daar in de Heilige Schrift de kooplui zóózeer verward worden met de dieven dat, waar wij in Zacharius lezen: Hij zal geen koopman zijn, anderen vertalen: hij zal geen bedrieger zijn, en waar Jeremias zegt: Hem op een eenzame plek afwachtend als een dief, sommigen lezen: als een koopman, welke gelijkstelling een moderne er toe bracht te opperen dat negotio hetzelfde is als negatioGa naar voetnoot1)) en mentire hetzelfde als metiriGa naar voetnoot2). Als gij hadt nagedacht over het boek dat Dio De incredulitateGa naar voetnoot3) noemde, zoudt gij geleerd hebben niemand te gelooven en te bewonderen wat SolinusGa naar voetnoot4) aanteekent over de slangen in Afrika n.l. dat de vergiftigste de mooiste zijn. Wanneer men van Europa naar Oost-Indië vaart, verliest men bij het passeeren van de linie de Poolster uit het oog en zien de stuurlui alleen de Zuidpool, met sterren die geheel tegenover die van ons halfrond staan. Wie met onzen handel zich zou willen ophouden - en de bloei ervan berust op Indië - moet de andere takken van handel in Europa uit zijn gedachten zetten en er op rekenen dat, als hij op geen andere poolster afgaat, geen andere sterren zoekt, niet op een andere pool let en geen anderen koers neemt, elke stap een onheil en elke beweging een ruïne beteekent. Tenslotte, als er in 1628 in Portugal een monster ter wereld kwam met een zwaard aan een van zijn armen en een ander te Lissabon uitgerust met eenige platen die wel ijzeren helmen geleken, wel, dan is het maar het verstandigst de eene punt met de andere te bevechten, en, als er monsters zijn die als armen zwaarden hebben, met hen een monster te zijn dat ijzeren ledematen heeft, om tegenover iederen degenstoot een schild, tegenover elken tegenslag een metalen plaat en tegenover elken houw een helm te hebben. Het is domheid een transactie niet als ongedaan beschouwd te willen zien als men dat gedaan kan krijgen zonder angst voor | |
[pagina 159]
| |
schande, want evenals het gemeen zou zijn daarop aan te sturen wanneer het niet met eere kan, is het zotheid er niet op aan te sturen wanneer het wel kan. Het wonderbaarlijke van den actiënhandel is de stortvloed van partijen, die bij een onverwachte tijding verhandeld worden, en dat niemand zich onttrekt aan wat in die opwinding wordt afgesproken: het gegeven woord is heilig, al was er ook een verschil van 50% in de prijzen; en ondanks den enormen handel, die voortdurend tusschen de kooplieden zelf plaats vindt, zonder tusschenkomst van een makelaar, die als getuige of ter controle zou kunnen dienen, bestaat geen verwarring die vertroebelt wat men overeenkomt, noch geschil dat het afgesprokene te niet doet. Om de voortreffelijkheid der schilderstukken van Apelles te doen uitkomen, was het voldoende te zeggen dat hij ze gemaakt had (Apelles fecit); om de waarheid te onderstreepen van hetgeen XenocratesGa naar voetnoot1) verkondigde, was het voldoende te zeggen dat hij het gezegd had (Ipse dixit); en onder actionisten is het voldoende dat iemand zegt, dat hij iets gedaan of dat hij iets gezegd heeft, om hem een beeld der eerlijkheid te wijden en een tempel der waarheid op te richten. Zulke soliditeit, voorkomendheid en eerlijkheid zijn eenvoudig bewonderenswaardig. Maar, als iemands krediet niet in gevaar is noch zijn eer geschaad wordt, te willen betalen wat men niet schuldig is en te betalen wat volgens de usance niet verloren is, dat is geen royaliteit maar razernij, geen stipte eerlijkheid maar verkwisting, geen flinkheid doch donquichotterie. Het is domheid u te schamen, zooals gij zegt dat gij doet wegens dit voorval, want men kan geen goede actionist zijn met zooveel schaamtegevoel. Adam schaamde zich na gezondigd te hebben en in dezen verwarden handel zijn er velen die wel van meening moeten zijn dan ze niet zondigen, immers ze schamen zich niet; zij houden het purper voor zoo zeldzaam, dat hun het rood reeds onbetaalbaar lijkt. NeroGa naar voetnoot2) stelde feesten in, de Juvenalia genoemd, die een lust waren voor hen die ze aanschouwden, en een kwelling voor hen die ze uitvoerden. ZavaletaGa naar voetnoot3) vergelijkt het pelota-spel bij deze feesten, want wie daaraan mee doet, verliest al dadelijk, voordat | |
[pagina 160]
| |
het spel eigenlijk begint, het decorum: hij doet zijn mantel af, hangt zijn kraag op, legt zijn hoed neer, gespt zijn degen af, maakt zijn kleeren los, laat de veters wat schieten evenals de broekbanden om met de armen vrij te kunnen zwaaien, en lijkt een toonbeeld van liederlijkheid en onbetamelijkheid. Op dit spel lijkt heel sterk dat van de acties, want al ontbreekt het onder degenen, die er aan doen, niet aan personen die zich gedragen als vorsten, aanvalligheid parend aan ernst en wijsheid aan vriendelijkheid, er zijn ook schavuiten, die hun reputatie al verspelen voordat ze den bal voor den dag halen en die de deftigheid reeds met voeten treden voor zij het slaghout zwaaien. Een scherp vernuft begreep deze zekerheid van optreden, overdacht de praktijk, ondervond zelf de ruwe kanten ervan en verklaarde dat het spel der acties allen gelijk maakt evenals de dood, want als men die kringen eenmaal is binnengegaan, merkt men weinig van verschillen en wordt grootheid al weinig gerespecteerd. AlexanderGa naar voetnoot1) wilde niet deelnemen aan de Olympische spelen, als zijn mededingers geen koningen waren (Da reges aemulos et curramGa naar voetnoot2)), maar hier zijn zulke Alexanders heel schaarsch, want men houdt een wedloop onderling zonder zich te schamen en men speelt met elkaar zonder elkaar te ontloopen. Het is ook dom, dat het u meer kwelt te sterven door de hand van een lagen vijand dan het sterven op zich zelf, want als AristidesGa naar voetnoot3) meer betreurde dat hij stierf door een nietig beestje dan dat hij stierf, en Abimelek het omkomen door de hand van een vrouw erger vond dan het omkomen op zich zelf, dan was de eerste krankzinnig omdat hij in geen andere onsterfelijkheid geloofde dan die van de Faam en omdat hij er meer om gaf de onsterfelijkheid te verliezen dan het leven te verliezen; en de tweede voelde dat door te sterven door de hand van een vrouw zijn geweten hem weer de zonde van Adam te binnen bracht, die door zijn eerzucht zooveel dood op de wereld heeft gebracht. Abimelek heeft namelijk in zijn eerzucht zijn zeventig broeders op een steen geslacht, zoodat de steen, dien de vrouw vanaf een toren op hem gooide, hem weer deed denken aan den steen waarop hij zijn zeventig broeders geslacht had. | |
[pagina 161]
| |
Wat een verstandig mensch moet verdrieten, is de soort van ziekte die hem treft, niet de arm die hem de ziekte bezorgt. Dat Elias wegvluchtte van Jezebel, die hem wilde dooden, en dat hij, zoodra hij zich uit het bereik van haar klauwen zag, God smeekte hem te dooden, kwam doordat hij wist, dat de dood door Gods hand zoet en de dood door de hand van Jezebel vreeselijk was. Dat God David zelf de soort van kastijding liet kiezen en Nero Seneca liet kiezen hoe hij wilde sterven, heeft zijn oorzaak daarin dat niet de aard van den beul, maar de aard van de straf de ramp minder erg doet zijn. Daarbij komt dat ge u ermee kunt troosten, dat de machtigste staten tenslotte in de macht van klein gedierte vielen: Spanje in die van konijnenGa naar voetnoot1), Thessalië in die van mollen, Gallië van kikvorschen, Afrika van sprinkhanen, Jaro van muizen, AmyclaeGa naar voetnoot2) van slangen; de aard van hun ondergang moet u wel tot troost en de toedracht van hun vernietiging wel tot verlichting dienen. Het is domheid te beweren, dat de tegenslag u geen tweede keer zal treffen, want daar ge weinig gewoon zijt aan tegenvallers, denkt ge al bij het eerste ongeluk dat de hemel u in den steek laat. Moed houden, moed houden! Want al meent gij dat de zaak al verkeken is, zoo kan God nog redding brengenGa naar voetnoot3), en niet immer zijn ongelukken een inleiding tot nieuw verdriet, integendeel ze zijn vaak een voorspel tot genot, want na den storm is goed weer zoo goed als verzekerd en na het duister volgt onvermijdelijk de dageraad. Plinius verhaalt van een grot in DalmatiëGa naar voetnoot4), die, wanneer men er iets zwaars in wierp, jammerde met vreeselijk gerommel, en van een labyrinthGa naar voetnoot5) in Egypte, dat, wanneer men de deuren opende, zijn boosheid luchtte door verschrikkelijke kreten; ik geloof dat gij dit labyrinth en deze grot wilt navolgen, want bij het minste verdriet dat u overkomt, lijkt ge een furie en bij de | |
[pagina 162]
| |
eerste poort, die den weg naar het ongeluk voor U opent, lijkt ge een hel. In zijn gedenkschriften over Ethiopië vermeldt Diodorus, dat de patriciërs daar zekere vogels hielden, die door hun jongen door de lucht te dragen ze aan het vliegen gewenden, waarbij zij duizendmaal vielen voor ze volleerd waren, en zij getroostten zich dit herhaalde vallen om later niet te pletter te storten. Ik ben de vogel geweest of de slimmerikGa naar voetnoot1), die u heeft willen leeren vliegen en nu uw lichaam aan uw vleugels ontvallen is en gij neergestort zijt en uw lichaam bezeerd hebt, troost u dan dat de slag niet zoo hevig was, want het grootste gevaar, dat ik voor u zie, is uw angst voor schade. Geduld, geduld, mijn vriend, want 20% is niet zoo'n belangrijk verlies bij de acties, dat men er zulke krasse maatregelen voor behoeft te nemen; en al sprak men vroeger, wanneer de zaak onherstelbaar bleek, van zich met Frederik te dekken, de uwe staat er nog niet zoo wanhopig voor dat ze u noopt Frederik te spelenGa naar voetnoot2). Men vroeg den redenaar DemadesGa naar voetnoot3) waar hij had geleerd een zaak nooit zonder succes te verdedigen en hij antwoordde Magistro tribunaliGa naar voetnoot4), waarmee hij wilde te kennen geven, dat hij zich op zijn redevoeringen oefende alsof hij ze steeds stond te houden voor de rechtbanken; zoodat hij, wanneer hij ze er werkelijk voor hield, niet in de war raakte door het ongewone noch er een fout in maakte. Een Romein schermde tegen een houten pop en toen hij aan een wijsgeer vroeg wat deze van zijn behendigheid dacht, antwoordde deze dat hij heel flink vocht tegen een vijand van hout. Als gij evenals die Romein tegen een vijand van hout had geschermd, alvorens den vijand aan te vallen en had gerepeteerd evenals Demades zijn houdingen, waarmee hij zijn welsprekendheid nog verlevendigde, alvorens u in de acties te storten, dan zoudt gij zijn als AlexanderGa naar voetnoot5), die bij de overwinningen in Azië aan oorlogen van mollen en kikvorschen dacht, als hij berichten ontving van de schermutselingen in Griekenland; want evenals degenen, die niet aan klappen gewend zijn, elke bedreiging als iets verpletterends voelen, zoo | |
[pagina 163]
| |
houden zij, die voortdurend door de nukken van de Fortuin gekweld worden, die spelletjes voor aardigheden en zulke kwellingen maar voor spelletjes. Wie zegt u of gij, terwijl gij u zoo wanhopig beklaagt over de fortuin, niet nog eens op deze partij zult winnen, en kunnen de acties niet even goed als ze in een nacht 20% daalden, in een volgenden nacht 50% rijzen? In de stad TulifeldGa naar voetnoot1) kwam uit een beengezwel van een kind in plaats van etter graan te voorschijn; vertrouwt dus op God, want ge kunt nog best graan ontvangen waar ge slechts etterGa naar voetnoot2) verwacht, en wat naar gij meent voor u slechts stofGa naar voetnoot2) tot verdriet kan zijn, zal u nog stof tot vreugde geven. Een geleerde verdiept er zich in hoe het komt, dat in de Heilige Schrift vermeld wordt, dat de grootste rechtvaardigen een onbegrijpelijk verlangen aan den dag legden om niet uit dit leven in een ander over te gaan, terwijl ze toch moesten weten dat ze een beter leven zouden hebben. Hij lost de moeilijkheid op door er op te wijzen, dat de aarde onze tweede moeder is, (immers Job noemt haar duidelijk moeder) en toen het orakel zei dat hij het rijk zou verwerven die het eerst zijn moeder zou kussen, kuste de wijze BrutusGa naar voetnoot3) de aarde en kreeg het rijk; en het is logisch dat de mensch met zijn tweede moeder evenzoo handelt als met zijn eerste, en dat hij, evenals hij schreit als hij uit de eerste voortkomt, ook schreit als hij weer tot de tweede terugkeert. Hij schreit als hij geboren wordt, ofschoon hij uit de beperkte ruimte van het moederlijf komt in de uitgestrektheid van de wereld, omdat hij niet gewend is aan de wereld en wel gewend is aan het moederlijf; hij is bedroefd als hij sterft, ofschoon hij de ongelukkige wereld vaarwel zegt voor een glorieuzen hemel, omdat hij niet gewend is aan den hemel en wel aan de wereld. Derhalve verwonder ik me niet dat ge klaagt (hoewel ge kunt winnen aan de partij en van het ongeluk in de glorie en van benarde in ruime omstandigheden kunt komen), daar gij als wijsgeer nu eenmaal aan tranen gewend zijt en evenals Heraclitus niet zult op kunnen houden met uw klachten. Maar als de kinderen schreien, hoewel ze er op vooruitgaan, en de rechtvaardigen bedroefd zijn al verbetert hun toestand, laat dan de smart u niet blind maken voor de winst en houdt het voordeel | |
[pagina 164]
| |
niet voor onbruikbaar, al ziet gij het ver weg op de toppen der smart; integendeel, daar het u toeschijnt of gij bij het aanvangen van dezen handel de wereld verlaat en het wagen van deze negotie is als een reis naar een nieuwe wereld, wat wonder is het dan dat gij bij het betreden van die wereld schreit als de kinderen en dat gij weent bij het verlaten van de wereld evenals de rechtvaardigen? Toen koning Karel I van NapelsGa naar voetnoot1) hoorde van den moord op zijn vazallen te Palermo (als een gevolg van de Siciliaansche Vesper van Jan van Procida) hief hij de oogen ten hemel en smeekte God dat als Hij hem dan kastijdde, Hij het geleidelijk zou doen en niet zoo plotseling; als God in uw geval doet naar de smeekbeden van dezen vorst en gij, als Hij u wil tuchtigen, voelt dat het geleidelijk, niet zeer snel gaat, waarom overweegt ge dan niet wat Strabo vertelt van de bron Albula, n.l. dat deze wel in het begin de ledematen verlamt van dengene die van haar heilzame kracht wil profiteeren, maar daarna met een zachte warmte doortrekt wie zich bedient van haar water, om daaruit te concludeeren dat de wijzen niet moeten terugdeinzen voor den schijn zonder het einde af te wachten, noch in zwijm moeten vallen bij bedreigingen, tenzij de ruïne er onmiddellijk achteraan komt. Uit de hevige vlammen, waarin men de lijken in asch placht te doen verkeeren, traden Aviola, Lucius en Cayus onverschrokken te voorschijn, want wat voor hen de dood had geleken, was slechts een flauwte en hun vermeend sterven slechts bezwijming. Van den dag af, dat Hannibal voor de poorten van Rome verscheen, boezemde zijn nabijheid den burgers zulk een vrees in dat ze om de kinderen bang te maken als spreuk gebruikten, dat Hannibal voor de deur stond, Anibal ad portasGa naar voetnoot2); laat het u dus geen vrees aanjagen dat gij een Hannibal onder de muren ziet, want er zijn nog Capua's voor die Hannibals; ontsteltenis omdat ze voor de deur staan, is goed voor kinderen, niet voor mannen; hen te verdrijven, dat is het werk van moedigen, niet van lafaards. PolycratesGa naar voetnoot3) liet een ring in het water vallen en toen hij | |
[pagina 165]
| |
later een visch at, vond hij in de ingewanden den ring terug; wanneer gij het meest er aan wanhoopt in de acties den ring terug te vinden die in de golven verzonken is, kan het best gebeuren dat gij hem gelukkig weer tegenkomt, want in de grootste nood komen de raven vaak aanvliegen met brood en in de grootste benauwdheid verschaffen de leeuwen vaak honing, de ezels water, de rotsen stroomen. Het is dom te zeggen dat ge gedwongen aan dezen handel doet, want zonder dezen kan ik u verzekeren, dat ge nooit iets zult bereiken, integendeel altijd arm, bedroefd en ellendig zult blijven leven, met geen ander voedsel dan melk zooals Sagari, of rapen zooals Marcus CuriusGa naar voetnoot1), want de laatste at heel zijn leven niet anders dan rapen en de eerste proefde nooit anders dan melk. De waarheid, ongelukkige vriend, is dat, gelijk PontanusGa naar voetnoot2) een hond had die geen kippeborst lustte en Donatus beweert een kind te hebben gezien welks lippen zwollen als het eieren at en dat dan schuim spuwde alsof het vergif had gegeten, deze eieren niet voor uw gestel geschikt zijn noch deze kippeborsten voor uw maag. Keert terug tot uw studie en zwoegt maar weer om uit te visschen van wie Hecuba de dochter wasGa naar voetnoot3), welken naam Achilles aannam toen hij zich schuil ging houden onder de meisjes van Lycomedes, op welken toon de Sirenen zongen, aan welke hand Venus door Diomedes gewond werd, aan welk oog Antigonus blind en aan welken voet Philippus mank was, want dat alles is van groot belang om dit leven door te komen. Ongelukkig degene die zooiets moet aanhooren en het gelooft! De zoon van een armen Genuees kwam van de school van Pavia en toen zijn vader hem ondervroeg naar wat hij daar geleerd had, antwoordde het jongemensch hem, dat hij zooveel spitsvondigheid had geleerd dat hij hem zou bewijzen dat de twee eieren, die hij bezig was op te eten, er vier waren, immers daar twee een binair getal is en elk binair getal twee eenheden bevat, zou men door deze twee eenheden bij het binaire getal te voegen vier krijgen, omdat vier tweemaal twee is; de oude | |
[pagina 166]
| |
stond in gedachten bij het hooren van de sophistische en nuttelooze spitsvondigheden waaraan de ander zij n tijd, zij n hersen-inspanning en zijn geld verdaan had, en daar hij hem wilde toonen dat zijn boersch verstand meer waard was dan fijne syllogismen, slurpte hij de beide eieren op, met de woorden: Ik eet de twee die de kip gelegd heeft, eet jij nu de twee andere die de dialectiek heeft opgeleverd. Kom dus tot bezinning, onnoozele wijsgeer, en houd u er van verzekerd dat er eeuwen zijn waarin men beter MidasGa naar voetnoot1) dan wijsgeer kan zijn. Er is hier geen middenweg: of actionist worden of bedelaar, of de twee eieren eten zonder sophismen of bedremmeld erbij staan zonder eieren. Wat hebt gij geleerd van de Lycea, de Cynosarges, de Gymnasia of de Stoa's behalve bewondering voor de razernijen van de leermeesters en voor de belachelijke gevolgen van hun razernijen? Dat DemocritusGa naar voetnoot2) zich de oogen uitrukte om beter te zien, dat CratesGa naar voetnoot3) de rijkdommen in de zee wierp om niet arm te zijn, dat Euripides in grotten leefde, Diogenes in een vat, dat PliniusGa naar voetnoot4) zich in de Etna wierp, AristotelesGa naar voetnoot5) zich in de zee, dat SocratesGa naar voetnoot6) een ganschen dag op één been stond als een kraanvogel, dat AnaxagorasGa naar voetnoot7) den heelen dag de zon bekeek alsof hij een adelaar was, dat XenocratesGa naar voetnoot8) een marmeren beeld, Diogenes een hond, Epicurus een redeloos dier werd, dat Democritus den waanzin van een gek die altijd lacht, en Heraclitus de bedroefdheid van een steeds maar huilenden wanhopige nog overtrof. Let op datgene wat u levensonderhoud kan verschaffen en verspilt uw tijd niet met dat wat in sommige landen slechts een voorwerp van kritiek, minachting en bespotting is. Aan den boom der Kennis liet God in den beginne de vrucht des doods groeien, zoodat het wel blijkt dat het niet gemakkelijk moet zijn om in de schaduw van dien boom zijn levensonderhoud te vinden. Salomo vroeg in zijn droomen om wijsheid, maar er zijn streken | |
[pagina 167]
| |
waar men de wijsheid niet acht, zelfs niet genoeg om er van te droomen. Er kon maar één manier zijn, zeide de wijze koning van Aragon, om een koning tot armoede te brengen en die was, de wijsheid aan een ander rijk te verkoopen, maar ik ken markten waar de wijsheid als ze verkocht mocht worden, zoo weinig zou opbrengen dat het niet voldoende zou zijn om den omroeper te betalen, al vroeg hij ook weinig. MercuriusGa naar voetnoot1) verkleedde zich als koopman om te weten te komen in hoever hij bij de menschen in achting stond, en het huis binnengaand van een beeldhouwer, die daar de beelden van alle goden had, vroeg hij hoeveel hij verlangde voor het beeld van Jupiter. Men vroeg hem een reaal ervoor en voor de andere goden naar verhouding; hij kwam bij zijn eigen beeld en op de vraag hoeveel hij verlangde voor dat van Mercurius, zei de kunstenaar hem openhartig, dat als hij de andere nam voor den gevraagden prijs, hij hem dat voor niets op den koop toegaf. Als Mercurius, die de god der welsprekendheid was, nog eens te koop zou zijn en de beeldhouwers zouden hem u niet voor niets geven, dan geef ik u permissie in den wind te slaan hetgeen ik zeg en u niet te houden aan wat ik u leer. De tijd is voorbij dat Dionysius Plato naar Syracuse voerde en zelf den wagen bestuurde als was het een zegekar. Laat AristotelesGa naar voetnoot2) maar nadenken over de eigenschappen der dieren, als hij een Alexander heeft die acht honderd talenten voor zijn overpeinzingen over heeft. Laat ChoerilusGa naar voetnoot3) maar zoeken naar fijne trucjes om de verzen van zijn geschiedenis te verfraaien, als diezelfde held hem een goudstuk geeft voor elk vers. Laat Homerus zich gerust inspannen om de wereld verbaasd te doen staan, als er Cretensers zijn die een standbeeld oprichten om er in te griffen dat zij de werken van Homerus met hun gewicht aan goud betaalden. Laat de redenaar IsocratesGa naar voetnoot4) zich maar inspanning getroosten, als hij een koning Nicocles van Cyprus vindt die zijn inspanning met twaalf duizend ducaten beloont. Laat OppianusGa naar voetnoot5) maar werken, laat VergiliusGa naar voetnoot6) | |
[pagina 168]
| |
maar dichten, daar keizer Augustus vijf duizend gouden schilden voor een en twintig verzen gaf aan Vergilius en keizer SeverusGa naar voetnoot1) een dubloen voor elk vers van Oppianus. Maar daar men in Rome de uitvaart der raven viert door hun veeren in prachtige mausolea en hun asch in kostbare urnen bij te zetten, wie zal dan niet liever een raaf dan een zwaan zijn, als bovendien Jupiter zich even goed verandert in een raaf als in een zwaan? Waar echter een Licinius de letteren een pest noemt, een Antoninus CaracallaGa naar voetnoot2), tegenstander van de wetenschappen, de academies uit zijn rijk bande, een CaligulaGa naar voetnoot3) den spot dreef met Seneca en op het punt stond om het beeld van LiviusGa naar voetnoot4) uit de wereld der letteren te verwijderen, terwijl hij zijn eigen beeltenisGa naar voetnoot5) voor die van de zon in de plaats stelde; waar een keizer van het Oosten, Michael Balbus, gedurende dertien jaar niet toestond dat er eenige kunst of wetenschap aan een kind geleerd werd, terwijl het voor majesteitsschennis in zijn rijk verklaard werd, eenige kunst of wetenschap te verstaan, een Leo de ArmeniërGa naar voetnoot6) de beroemde bibliotheek van Constantinopel liet verbranden en beval den oekumenischen wijsgeer met al zijn leerlingen in de vlammen te laten omkomen, omdat voor hem diens overpeinzingen geen andere glans waard waren dan die der vlammen, waartoe dienen dan studie, moeite, beslommeringen, bespiegelingen en doorwaakte nachten, als een Licinius van die doorwaakte nachten, een Caracalla van die bespiegelingen, een Caligula van die beslommeringen, een Balbus van die moeiten en een Leo van die studies een vijand is? Toen MinervaGa naar voetnoot7) geboren werd, regende het goud op Rhodus, want waar geen goud is, kan ook Minerva niet bestaan. God beval Mozes eerst de ark, daarna de tafel en vervolgens den luchter te maken, omdat er bezwaarlijk licht kan zijn in de wereld als het niet vergezeld gaat van arkenGa naar voetnoot8) en tafels. Zelfs in den hemel besluit Jupiter, dat Mercurius den goden van goud en zilver de beste plaatsen moet aanwijzen; en de Phoeniciërs beeldden hun goden af met een zak met goud in de | |
[pagina 169]
| |
hand, terwijl ze alle goden den naam van ‘munt’ gaven en zelfs op Jupiter dien aantrekkelijken naam van munt toepasten. Maar het spijt mij te bemerken, dat gij dien letterkundige gaat navolgen van wien men zei Multa edit voluminaGa naar voetnoot1), want daar hij zijn boeken verkocht om te eten, scheen hij een profeet wat dat eten van boeken betreft, zonder zijn eigen ondergang te hebben kunnen profeteeren. Ovidius besloot de rechtsgeleerdheid te gaan beoefenen, maar toen hij bemerkte, dat dit beroep zoo geheel in strijd was met zijn aanleg en dat hij meer strijd te voeren had tegen zijn eigen aard dan tegen zijn tegenpartij, begon hij met zijn Gedaanteverwisselingen bij zich zelf, door van advocaat in dichter te veranderen, vanwege het genot dat het dichter zijn en het verdriet dat het advocaat-schap hem verschafte. PlatoGa naar voetnoot2) wilde leeren schilderen, maar ziende dat hij meer een schilderij dan een schilder, meer een geschilderde dan een levende schilder leek, - immers onbekwaam voor de techniek en te extatisch voor de uitvoering, was er geen onderscheid tusschen het levende en het geschilderde, - bracht hij het penseel van de schilderstukken naar de ziel over en de verbeelding van de kleuren verlatend ging hij zich toeleggen op de waarheid der Ideeën. SocratesGa naar voetnoot3) besloot de beeldhouwkunst te leeren, maar bemerkende bij het beeldhouwen der Gratiën, dat hij ze zóó zonder gratie maakte dat men niet kon onderscheiden of het de drie Gratiën of de drie Furiën waren (want hij was slechter dan steen voor dit beroep en harder dan marmer tegenover deze kunst), bracht hij den beitel van de handen over naar den geest, er zich mee tevreden stellende dat, aangezien hij niet de kunst verstond (als Deucalion) om van steenen menschen te maken, de menschen (van stomme verbazing over zijn verstand) zich in steenen veranderden. Derhalve, waar uw karakter voor mij een aanwijzing is dat gij even weinig geschikt zijt voor de acties als Plato voor de schilderkunst, Socrates voor de beeldhouwkunst en Ovidius voor de rechtsgeleerdheid, verwisselt dan als Socrates de beelden voor boekenplanken, als Ovidius de wetten voor gedichten en als Plato de penseelen voor pennen. | |
[pagina 170]
| |
GalenusGa naar voetnoot1) raadt naar aanleiding van de tweede spreuk van Hippocrates den dokter, die een ziekte van het lichaam wil genezen, aan eerst het lichaam te purgeeren en de kwade vochten uit te drijven; daarom voeden de ware geneesheeren het niet alvorens het gepurgeerd te hebben; Horatius zingt: Sincerum est nisi vas, quodcumque infundis asescitGa naar voetnoot2) en Hippocrates zegt diepzinniger: Non pura corpora quo plus nutrias magis laedasGa naar voetnoot3). Indien gij derhalve uw verloren gezondheid wilt herwinnen, moet gij, alvorens mijn genegenheid als een zorgzaam geneesheer u geneest, u zuiveren van al die wetenschap die een nuttelooze praal voor u is, want het bedrijf der acties gaat niet goed samen met de beoefening der wetenschappen. Uw zevende domheid is te denken dat ge u kunt terugtrekken uit onze bijeenkomsten of dat gij er iets bij zult winnen door onze samenkomsten te vermijden, want als de Fortuin het er op gezet heeft u te vervolgen, zal ze u evengoed achterhalen op de rotsen als in de wouden en als ze u in 't bosch aanviel als een wild dier, zal ze u ook in de bergen weten neer te vellen als door een bliksemstraal. Het is groote dwaasheid te denken, dat gij van lot kunt veranderen door van plaats te veranderen of dat gij het noodlot kunt overwinnen door verandering van klimaat, en ofschoon de broer van Seneca, toen hij ziek lag in Mytilene, beval hem op een schip te brengen (van Neptunus genezing en van Aeolus plaatsverandering verwachtend) omdat hij wist dat de kwaal veroorzaakt werd door de plaats en niet door het lichaam (Calamitans non corporis esse, sed loci morbumGa naar voetnoot4)), is toch de natuur niet hetzelfde als het lot, noch lijken de ziekten van de eerste op de ongevallen van het laatste; er zijn plaatsen die onderhevig zijn aan zekere ziekten, die ook de burgers kwellen, zooals er ookvele zijn die de bewoners brengen tot scherpzinnigheid, mildheid en dapperheid. Sparta was de bakermat der helden, want daar de grond hun van zijn kracht meegaf, schenen zij te zijn geboren als om toonbeelden van gehardheid te zijn; zijn Alciden stonden even vast | |
[pagina 171]
| |
als zijn klippen en zij leken meer op rotsen dan op menschen, omdat ze menschen waren die temidden van rotsen waren geboren, zoodat ze hun bloed vergoten zonder één klacht, hun leven verloren zonder een traan te laten, den laatsten adem uitbliezen zonder een zucht. Libia klaagde dat het voortdurend gekweld werd door sprinkhanen, Croton door besmettelijke ziekten, Ena door branden, Caucos door overstroomingen, Parthenope door aardbevingen en Acroceraunos door den bliksem. De verstandige jongeman wist van de vreeselijke rampen waaraan Mytilene voortdurend bloot stond, en hij redeneerde wijselijk, dat als men de oorzaak ontvluchtte, ook het gevolg zou ophouden en dat niet het gestel, maar de lucht van zijn woonplaats de oorzaak was. Maar tegen de fortuin baten zulke scherpe conclusies niet; immers een jager mist zijn schot niet al springt de vogel ook op een anderen tak, want daar de dood ligt aan den kogel en niet aan den tak, verhaasten zijn eigen vleugels het ongeluk en zijn vlucht brengt hem juist nader bij het onheil. Bovendien is het ontegenzeggelijk een dwaasheid te denken dat gij u nog kunt terugtrekken uit ons strijdperk, nadat ge al begonnen zijt te proeven van onze honingraten, en gesteld dat de honing, die ge tot nu toe geproefd hebt, doodelijk is als die van Colchis of bitter als die welke de Bossi op Corsica leveren, of vergiftig zooals die welke de kamaleons in Thracië maken, deedt gij met dezen honing een heel andere ervaring op dan Jonathan, want hem gingen de oogen open toen hij hem proefde met de punt van zijn lans en de uwe werden verduisterd toen gij ervan proefde. Herodotus vertelt van de ScythenGa naar voetnoot1) dat zij om zeker van hun slaven te zijn, hun de oogen uitstaken, en de acties doen als de Scythen, want ze maken degenen die hun slaven willen zijn, blind. HannibalGa naar voetnoot2) bracht tegen de Romeinen een troep soldaten in het veld, die zonder meer te doen dan in de hitte van het gevecht hen met stof te werpen, de overwinning behaalden; en de actiehandel zegeviert ook door slechts de beroemdste strijders in het gevecht te verblinden. Om slaven de vrijheid te onthouden, zetten de ouden ge- | |
[pagina 172]
| |
woonlijk in hun testamenten dat zij hun de vrijheid schonken bij den dood (Stichus cum morietr liber esto), en de acties bepalen, teneinde hen die zich in hun strijdperk beginnen te wagen, niet meer vrij te laten, dat dezen zich pas bij hun dood uit hun macht kunnen bevrijden en dat ze zich slechts door den dood uit de slavernij kunnen loskoopen. Toen de ongelukkige graaf de la Gerardesca in den toren van Pisa gevangen zat, wierp men den sleutel der gevangenis in de Arno, opdat hem geen andere hoop zou resten om eruit te geraken dan den sleutel in de zee te vinden. De acties willen degenen die haar labyrinth bezoeken, in voortdurende onrust houden en zoodra ze hen in haar torens vangen, werpen ze de sleutels in zee opdat zij zich nooit met de hoop kunnen vleien dat de sloten nog eens voor hen zullen opengaan. Hercules vocht met Antaeus en ofschoon de aarde Antaeus als een moeder beschermde en maakte dat hij als hij viel, het gevecht met meer kracht kon hernieuwen, moest hij tegenover de inspanning van den held het leven laten. Als gij in den strijd met de acties ziet dat gij bij het vallen moediger opstaat, laat u dan niet bedriegen door die hernieuwde krachten, want als gij eenmaal in haar netten zijt gevallen, kunt ge u van de haken niet bevrijden. Wat geeft het, of men CynegirusGa naar voetnoot1) (dien een geleerde een levende rem noemde) de hand afkapt, waarmee hij het schip tegenhoudt, indien hij, als men hem die hand ontneemt, het dadelijk met de andere doet en wanneer men hem den tweeden arm afkapt, het dadelijk onversaagd met zijn tanden tegenhoudt? Als de acties u tusschen de tanden krijgen of u in hun armen drukken, weest er dan van overtuigd dat er geen macht is die de strik zal losmaken, noch een zwaard dat den knoop zal doorhakken. Zij zijn als de thapsiaGa naar voetnoot2) waarvan Theophrastus schrijft dat ze, zoo men haar in een pot met vleesch werpt, een zoo groote kracht heeft om de stukken samen te voegen en één brok van de schijfjes te maken dat het vleesch er niet uit kan zonder dat men de pot breekt, of als het hemd van Deianira dat zich vasthechtte aan het lichaam en dat Hercules niet kon uittrekken zonder zijn | |
[pagina 173]
| |
botten mee te trekken; de handel bestaat hierin, het hemd van deze Herculessen, dat ze zoo fijn in hun bijeenkomsten spinnen (zooals die andere op zijn spinrokken deed), niet aan te doen, want als men er toe komt het aan te trekken, mag het een wonder heeten als het niet van een hemd een lijkkleed wordt. Zoodra Alboin, de koning der Longobarden, de vruchten van de tuinen van Italië proefde, vervloekte hij de vruchten van zijn eigen tuinen; en zoodra de gokkers met den handel in acties kennis maken, verwenschen zij iederen handel behalve dien in acties. De vrouw van Potiphar greep Jozef bij zijn mantel, zoodat hij zich door de vlucht aan haar aanzoeken kon onttrekken door haar den mantel te laten, maar de acties grijpen hun Jozefs bij het lichaam vast en zoo zijn zij die hun lichaam voor hen hebben kunnen bergen, te tellen. Zij vernieuwen de vriendelijkheid van Ruth tegenover haar schoonmoeder Naomi, waarover de Heilige Schrift verhaalt, dat zij, verteederd door Naomi's beproevingen, haar verzekerde te zullen gaan waarheen zij ging, en dat zij haar noch in den dood, noch in het graf, zou verlaten, maar dat zij vurig zou bidden tegelijk met haar den laatsten adem te mogen uitblazen en dat beider asch in het graf vereenigd mocht worden bewaard. (Ubicunque morieris, moriar et ibidem sepeliar; sola mors separatura est inter me et teGa naar voetnoot1)). De geleerden vragen zich af wie de vreemdeling is in de parabel, welke de profeet Natan aan koning David vertelde, aan wien de rijke het lam van den arme te eten gaf; want terwijl ze begrijpen dat de arme Urias voorstelt, de rijke David en het lam Bethsabe, begrijpen ze niet wie de vreemdeling is die het lam opat; maar daar de geleerden opmerken dat de H. Schrift dezen vreemdeling eerst reiziger, daarna gast en tenslotte mensch noemt, meenen zij dat deze vreemdeling den boozen lust beduidt, want als op wollen zolen binnensluipend om zijn rijk met overleg te grondvesten, vertoont hij zich eerst als armzalig reiziger die een aalmoes vraagt voor zijn reis, openbaart zich daarna als gast die niet vraagt en ook niet beveelt, totdat hij prijkt als mensch die al wat hij begeert aan zich dienstbaar maakt, begeert wat hij vindt en vindt wat hij begeert. | |
[pagina 174]
| |
De acties hebben veel weg van den boozen lust, want zij die eenmaal begonnen zijn haar gunsten te genieten, kunnen zich niet losmaken van haar liefkoozingen en terwijl zij meenen een reiziger te helpen, tracteeren zij een gast en terwijl zij denken een gast te onthalen, gehoorzamen zij een meester: eerst bedelen de acties, later houden ze gelijken tred en tenslotte bevelen ze. Koopman: Ik zal eenige bedenkingen tegen uwe rede, die in mij opkomen, niet uiten, opdat gij niet nog eens zeven domheden ontdekt in mijn aanmerkingen. Alleen verzoek ik u mij te verklaren wat West en wat Oost is, daar op den avond dat die slimmerds ons bedrogen, het gesprek begon met een dispuut erover of een tijding die de ronde deed, nadeeligkon zijn voor de Oost, waar ze zeker schadelijk moest zijn voor de West. Actionist: De Hollanders noemen Oriente Oost en Ocaso West en terwijl de Compagnie, waarover wij tot nu toe hebben gesproken, de Compagnie van het Oosten genoemd wordt, omdat ze haar positie op Oost-Indië baseert, is er nog een andere Compagnie, die genoemd wordt die van het Westen, omdat haar macht op West-Indië berust. Ze werd gesticht in het jaar 1621, beginnend met een kapitaal van honderdtwintig à honderddertig ton, en vergrootte haar glorie op zóó bewonderenswaardige wijze, dat een actie van de West werd geruild tegen een van de Oost, daar men, zooals de zaak zich liet aanzien, voorspelde dat elke actie een schat zou zijn. Maar de Fortuin draaide haar rad, het ongeluk onttrok haar de nagelsGa naar voetnoot1), ontrukte Brazilië aan de eraan toegedachte bestemming, het lot deed haar rijkdom verkeeren en verduisterde haar voorspoed, deed haar crediet verdwijnen, knotte haar ondernemingsgeest, bedierf haar praal en dempte zoozeer haar levenslust dat haar aandeelen tenslotte voor 3⅛% verkocht werden, waarbij de verkoopers nog vonden dat ze die 3⅛% gewonnen hadden. In 1674 hadden de Bewindhebberen (wat het Hollandsche woord is voor Directores en de titel is van die van beide Compagnieën), om te trachten de ineenstorting te voorkomen en de bedreiging niet in een totalen ondergang te laten overgaan, besloten haar [de Compagnie] te hernieuwen en voorgesteld dat de belanghebbenden eenige sommen aan het wankele kapitaal zou- | |
[pagina 175]
| |
den toevoegen, die als ruggesteun in het ongeluk en als basis voor nieuwe hoop konden dienen. Deze hulp kreeg den naam van Bijlegh (wat in diezelfde taal een wijze van vermeerderen beteekent die tegelijk als toevoeging en als ondersteuning bedoeld is) en van degenen, die niet aan deze restauratie wilden meewerken, zouden de acties gerechtelijk verkocht worden, terwijl er in zooverre toenadering was verleend dat men zich ervan kon ontdoen bij de andere Kamers tegen betaling van geringe overdrachtskosten. De Compagnie ging gebukt onder drieërlei schulden: 1o. de acties die ze schuldig was aan de erfgenamen van degenen die haar hadden opgericht of aan hen die ze van die erfgenamen gekocht hadden; 2o. de deposito's of gelden die ze tegen rente van particulieren had opgenomen, die als kapitaalkrachtige menschen geen ander voordeel verlangden dan deze rente; 3o. de bodemariasGa naar voetnoot1) of zeeleeningen, waarmee ze schitterende zaken gemaakt en waarin zij een uitgebreiden handel gedreven had. Degenen die hun crediet in acties hadden, liet men 4% storten voor den Bijlegh en voor die 4% ontvingen ze 15% in acties. Degenen, die vorderingen hadden in den vorm van deposito's, liet men 8% bijleggen en voor die 8% werden ze voor 30% aan acties gecrediteerd. En voor degenen die vorderingen onder scheepsverband hadden, maakte men onderscheid tusschen oude en nieuwe, waarbij zij, die oude hadden, 8% inbrachten en 30% in acties kregen, evenals de deposanten, en zij, die nieuwe hadden, 50% aan kontanten en de overige 50% aan acties ontvingen zonder eenige storting. Deze hervorming werd tot stand gebracht met ongeveer zeventig ton en men deed wijs dit onderscheid te maken, want het was billijk dat zij, die hun vordering in acties hadden, het minst begunstigd werden in dezen moeilijken toestand, omdat zij, die deel hadden genomen aan de Compagnie, de kansen van voor- en tegenspoed hadden geloopen; maar het was logisch dat zij, die hun geld tegen vaste rente hadden gegeven, een dragelijker verlies zouden lijden, omdat hun vordering meer liquide was, en dat zij, die zich noch aan de rampen noch aan de groote winsten hadden willen blootstellen, daar zij geen andere schatten hadden verdiend dan een matige winst, ook slechts een matig verlies zouden te betreuren hebben. Afgezien hiervan waren de voor- | |
[pagina 176]
| |
deelen voor hen, die scheepsverband hadden, nog grooter, omdat deze vorderingen nog jonger waren dan die wegens de deposito's, waarom er onder deze dan ook nog het onderscheid werd gemaakt, dat ik u noemde: van oude en nieuwe. De Compagnie kreeg door dezen kunstgreep nieuwe kracht (hoewel in veertien jaar de uitkeeringen zoo klein zijn geweest, dat ze niet meer dan 26% bedragen) en haar acties staan op honderd tien, in de hoop dat de retourladingen van Guinea en Curaçao rijk zullen zijn en dat er hoewel het contract donkere dagen heeft gehad, op die inzinkingen een periode van schitterenden glans en op die duisternis een onuitsprekelijke blijheid zal volgen. Dit contract (dat de stevigste pijler van dit gebouw uitmaakt) bestaat in een verplichting, die eenige Hollandsche kooplieden hier tegenover de Compagnie op zich nemen, n.l. om van haar zóó en zóóveel negers - te leveren in Curaçao - tegen overeengekomen prijs te betrekken, welke de Compagnie van de kust van Guinee aanvoert om ze hun te leveren; en doordat de contractanten de negers naar [Spaansch] Indië zenden - waarom ze dan ook een gemachtigde in Spanje hebben en den doorluchtigen monarch daar jaarlijks een som betalen voor de permissie tot dezen handel - verdienen de contractanten soms niet minder aan deze overeenkomst dan de Compagnie aan de contractanten verdient. Dit is de ziel van dit actiënspel, waarop de verwarringen in Europa wegens het gevaar dat de retourvloten loopen zoowel als door het nadeel der belastingen een schaduw werpen; zoo kunnen er voorvallen zijn (zooals dat waarover naar gij zegt die schelmen disputeerden) die de Oost doen dalen zonder de West te doen dalen, want ofschoon rust en onrust van den Staat ze gelijkelijk beïnvloedt, heeft elk wat betreft haar speciale winst of tegenspoed haar eigen grond voor daling en haar eigen prikkel voor stijging. Dit voor zoover zich niet zekere combinaties vormen (gewoonlijk Kabalen genoemd, ik weet niet of het is om hun degelijkheidGa naar voetnoot1) of om hun sluwheidGa naar voetnoot2)) voor het welslagen, waarvan degenen die hun steun er aan geven, de acties van de Oost verlaten om met meer kracht die van de West te steunen of omgekeerd; en daar bij de acties, die zij den rug toedraaien, de specu- | |
[pagina 177]
| |
latie en de strijdlust afnemen, welke zij overbrengen naar de acties die zij nu verdedigen, en er vele partijen contant verkocht worden om andere in pand te geven of te ontvangen, vreezen de gokkers een katastrofe, worden ze bang voor een belegering, voorkomen verlies, verdringen zich om te verkoopen, de moed zinkt, de strijdlust verdwijnt en de papieren dalen. Bij deze acties worden geen vijfhonderd pond verhandeld zooals bij die van de Oost, maar duizend, want behalve dat de waarde veel geringer is, hoewel niet altijd de risico, werden ze niet lang geleden per vijfhonderd pond verhandeld, maar toen eenige vrekkige kooplieden probeerden de provisie van de makelaars met de helft te verminderen (dus door hun in plaats van drie gulden op elke actie van een partij zooals nog bij de Oost, slechts anderhalven gulden per actie te betalen), hebben de laatsten gedaan gekregen dat niet minder dan duizend pond werd verhandeld per partij om met evenveel werk zes gulden te verdienen met duizend pond. En al lijkt de courtage op het eerste gezicht hoog (niet in verhouding tot den omvang van de partij die verhandeld wordt, doch met het oog op de geringe moeite waarmee het in orde wordt gebracht), de trouw waarmee sommigen hun heeren (die ze gewoonlijk Meesters noemen) dienen en hun ijver en vlijt en rustelooze waakzaamheid zijn zóó groot dat als de eerlijkheid niet met armoede mag gestraft worden, de toewijding toch ook niet in armoede kan leven. Maar aangezien in dezen handel dezelfde streken toegepast worden als in dien van de Oost en de handel plaats heeft met dezelfde eerlijkheid en met dezelfde bedriegerijen, zullen wij voortgaan met de listen van den eerste (de Oost), zoowel omdat hij het meest algemeen op de markt, als het meest bekend in de wereld is. Wijsgeer: Hemelsche goedheid, wat deed Socrates verstandig door de liefdesaangelegenheden slechts van DiotimaGa naar voetnoot1), de muziek alleen van ConmusGa naar voetnoot2), de poëzie van Evenus, de landbouw van HycomachusGa naar voetnoot3) en de wiskunde slechts van Theodorus te willen leeren, omdat Theodorus een groot wiskundige, Hyco- | |
[pagina 178]
| |
machus een beroemd landbouwer, Conmus een groot musicus, Diotima een beroemde minnares en Evenus een groot dichter was. Daarom zoekt mijn gezond verstand steun bij u in de acties, omdat het inziet dat gij den actiënhandel perfect verstaat en uw kennis mij tot richtsnoer zal dienen bij den handel. Wie niet begrijpt wat hij vertelt, kan nooit uitleggen wat hij zelf niet begrijpt, en wie geen praktijk heeft van wat hij bespreekt, kan nooit met succes bespreken dat wat hij behandelt. AlexanderGa naar voetnoot1) had geen verstand van schilderkunst en hij prees als grootsche pogingen de gebreken, als schaduwen de vlekken en als geestige vindingen de fouten. Diana verbood den onvruchtbaren vrouwen te helpen bij de bevalling van de vruchtbare, omdat ze wist dat men moeilijk kan uitblinken in wat men niet bij de hand heeft gehad, en dat men geen succes kan hebben in dat waarvan men geen praktijk heeft. Buonarrotti legde zich er op toe een goed anatoom te zijn om wonderlijk goed de spieren, pezen en aderen van het menschelijk lichaam te kunnen beeldhouwen en aldus een goed beeldhouwer te worden, want zijn hersens te pijnigen met wat men niet bestudeerd heeft en al zijn werkkracht te verspillen aan wat men niet begrepen heeft, is hetzelfde als de krankzinnigheid van NeantesGa naar voetnoot2), die in zijn ijdelheid meenend dat hij een zoon van Urania was, de lier van Orpheus uit den tempel van Apollo nam en begon te spelen met een plectrum als waarmee hij nooit gespeeld had; hij leerde ons (doordat de wilde dieren hem verscheurden) dat terwijl de lier van Orpheus de wilde beesten placht aan te trekken om ze te temmen, ze zichzelf ditmaal overtrof in wonderkracht door de wilde dieren tot zich te trekken en buiten zichzelf te brengen, in 't eene geval om op te gaan in de harmonie van het speeltuig, in 't andere geval om den voortbrenger van de harmonie te verslinden. De tooneelspeler PolusGa naar voetnoot3) bracht, om den smart van Hecuba over den dood van haar geliefden zoon levendig weer te geven, de asch van zijn eigen beminden zoon in een urn mee op het tooneel; als ik dus zie dat gij, om ons de kronkelwegen van dit labyrinth levendig af te schilderen, actionist zijt geworden en reeds zooveel jaren die glibberige kronkelpaden bewandelt, is het dan | |
[pagina 179]
| |
wonder dat ik me in mijn nood tot u wend en dat ik van geen andere gunsten wensch gebruik te maken? Men wierp den wijsgeer Demaratus (als den Goliath onder de vernuften) een steen tegen het voorhoofd en toen zijn vrienden hem toeriepen ‘Naar den rechter, naar den rechter!’, antwoordde hij even gevat als verstandig ‘O dwazen, naar den dokter, naar den dokter!’ Het is een verschrikkelijke dwaasheid als iemand naar den rechter loopt om voldoening te eischen, terwijl hij behoefte heeft aan een dokter om genezen te worden, maar daar ik de verschillende ambten niet wil dooreenhaspelen, noch de voldoening boven de genezing wil stellen, verlaat ik me, nu ik gewond ben, op uw bekwaamheid om genezen te worden, en bewaar ik het zoeken naar iemand, die de mij aangedane beleediging kan wreken, voor een andere gelegenheid. Herodes, koning der Macedoniërs, bracht het grootste deel van den dag door met lantaarns maken, en ik verzoek u met de nederigheid die ik tegenover uw vriendschap verschuldigd ben, onvermoeid door te gaan met die lantaarns te maken welke als leidster kunnen dienen als wij ons voordeel willen doen, en met het vervaardigen van die fakkels welke ons naar onze rust kunnen leiden, want aangezien degenen, die in de goudmijnen van EthiopiëGa naar voetnoot1) werkten, een kaars voor op hun hoofd bevestigden om bij dat licht de goudaders te zien, zoo zou het ons weinig geven om vol ijver in deze mijnen te gaan werken, als wij uw ervaring niet tot een licht hadden dat ons de goudaders zou doen ontdekken. Ramusius verhaalt dat bij de audiëntie, die door den koning van Calicut aan Pedro Alvarez werd verleend, het hof hem ontving met brandende stroofakkels midden op den dag; en bij het bezoek waarmee Keizer Sigismund den hertog van Bourgondië vereerde, droegen de pages fakkels, bij wier licht de hovelingen dansten, wat de oorsprong was van den ‘fakkeldans’. Derhalve, waar gij de toorts en fakkel waart die ons de zon deed zien, die wij wel hadden, maar niet zagen, - immers terwijl wij voortdurend met actionisten omgingen, konden wij nooit begrijpen wat acties waren - en waar gij de fakkel waart die ons deze dansen liet zien en ons deze wisselingen blootlegde, kunt gij ervan verzekerd zijn, dat wij de barbaren van Mexico niet zullen navolgen, die vóór hun onderwerping door Cortéz, zich van het | |
[pagina 180]
| |
licht van flambouwen bedienden in plaats van kaarsen, terwijl ze bosschen vol was hadden, vrucht van den vrijwilligen arbeid van bijen, die hen als het ware uitnoodigde zich van was te bedienen. Indien de bijen ons door uw uiteenzettingen begunstigen, en ons in uw verklaringen het ware licht verschaffen, wat zullen wij dan verlangen naar flambouwen, waar wij bij flambouwen niet anders dan rook kunnen vinden? Integendeel, wij zullen zoo diep uw lessen in ons hart griffen dat, zooals CassiusGa naar voetnoot1), de vriend van Labianus, den geschiedschrijver, zei toen diens mededingers zijn boeken verbrandden, dat zoolang ze hem niet verbrandden, het weinig gaf of ze de boeken van zijn vriend al verbrand hadden, daar hij ze zoo stevig in zijn geheugen had, dat hij als 't ware een levend compendium ervan was, wij als een tweede Cassius zullen zijn door uw opmerkingen in ons geheugen te prenten, opdat niemand ze er ooit uit zal kunnen wisschen. Koopman: Ik zou wel de plaats waar en de manier waarop deze clubs bijeenkomen en deze partijen verhandeld worden, willen weten, als het onzen vriend niet te lastig is, opdat we, nu we den oorsprong, den uitvinder en de verwikkeling ervan vernomen hebben, ook de toedracht van den strijd en de plaats van het gevecht kennen. Actionist: De handel wordt zoo onafgebroken gedreven, dat er nauwelijks een vaste plaats als zijn strijdperk kan worden genoemd; toch zijn het de Dam en de Beurs die het drukst bezocht worden, waarbij de strijd begint op den Dam van tien tot twaalf en op de Beurs van twaalf tot twee. De Dam is een plein dat voor het Paleis (dat men het Stadhuis noemt) ligt, en de Hollanders noemen het Dam (wat in hun taal beteekent een aardophooging die gemaakt wordt om het water te keeren), omdat op dit plein zulk een aardophooging is gemaakt ter bescherming tegen den Amstel, dat is de rivier waaraan de stad Amsterdam haar naam ontleent, zijnde Amsterdam een verbastering van Amstel-dam. Hier begint 's morgens het spel, dat duurt totdat de Beurs om twaalf uur dichtgaat, waar allen dan in een troep heen hollen, om niet te behoeven betalen wat daarvoor bepaald is als ze eenmaal gesloten is; en daar wordt dan de strijd voortgezet zonder dat de wapenen worden neergelegd, ook al is men | |
[pagina 181]
| |
nog zoo uitgeput, noch in de meest benauwde oogenblikken een wapenstilstand wordt voorgesteld. De Beurs is een pleintje omringd met zuilen (en al zijn er die tegen deze zuilen leunen en voor wie ze als een vuurzuil zijn door den glans dien ze geven, er zijn er ook genoeg voor wie ze zijn als rookkolommen doordat ze hun kommervollen toestand aan het oog onttrekken) en ze wordt Beurs genoemd óf omdat de kooplieden zich erin opsluiten als in een beurs, óf om de moeite, die iedereen doet om er de zijne te vullen, haar naam ontleenend aan de omstandigheden, in navolging van de drie beroemdste soorten van Academies van Griekenland, waarvan sommige genoemd waren naar den stichter, andere naar de plaats en vele naar de resultaten. De Cynosarges werd gebouwd door Hercules in het landschap Attica, het Lyceum ingesteld door Lycius, de Academie ontworpen door Academos. De Cynosarges was die waar AristippusGa naar voetnoot1), de grondlegger der cyrenaeïsche secte, doceerde, het Lyceum die waar Aristoteles de peripatetici onderwees, en de Academie die waar Plato de Platonici leerde; zoodat de Platonici hun naam ontleenden aan hun stichter Plato, zooals de Zenoniërs aan Zeno, de Socratici aan Socrates, de Epicuristen aan Epicurus, de Areopagieten aan Areopagus en de Hebreeuwen aan Heber. De Peripatetici - hetgeen onrust beteekent - ontleenden hun naam aan de resultaten, want zij redeneerden al rondwandelend, ook al legden zij de grootste bezadigdheid in hun redeneeringen aan den dag; evenzoo de Cynici, wat honden beteekent, omdat ze zoo bromden; evenzoo Adam, wat aarde beteekent, omdat hij uit stof gemaakt was, Abraham, wat groote vader beduidt, omdat God hem verzekerde dat hij een groote vader zou zijn, en Izaac, wat beteekent lach, wegens het lachen of spotten dat Sarah deed toen de engelen voorspelden dat Izaac zou geboren worden. De Stoïcijnen, waar de beteekenis van zuilengang in zit, ontleenden hun naam aan de plaats, omdat zij bijeenkwamen in prachtige zuilengalerijen, evenals Elias, die de Tisbeeër heette omdat zijn vaderstad Tosab was, Nabal, die de Carmeliet heette omdat hij geboortig was van Carmelo, en Barzilai, die de Gileadiet heette, omdat Gilead zijn geboorteplaats was. | |
[pagina 182]
| |
Tot de tweede soort behoort de Beurs die, evenals de peripatetici, den naam ontleent aan de resultaten; daar er, terwijl het woord beurs in het Grieksch huid beteekent, vele actionisten zijn die tot op de huid uitgekleed worden op de Beurs. De Ouden noemden CarthagoGa naar voetnoot1) Beurs [of Byrsa] wegens het bedrog dat de Phoeniciërs tegenover de Afrikanen pleegden, toen zij hun al het land vroegen dat zij met een ossenhuid konden omspannen, en met recht moet deze plaats dan Beurs genoemd worden wegens de bedriegerijen welke sommige actionisten op die plaats uitdenken; daar het Spaansche spreekwoord bovendien van iemand die een bijbedoeling heeft bij wat hij voorstelt, zegt dat hij zakjes in zijn hart heeft, betalen de eerlijken wel leergeld aan hen die met zulke zakjes aan de Beurs komen. De wijze, waarop de partijen verhandeld worden, is even belachelijk als het spel zelf, want terwijl deze in het Oosten door hoofdknikken worden toegewezen, gebeurt het hier door handslag en klappen. Maar, o wee! velen hopen op den palm dien de handslag hun belooft, doch moeten de slagen bejammeren waarmee de Fortuin hen neerslaat. Elisa drukte zijn handpalm tegen dien van het kind om het weer levend te maken, maar hier worden de palmen vaak gedrukt niet om levend te maken, maar om te [doen] sterven. De Heilige Schrift verhaalt dat er waterbronnen in de palmenstad waren, maar ter wille van deze palmen hier worden vele oogen bronnen van tranen. Wie tot God wil bidden, vouwt de handen, maar ik weet niet, als in deze bijeenkomsten de handen worden gevouwen, of het wel altijd is om tot God te bidden. God verzekert zijn volk bij monde van de profeten dat hij het in zijn handpalmen gegrift draagt, en daarom kan het wel zijn, dat hij op een andere plaats zweert dat hij zijn rechterhand zou vergeten indien hij zijn volk vergat, immers wanneer hij het in zijn hand gegrift heeft staan, kan hij het moeilijk vergeten zonder tevens de hand waarin het staat, te vergeten; maar er zijn enkele actionisten die God die liefde zoo ondankbaar vergelden, dat zij, ofschoon Hij hen in zijn handpalmen gegrift draagt om ze te begunstigen, hem met hun handpalmen zoeken te krenken, nu eens door zijn heiligen naam aan te | |
[pagina 183]
| |
roepen om iemand te vervloeken die dat niet verdient, dan weer door zijn heiligen naam overmoedig te profaneeren, of door een valschen eed te doen bij zijn heiligen naam. Een wijs man wenschte zich twee oogen in den handpalm om de vriendschap te onderzoeken, en ik geloof niet dat deze laatste, zooals die in onzen smeltkroes gevonden wordt, het onderzoek schitterend zou doorstaan, als die oogen zich in die handen bevonden; immers, hoewel de vereeniging van twee handen het zinnebeeld der eendracht pleegt te zijn, wordt hier gewoonlijk het symbool der tweedracht aangeduid door de vereeniging van deze twee handen; en waar bij den wagen van Ezechiël de raderen voorzien waren van oogen, hadden deze clubs der acties zeker wel de tallooze oogen noodig waarmee deze wagen overdekt was. Sla de handen ineen (zegt God tot Ezechiël) om te voelen dat ik (zoo zegt God verder) de handen ineensla om te kastijdenGa naar voetnoot1). Hoevelen zijn er die door dezen handslag de straf Gods voelen, en die evenals de profeet de handen ineenslaan om te jammeren wijl God de handen ineenslaat om te tuchtigen. David droeg in hachelijke oogenblikken zijn ziel als 't ware in zijn handpalm; in deze strijdperken stelt men soms de ziel in de waagschaal voor de palm; zoodat men, als de Iberiërs zeggen over iets dat ze voor zeker houden, dat het zoo goed als in de hand is, zich wel moet verbazen als men ziet dat de ziel in dit spel nooit minder veilig is dan als ze in de palm der hand rustGa naar voetnoot2). De een opent de hand, de ander geeft er een slag op, en geeft een partij tegen dien of dien prijs af, de ander biedt met een nieuwen handklap een of anderen prijs, de eerste doet met een handslag weer een nieuw aanbod, en de tweede biedt weer meer, de handpalmen worden rood door de klappen (ik denk van schaamte dat de machtigsten zoo onfatsoenlijk met klappen onderhandelen), de slagen volgen elkaar op begeleid door kreten, op de kreten volgen driestheden, op de driestheden onbeschaamdheden, totdat de transactie tot stand is gekomen en het blijkt dat bij de overeenkomst hun bemiddeling hebben verleend onbeschaamdheden, driestheden, kreten, slagen en handklappen. In de Heilige Schrift lees ik, dat men de handen ineensloeg | |
[pagina 184]
| |
van bewondering zoowel als van feestvreugde; en hier slaat men de handen ineen van vreugde zoowel als van verwondering. Jeremia geeft een levendige schildering van de ramp van Jerusalem en zegt dat de reizigers ontzet over zijn ellende de handen ineen zullen slaan bij het aanschouwen van zijn rampspoed. De H. Schrift vermeldt het tijdstip waarop Joas gekroond werd, en deelt mee dat zijn vazallen in de handen klapten om zijn geluk toe te juichen met de palmen van de hand. Laat hier dan de belangeloozen in de handen klappen en laat sommigen met de handpalmen de sluwheden toejuichen, en anderen met de handpalmen hun verbazing uiten over de verwoestingen; laat men in de handen klappen van vroolijkheid bij het zien van de komedie en van ontsteltenis bij het aanschouwen der rampen. In de geschiedenis trof ik drie manieren van strijden aan en ook bij onze gevechten vind ik alle drie die manieren toegepast. De Ariërs van Germanië vochten onder krijgsgeschreeuw, de Spartanen streden al dansende, de Andabaren vielen met gesloten oogen op de legerscharen aan. De actionisten vallen namelijk met gesloten oogen aan, want het meerendeel koopt of verkoopt zonder zich over de reden het hoofd te breken, waarbij ze voor hun welslagen op de fortuin en voor hun winst op het lot rekenen. Zij strijden al dansende, want of ze verliezen of winnen, altijd ziet men ze dansen of lachen: als ze succes hebben, om hun vreugde over hun geluk te uiten, als ze verliezen om hun angst te verbergen. En tenslotte vechten ze onder krijgsgeschreeuw, omdat het lawaai en het gebrul waarmee onachtzaamheden, moedige daden en dapper volhouden worden begroet, van dien aard zijn, dat wij niet doof worden alleen omdat wij evenals de menschen van den Nijl aan gedruisch gewend zijn, en een buitenstaander moet er wel totaal verstomd van staan, ook al heeft hij evenveel monden als de Nijl. Sidonius ApollinarisGa naar voetnoot1) vertelt onder meer wonderlijke dingen van Ravenna, dat de kooplui er oorlog voerden en de soldaten er handel dreven (negotiatores militant, milites negotiantur); als hij echter onzen handel had bijgewoond, zou hij over zulke contradicties niet verbaasd staan, immers hij zou met verrukking zien hoe de kooplieden, in soldaten veranderd, hun handel drij- | |
[pagina 185]
| |
ven met handklappen, slagen, kinstooten, vuistslagen, stompen en ik vermoed zelfs met schoppen. Kan men zich iets ongehoorders, iets ongeloofelijkers, iets vermakelijkers voorstellen? Laat de eerbiedwaardige Oudheid maar geen aanmerkingen meer maken op de AlobadenenGa naar voetnoot1), dat ze zoo verkeerd standbeelden plaatsten in de openbare gebouwen en in de arena's, namelijk omdat ze die van de redenaars in de worstelperken en die van de athleten in de regeeringsgebouwen een plaats gaven, want daar de actionisten zich hier veranderd hebben in kampvechters en een gevecht maken van den handel en handel van het vechten, is er geen ongerijmdheid die bij de hunne haalt, geen dwaasheid die de hunne evenaart, geen buitenissigheid die de hunne overtreft. Wijsgeer: Men bewonderde in ApellesGa naar voetnoot2), dat hij schilderde wat onmogelijk te schilderen scheen: Pinxit ea quae pingi non possuntGa naar voetnoot3); en ik bewonder in uw vernuft dat het verklaart wat niet te verklaren schijnt te zijn; en gelijk Plinius van TimanthesGa naar voetnoot4) zei dat hij steeds zijn stukken zoo voortreffelijk schilderde dat men er meer uit kon halen dan hij geschilderd had (In omnibus suis operibus intelligitur plus semper quam pingiturGa naar voetnoot5)), schildert uw welsprekendheid dit spel met zoo levendige kleuren af, dat ik er nog meer uit kon opmaken dan wat de kleuren mij voor oogen stellen. Actionist: Opdat ge nog meer verwonderd kunt staan over mijne studie hiervan, zal ik u de onrust schilderen van de actionisten en de zenuwachtige spanning waarin zij hun acties verhandelen, waarbij ik het voor zeker houd dat gij hun den naam van actionisten zult geven omdat zij steeds in actie zijn, en dat gij, daar de dolfijn zoozeer in voortdurende beweging is dat hij zich zelfs slapende beweegt, uit het doelGa naar voetnoot6) dat de actionist aan zijn begeerten stelt, zult opmaken dat elke actionist een dolfijn is. Sextus EmpiricusGa naar voetnoot7) heeft het over de zekerheid waarmee een jongeling in zijn slaap door de straten liep; klassieke schrijvers verhalen dat een slaaf van Pericles slapend over de daken | |
[pagina 186]
| |
wandelde, en de geleerde Eusebius verzekert dat hij een student heeft gekend die in zijn droomen disputeerde over de moeilijkste punten van de wijsbegeerte, theologie en metaphysica, met aanwending van zulke geestigheden, vernuftige invallen en diepzinnigheden dat eerder degenen die zijn uiteenzettingen aanhoorden meenden te droomen dan degene die hen met zijn geleerdheid onderhield: het wonder leek wel iets uit het droomenrijk, daar men zich dergelijke buitengewone dingen van dit individu zelfs niet kon droomen, laat staan wanneer hij in droomenden toestand verkeerde. Maar al die wonderen zijn niet meer dan droomen en flauwe schaduwen vergeleken met wat de fantasie onzer spelers zelfs in droomen tot stand brengt, want de handelingen in het spel van intrige hebben zoo'n diepen indruk op hun verbeelding gemaakt dat ze tot in hun slaap handelen, met de armen zwaaien en twisten. Er waren twee vrienden die samen sliepen; de een bracht den ander een buil toe door een slag die zijn voorhoofd deed opzwellen en toen hij op den kreet van den ander wakker werd, verzekerde hij dat hij zoo juist een koop met dien klap beklonken had; waar de Portugeezen een buil ‘haan’ noemen en Pythagoras een haan had die hem als wekker diende, kon daarom degene die zijn makker dien buil op het hoofd toebracht, er zich op beroemen dat hij een tweede Pythagoras was, omdat hij door een haan gewekt werd. Wat een verschrikkelijke onrust! wat een onuitsprekelijke angsten! wat een weergalooze benauwdheid! Als zij praten, zijn de acties het onderwerp; als zij gaan loopen, zijn de acties de prikkel; als zij stilstaan remmen hen de acties; als zij kijken zijn de acties het voorwerp van beschouwing; als zij zich een oordeel vormen is het over de acties; als zij tafelen zijn de acties de hoofdschotel; als zij nadenken is het over de acties, als zij studeeren vormen de acties het onderwerp; als zij droomen zijn de acties de droombeelden; als zij ziek zijn, ijlen zij over de acties en als ze dood gaan is hun doodstrijd om de acties. Paulus EmiliusGa naar voetnoot1) gaf na zijn overwinning op Perseus een gastmaal voor zijn vazallen, dat hij zoo aanrichtte dat het | |
[pagina 187]
| |
feestmaal een veldslag leek; van de tafels maakte hij slagvelden, van de spijzen krijgsvoorraad en van de borden soldaten, en de gerechten werden in zulk een opmerkelijke volgorde opgediend, dat zij op het juiste oogenblik terugtrekkende bewegingen, schermutselingen en aanvallen uitvoerden en sommige als versche troepen aanrukten wanneer de andere hun taak volbracht hadden; dezen kwamen overdekt als uit een hinderlaag te voorschijn, genen in brokken als waren ze dood op, eenigen geheel verborgen als waren ze schildwachten, anderen sluipend als spionnen en enkelen statig als in triomftocht pralend. Plinius hemelt het verstand van Isaeus op als bijna wonderbaarlijk met de mededeeling dat hij zoo onafgebroken studeerde dat hij niet sprak en niet hoorde, en dag en nacht niets anders deed dan nadenken om het zoover te brengen dat hij zou kunnen bewijzen dat de nacht de dag is (Nam diebus et noctibus nihil aliud agit, nihil audit, nihil loquitur)Ga naar voetnoot1). Dezelfde Plinius schrijft van zijn oom dat hij zelfs onder het eten las en op de wandeling studeerde en dat hij nooit op de jacht ging zonder pen en inktkoker bij zich te hebben; ik weet niet of dat was om de vlugheid der vogels met de inkt te overtreffen of om hun vlucht met de pen te overschaduwen: Venor aliquando, sed non sine pugillaribus, ut quamvis nihil ceperim, non nihil referamGa naar voetnoot2). De stoutmoedige AlyattesGa naar voetnoot3), een beroemd vorst van Lydië, stond verbaasd bij het zien van een meisje uit Thracië dat een kruik op den schouder droeg, met de handen spon en den teugel van het paard aan haar gordel bevestigd had; hij was namelijk verstomd over de vlijt van dat meisje uit de bergen, dat tegelijkertijd den gordel, de handen, de voeten, de oogen en den schouder benutte, en waar Job het leven bij een wever vergeleek, omdat deze tegelijkertijd met de voeten, de handen en de oogen aan het weefgetouw werkt, was die uitspraak ook van toepassing op dat mooie landmeisje, hetwelk zich tegelijk van oogen, handen en voeten bediende. De ‘fenix van Afrika’ vertelt dat de pantomimen, een co- | |
[pagina 188]
| |
medie spelend met gebaren, zich daarbij van handelingen bij wijze van woorden bedienend, geen lichaamsdeel hadden dat ze niet in beweging brachten, en dat er geen beweging ter wereld was die ze niet maakten, waarbij het scheen (naar Cassiodorus opmerkt) alsof elk hunner een heel gezelschap was, want ieder speelde alle rollen van een gezelschap: Omnium membrorum motibus cum oculis eorum quasi fabulabatur, et in uno credas esse multosGa naar voetnoot1). Tenslotte: Archimedes liet zijn wetenschap niet in den steek voordat het leven hem in den steek liet; toen men hem kwam dooden, trof men hem immers aan bezig met het teekenen van wiskunstige figuren, daar hij zoo gewend was aan overpeinzingen en steeds zoo opging in scherpzinnige gedachten, dat hij zelfs aan tafel verstrooid was en zelfs lijnen op zijn lichaam teekende die hem tot wetenschappelijke overpeinzing en tot vermaak van zijn vernuft dienden: Abstractus a tabula, a famulis spoliatus unctus super ipsa pelle sua mathematica schemata exarabatGa naar voetnoot2). Maar al deze aanhalingen en verheven voorbeelden geven maar een flauw beeld van de actionisten, die er prat op gaan dat ze levende voorbeelden zijn van de slaven van Heliogabalus die aan een wiel gebonden in zee geworpen en nu eens in de hoogte, dan weer in de diepte geslingerd, door de hovelingen IxionsGa naar voetnoot3) werden genoemd, omdat ze aan een rusteloos wiel gebonden meer martelingen te doorstaan hadden dan Ixion op het zijne en wij aan het onze; immers gelijk Emilius Paulus van een feestmaal een veldslag maakte, zijn de actionisten te tellen, die aan tafel niet zitten te denken aan dezen veldslag. Gelijk Isaeus dag en nacht niet anders deed dan studeeren, is er haast geen actionist die niet dag en nacht zich op zijn studie toelegt. Gelijk Plinius onder het eten en het wandelen las, is de actionist die niet onder de wandeling en den maaltijd over de | |
[pagina 189]
| |
acties praat, wel een unicum. Gelijk het Thracische meisje tegelijkertijd evenals de wevers en de pantomimen de voeten, de handen en de oogen aanwendde, is de actionist die zich niet tegelijkertijd van de oogen, voeten en handen bedient, een bijzonderheid. En tenslotte, gelijk Archimedes zijn ambt slechts bij zijn dood opgaf, zoodat op hetzelfde moment wetenschap en leven hem verlieten, is het een zeldzaamheid dat een actionist in deze vasthoudendheid niet aan Archimedes gelijk is, door zoolang hij leeft van die kringen te vormen en zoolang de dood hem niet wegrukt, vast te houden aan die becijferingen. De hazelroede wijst aan, dat gouderts ligt daar waarheen ze nijgt, aldus door haar beweging de ertsen aanwijzend, en er zijn weinig actionisten die niet meenen de mijnen te ontdekken door middel van beweging: nu eens rennen ze hierheen om een tijding te vernemen, dan weer vliegen ze daarheen om te luisteren naar een opmerking, ze gaan, ze komen, ze wandelen, ze vluchten en keeren terug en overtreffen het zonderlinge perpetuum mobile dat de beroemde Toskaansche held in zijn befaamde galerij bewaart, want steeds zijn ze in een aanhoudende beweging, en ze maken de vraag of lichamen op verscheidene plaatsen tegelijk kunnen zijn, twijfelachtiger; hun lichamen althans schijnen inderdaad op verschillende plaatsen tegelijk te kunnen zijn. Daar de wijsgeeren leeren dat er zonder beweging geen vergrooting kan bestaan en dat de stilstand een gebrek is bij degenen die kunnen groeien, en alleen in God volmaaktheid is, omdat niet meer kunnen toenemen het toppunt van volmaaktheid is, streven de actionisten er, door de rust te ontloopen, naar ook dit gebrek te vermijden en vooruit te komen door die beweging, zonder te bedenken dat het niet de dieren met de meeste pooten zijn die het snelst gaan, en dat vele vingers aan een hand meer belemmeren dan helpen; immers Tassoni bewijst dat het niet waar is dat in beweging gebrachte lucht warm wordt; integendeel, hoe meer de noordewinden haar in beweging brengen, hoe meer ze haar doen afkoelen; en als wij ons des zomers willen verkwikken, wekken wij wind en sneeuw op, opdat deze ons verkoelen en verkwikken. Maar deze onrustigen willen deze philosophie niet begrijpen en daar ze lucht zijn en in lucht handelen om luchtkasteelen te bouwen, meenen zij dat ze, hoe meer zij bewegen, des te hooger stijgen, hoe meer zij zich roeren, des | |
[pagina 190]
| |
te warmer worden en hoe warmer zij worden, des te meer groeien. Op het graf van Jacob TrivulziGa naar voetnoot1), bijgenaamd den Groote, beitelde een vernuft als grafschrift: Hier rust hij die nimmer rustte (Qui numquam quievit, hic quiescit,) en ik geloof dat die actionist wel een unicum mag heeten die dat grafschrift niet op zijn graf kan laten beitelen, want gelijk tijdens de bloedige oorlogen, die tusschen de Thebanen en de Spartanen woedden, in den tempel van HerculesGa naar voetnoot2) zelfs de wapens gingen vechten die als trofee in dien tempel waren opgehangen, en gelijk bij het verbranden van de lijken van Eteocles en PolynicesGa naar voetnoot3) eerst hun gebeente in de vlammen en later hun asch in de urn nog vocht, is deze krijg hier zoo verwoed dat niet alleen de menschen en zelfs de wapens vechten bij hun leven, maar dat, ik ben ervan overtuigd, op een brandstapel gebracht, de beenderen en de asch van deze kampioenen elkaar nog in den dood zouden bevechten. Maar wat al deze wonderen nog te boven gaat, is niet dat een actionist Jacob Trivulzi overtreft doordat hij zelfs in den dood geen rust vindt, waartoe hij zich reeds begint te oefenen met den slaap die de broeder is van den dood, in deze onrust, angst en zorgen; noch dat de wapenen der actionisten tegen elkaar oorlogen als die in den tempel van Hercules en dat de lijken met elkaar strijden zooals men bij Eteocles en Polynices zag; maar wat de waarheid zelf ongeloofelijk maakt (omdat het zal lijken alsof het meer verzinsel dan overdrijving is), is dat een actionist tegen zijn eigen verstand, zijn eigen wil, zijn eigen hoop, zijn eigen belang en zijn eigen besluiten strijdt; en zooals Albertus Magnus vertelt van twee samengegroeide lichamen die één mensch vormden, en hun complexie als zoo verschillend beschrijft, dat wanneer de een woedend was, de ander er kalm uitzag, wanneer de een lachte, de ander huilde, en zooals Hendrik van Gadano melding maakt van twee aaneengegroeide lichamen, die met elkaar vochten, zoodat één mensch met zich zelf vocht door middel van twee lichamen, zoo zijn er vele gevallen waarin elke actionist twee lijven schijnt te hebben om de wereld | |
[pagina 191]
| |
het wonder te doen aanschouwen van een mensch die met zich zelf vecht. Er komt een tijding die hem noopt tot koopen, maar hij oordeelt den stand van het spel van dien aard dat hij moet verkoopen, zoodat zijn verstand in strijd komt met datzelfde verstand, en tegelijkertijd hem aanspoort tot koopen wegens die tijding, en hem overreedt te verkoopen wegens het spel. Koopman: Nu we dan de wijze waarop, de plaats waar en de onrust waarmee de partijen verhandeld worden, kennen, zou ik wel eens willen hooren hoe een transactie vastgelegd, hoe er ontvangen en hoe er betaald wordt. Actionist: Ik zei u al dat er drie soorten van personen waren die aan dezen handel deelnamen, namelijk sommigen als vorsten, anderen als kooplieden en nog anderen als spelers. Degenen die als vorsten van hun renten leven, bewaren ook bij den handel hun vorstelijke deftigheid en nemen geen deel aan de samenkomsten om zich aan geen onaangenaamheden bloot te stellen; zij geven den makelaar de opdracht die hun goeddunkt; deze voert haar zoo goed mogelijk uit en evenals hij soms de gemoederen zoo gestemd vindt dat hij ze prachtig punktueel kan uitvoeren, gebeurt het ook dat de slimmeriken zijn bedoeling doorzien en zijn plannen zoo in de war sturen dat hij zijn order niet zonder groot nadeel kan uitvoeren noch zonder heel veel moeite. Onder degenen die als kooplieden handelen, zijn er die, wat het orders geven aan makelaars betreft, op de klasse der vorsten gelijken, daar zij het in strijd met hun waardigheid achten de kringen te bezoeken en zich bloot te stellen aan stompen, scheldwoorden en gejouw; daarom vermijden zij het strijdperk, om niet gemolesteerd te worden. Maar er zijn er ook, die voortdurend aan de samenkomsten deelnemen (zooals de derde klasse van de spelers doet), en wel om vijf redenen die hen dwingen het belang boven de eer en het voordeel boven het fatsoen te stellen. De eerste is de wensch om geen courtage te betalen, door te trachten de partijen te verhandelen met andere kooplieden van hun soort; ze besparen zich daardoor spanning en moeite. De tweede is het plezier van den handslag te hebben, want er zijn menschen die er een genot in vinden dien te ontvangen en zich veel getroosten om dien te geven. De derde is, dat zij de voorkeur genieten wanneer een makelaar hen opmerkt, daar | |
[pagina 192]
| |
deze hun altijd een half percent meer biedt dan aan een collegamakelaar, hetzij omdat hij weet dat hij zijn meester een kredietwaardig persoon aanbrengt, terwijl hij niet zeker weet of een andere makelaar hem, wanneer zij een koop gesloten mochten hebben, wel een betrouwbare wederpartij zal opgeven, hetzij om zijn courtage aan beide kanten te verdienen, immers wanneer hij met een anderen makelaar handelt, strijkt hij niet meer dan de helft van de courtage op. De vierde is, dat hij wil weten hoe het met het spel staat, of er veel koopers of verkoopers zijn, en daar dat heele heeren zijn en allen bij hen een toevlucht zoeken om in hun schaduw gemakkelijk hun doel te kunnen bereiken, valt het hun licht de oogmerken te raden, de plannen te doorgronden en winsten te maken. De vijfde is, dat zij meenen dat, daar zij zoo bekwaam zijn in het vak en doorkneed in de listen, niemand beter dan hun eigen verstand zal vatten wat zij willen, en niemand beter dan hun eigen geslepenheid zal kunnen bereiken wat zij zoeken. Let op uw zaakGa naar voetnoot1)... zegt een wijze en deze eerzuchtigen volgen die spreuk op, overtuigd dat niemand beter voor hun lotsverbetering kan zorgen dan zij zelf, en dat niemand zich meer aan hun welvaart zal laten gelegen liggen dan zij. De meest geliefde jongere van Elisa was Gehazi, maar om het kind te doen herleven gaf al de inspanning van Gehazi niets, al droeg hij den staf van Elisa zelf; indien dus de wapens zelfs van den meester niet baten zonder diens tegenwoordigheid, wat zal de knecht dan, hoe trouw hij ook zij, kunnen uitrichten zonder den meester en zonder diens wapenen. Saul vond goed dat David om Goliath te overwinnen zijn wapenrusting aandeed, doch David versloeg Goliath zonder de wapenen van Saul omdat hij, behalve dat hij zijn leven waagde ter eere Gods, hoopte op 's konings dochter als belooning; maar waar er niet zoo'n kostelijke prijs op 't spel staat, gelooven de hebzuchtigen niet dat de makelaars al hun krachten inspannen ter wille van de overwinning, al hebben ze ook de ondervinding opgedaan dat hun inspanning leeuwen heeft verscheurd. Een hen droeg haar kuikensGa naar voetnoot2) op om, terwijl zij voedsel | |
[pagina 193]
| |
voor hen ging zoeken, af te luisteren wat de eigenaar van den tuin, waarin zij hun nest hadden, van plan was, en toen zij haar meedeelden dat hij besloten had dat de buren den volgenden dag dat veld zouden komen maaien, spotte zij met de ijverige buren; later kwamen ze weer vertellen dat hij den dag daarop besloten had dat zijn vrienden hem zouden komen helpen op het erf en weer spotte zij met de bemoeiingen der vrienden; hij beval zijn knechten het te gaan doen en zij spotte wat met de trouw der knechten; hij zou het werk door zijn zoons laten verrichten, maar zij lachte om de toewijding van de zoons; maar toen zij haar verzekerden dat hij van plan was zelf het werk aan te pakken, kreeg zij vrees voor zijn besluit, verborg het nest, bracht de kuikens ergens anders heen en ontvluchtte het gevaar, wel voorziende dat ze voor hetgeen ze niet behoefde te vreezen van de zoons, de knechten, de vrienden en de buren, zich wel moest hoeden ten opzichte van iemand die begreep dat hij alleen door zelf te doen wat hij bedacht had, kon bereiken wat hij van plan was. Het verwondert mij dus niet dat er actionisten zijn die, ofschoon ze niet door hebzucht bewogen worden, liever geen orders geven aan iemand van wien ze niet betwijfelen of hij zal ze even dienstvaardig als trouw en even trouw als vlug uitvoeren; waarover ik wel klaag, is dat sommigen net doen of ze een makelaar willen begunstigen, dien ze dan uiterst vriendelijk bejegenen (zonder dat die vriendelijkheden meer dan beloften worden), dat zij hem opdragen een of meer aandeelen te koopen en dan, op hetzelfde oogenblik dat ze hem die order geven, zelf naar de samenkomsten gaan en een hoogeren prijs beginnen te bieden dan ze den ongelukkige hebben opgegeven, dien ze met hun mooipraterij bedriegen. Waar dient het toe een order te geven, als ze op hetzelfde oogenblik de middelen bestudeeren om de uitvoering ervan onmogelijk te maken? Is het niet duidelijk dat wanneer zij meer bieden, men hun de acties eerder zal geven dan aan den makelaar, hetzij om de courtage te verdienen als het een makelaar is die ze verkoopt, en om die uit te sparen als het een koopman is die ze aanbiedt, hetzij omdat de prijs dien zij bieden, grooter is dan die welken de stumper heeft geboden dien zij even vriendelijk als dubbelhartig en even valsch als joviaal bejegend hebben? David | |
[pagina 194]
| |
beveelt Abisai de lans en de kruik van Saul te nemen: accipe hastam et ampullam etc.Ga naar voetnoot1), en op het oogenblik dat hij dat beveelt, grijpt David zelf de kruik en de lans: accepit itaque David hastam etc.Ga naar voetnoot2). Wat is dat nu, David? Als gij beveelt dat Abisai zal doen wat gij wenscht, waarom doet gij dan zelf wat ge zoo juist aan Abisai opdraagt? Maar David is nog eer te verontschuldigen dan de personen over wie ik hier klaag, want David deed zelf wat hij had bevolen, in een oogenblik dat Abisai hem voorstelde tot Saul te gaan om hem te dooden, en daar de trouwe herder bang was voor een opwelling van drift van Abisai, benam hij dien wijselijk de gelegenheid; maar hij die bewijzen te over heeft dat men, wanneer hij beveelt de lans en de kruik te halen, niets anders zal doen (zonder iemand leed te doen) dan de kruik en de lans voor hem te halen, wat heeft die voor reden om de welwillendheid te misbruiken of zijn wantrouwen te verbergen? Als hij het niet vertrouwt, laat hij dan geen order geven, maar als hij een order geeft, laat hij dan verder niet bang zijn! Eenmaal vastgesteld hebbende dat er drie manieren zijn waarop de actionisten in acties handelen, dient gij ook te weten dat er evenzoo drie termijnenGa naar voetnoot3) zijn, waarop de acties der actionisten gekocht en verkocht worden. De eerste is door directe overschrijving, wat beteekent dat men naar het prachtige huis gaat, dat de Compagnie bezit en waar haar kassiers zitten, en er voor zorgt dat de verkooper de actie op uw rekening doet overschrijven en op die van dengene die u een gedeelte van de waarde daarop voorschiet (ik heb u reeds in den aanvang verteld dat ook de meest kapitaalkrachtige beleenen kan zonder daardoor ook maar in 't minst in opspraak te komen), en nadat het bedrag in bankgeld gestort is, noteeren diezelfde beambten dat de actie geheel voldaan is (wat wij noemen de partij kwijten,) hetwelk meer of minder nauwkeurig uitgevoerd wordt al naar gelang van de haast van den kooper of de geldverlegenheid van den verkooper, waarbij het soms niet ontbreekt aan scheldwoorden over de haast en aan verwikkelingen wegens nalatigheid. | |
[pagina 195]
| |
De tweede is op rescontre, wat beteekent (of moest beteekenen) dat men de partij ontvangt den 20sten van de maand waarin ze verhandeld wordt, en ze betaalt op den 25sten van dezelfde maand, hoewel aan deze bepaling zoo weinig de hand wordt gehouden dat de onachtzaamheid in regelloosheid en de regelloosheid in verwarring is ontaard, want men neemt niet in ontvangst wanneer dat moet, en men betaalt niet als dat moet. Er zijn makelaars, die wij rescontranten noemen, die tot taak hebben de partijen te rescontreeren en de surplussen uit te betalen of te ontvangen, en daar er nog al wat zijn, die voordeel zien in uitstel en gebaat worden door duisterheid, stelt men gewoonlijk het voordeel boven de hoffelijkheid en doet men de eerlijkheid te kort terwille van het eigenbelang. De derde is op langen termijn voor een bepaalde maand, op den 20sten en den 25sten waarvan respectievelijk de acties geleverd en de surplussen betaald zouden moeten worden, als men geen gebruik maakte van geheimzinnige prolongaties, die ik afkeur omdat ze een zoo prachtig effect in discrediet brengen en de schittering van zulk een schoone zon verduisteren. Met het oog op deze laatste partijen op termijn vullen de makelaars contracten in, die gedrukt verkocht worden, met de in dezen handel gebruikelijke bepalingen en condities er op vermeld, en daar de namen, maanden, dagen en prijzen in blanco gelaten zijn, hebben ze niets anders te doen dan op die open plaatsen de dagen, maanden, prijzen en namen in te vullen. De beide partijen teekenen ze en elk behoudt dat van de wederpartij totdat de winst of het verlies van die partij tusschen de rescontranten wordt vereffend en ieder het door hem geteekende terugontvangt. De opties hebben ook hun verschillende contracten, waarin wordt vastgelegd wanneer en hoe de premie betaald werd en waartoe de onderteekenaar zich verplicht; verschillend hiervan zijn dus die van de beleeningen, want behalve dat zij op gezegeld papier worden opgemaakt, bevatten ze andere clausules betreffende de winstuitkeeringen en andere bijkomstigheden, opdat er nimmer twijfel of verschil van meening kan ontstaan over hetgeen overeengekomen is. Wat betreft het zich met Frederik dekken, dient ge erop te letten, dat bij de partijen die gekocht worden op directe over- | |
[pagina 196]
| |
schrijving, deze methode niet van toepassing is, maar wel bij die op rescontres of op termijn, tenzij de verkooper ze binnen een termijn van veertien dagen heeft laten overschrijven op de tijdrekening van den kooper, want dan is deze verplicht ze te aanvaarden of failliet te gaan zonder te kunnen profiteeren van de bescherming van dit gebruik en de toevlucht van dit privilege; en hoewel men gewoonlijk meent dat Frederik niet geldt voor den verkooper, doch slechts voor den kooper, is dat een door de usance ingeslopen misbruik, daar de advocaten verzekeren dat de kooper niet mag worden voorgetrokken bij den verkooper. De groote menigte meent ook, dat voor de gerescontreerde partijen (die gekocht zijn van en verkocht aan eenzelfden persoon) de wet van vrijstelling niet geldt, maar dat is een grove dwaling, omdat het geval waarin de wet niet geldt, zich voordoet als ik bijvoorbeeld een partij van iemand koop voor veertig en, wanneer ik ze hem weer voor twintig verkoop, hem erbij zeg in tegenwoordigheid van een getuige die er een eed op doet, dat de partij die ik hem verkoop, in afrekening is op die welke ik van hem gekocht had en dat ik debiteur blijf voor het surplus van twintig percent dat ik verlies; dan kan ik geen gebruik maken van dat decreet, omdat ik me al debiteur verklaard heb en dus moet failleeren of het surplus aanzuiveren; maar als ik een partij koop voor veertig en denzelfden persoon zonder nadere specificatie er een voor twintig verkoop, behoef ik niet failliet te gaan om aan mijn verplichting te ontkomen noch de vlucht te nemen om vrij uit te gaan. Over de opties of premies, die genomen worden, loopen de meeningen der deskundigen zóó uiteen - aangaande de vraag of Frederik daarop van toepassing is of niet, - dat ik geen uitspraak gevonden heb die als norm kan dienen, ofschoon er vele gevallen zijn die als voorbeeld kunnen strekken. Alle rechtsgeleerden zijn het erover eens dat men uit het decreet slechts kan opmaken dat het even goed geldt voor den verkooper als voor den kooper, doch dat de rechters het soms zoo gansch anders opvatten, dat ze, doordat ze steeds den kooper vrijspreken, in vele gevallen den verkooper hebben veroordeeld; als ik derhalve bij de optie die ik neem om te leveren, verkooper van de partij word doordat men haar op den vervaldag van mij | |
[pagina 197]
| |
verlangt, en als ik bij de optie die ik neem om te ontvangen, kooper word van de partij doordat men mij die op den vervaldag ter hand stelt, zal ik mij van Frederik kunnen bedienen (volgens de meening van hen die het ervoor houden dat ze even goed van kracht is voor wat ik koop als voor wat ik verkoop), niet alleen wat betreft de premie die ik nam op affaires om te ontvangen, maar ook op die welke ik nam om te leveren; maar wanneer ik mij alleen houd aan de zienswijze volgens welke ik vrij uit ga wat betreft het koopen, maar gebonden ben door den verkoop, zal Frederik mij niet baten voor de optie op levering, omdat ik dan als het ware verkooper ben, en mij alleen van dienst zijn voor die om te ontvangen, omdat ik dan als het ware kooper ben; maar zelfs bij die om te ontvangen bestaat er groot verschil van meening, want hoewel er bij geen rechtsgeleerde van deze gewesten twijfel over bestaat of ik ga volgens het decreet vrij uit, zijn er processen geweest waarin de rechters in tegenovergestelden zin uitspraak hebben gedaan, zoodat de wet in strijd is met de praktijk en het decreet met zijn toepassing en er geen betrouwbare rechtsgeleerde meening is die mij gerust stelt, noch een kategorische rechterlijke uitspraak die mij tot richtsnoer kan dienen. Indien echter degene die mij de premie om te ontvangen gaf, de partij op zijn rekening had staan van den dag der overeenkomst af om ze mij te kunnen leveren en om ze veertien dagen nadat hij ze mij aangeboden heeft, te laten overschrijven op tijdrekening, dan schijnt het decreet in dezen moeilijken toestand geen uitkomst te kunnen geven, ofschoon er enkelen zijn die meenen dat het voldoende is voor dengene die mij de premie gaf, de partij op zijn rekening te hebben staan vanaf den dag dat hij ze leverde, en niet vanaf den dag dat hij mij de optie gaf, opdat geen privilege of voorrang mij baten, noch Frederik mij bevrijden zal. Een zelfde verscheidenheid van meeningen heerscht er ten opzichte van de beleeningen, want al oordeelt men in het algemeen dat wanneer de acties dalen beneden de waarde die men er mij op gaf, ik verplicht ben failliet te gaan of het verschil aan te zuiveren, zoo meenen de meest speculatieve geesten (ongetwijfeld in het onzekere verkeerend wegens gebrek aan feiten die hun meening zouden kunnen versterken), dat als men de partij | |
[pagina 198]
| |
niet voor mij op tijdrekening heeft laten overschrijven veertien dagen nadat de beleening is ingegaan, en tot het verstrijken van den termijn voortdurend op mijn rekening heeft laten staan, ik mij van hetzelfde privilege wat betreft het surplus, en van hetzelfde redmiddel wat betreft het verlies, kan bedienen. Het grappigste in de acties, ik mag wel zeggen het toppunt van grappigheid, is het schouwspel van twee makelaars die ruzie krijgen bij het verhandelen van een partij; immers, daar alle respect ontbreekt en terzelfder tijd de schuchterheid verdwijnt, worden de woorden schaamteloozer, de scheldwoorden grover, de handklappen nog lachwekkender. De een biedt een actie van 500 pond aan, de ander neemt ze hem af (wat wij in onze taal ser pilladasGa naar voetnoot1) noemen) of iemand biedt hem zekeren prijs ervoor en de ander antwoordt woedend: je hebt ze!Ga naar voetnoot2) (wat men in diezelfde taal noemt ser encajadasGa naar voetnoot3)) en over de vraag of ze encajada of pillada is, ontstaat er zulk een ruzie en lawaai onder omstanders en toeschouwers dat het is alsof de afgronden zich openen en de Furiën elkaar bevechten. Ik weet wel dat deze encajes soms punten van noode hadden en dat als dit plaats vond in een land waar de opgewondenheid den degen te baat neemt, men den overmoed met den punt van den degen diende te bevechten; doch waar de lijdzaamheid usance is, zou het razernij zijn zich niet aan de usance te houden. Ik weet best dat de Italianen de makelaars sensali noemen, wat muggenGa naar voetnoot4) beteekent, wegens het gegons, en dat zij hier muggen kunnen genoemd worden omdat zij zoo steken, maar waar men overmoed een sieraad acht, wie zal dan zoo dwaas zijn om, al kan hij zelf dat niet toonen, zulk een sieraad tenminste niet te aanvaarden? De vroolijke Zavaleta moppert over het pelota-spel en heeft het druk over de klankvolle uitdrukkingen die bij dit spel gebruikt worden, zooals lugar, afuera, chaza, a dos embidoGa naar voetnoot5). Plato definieert den mensch als een ludus DeiGa naar voetnoot6), wat wil zeggen ‘een spel der goden’, en Plautus beweert dat de mensch slechts een | |
[pagina 199]
| |
bal is in de hand der goden: quasi pila in manu DeiGa naar voetnoot1). Laat die geestige schrijver nu eens kijken welke termen welluidender zijn, die welke de speler bij het pelota-spel bezigt of die welke de actionist, die als een bal daarin is, gebruikt bij ons spel: ‘jou’, ‘mijn’, ‘hoeveel bied je?’, ‘hoeveel heb je af te geven?’, ‘'t is je gegund’, ‘ik neem ze van je’, ‘o! wat is die mooi gevangen’, ‘o, wat is deze mooi geplaatst’. Fraaie klanken ! Welluidende aardigheden! Zoetvloeiende liefelijkheden! Doch die we daarna te hooren krijgen, zijn nog aangenamer. Als iemand er op uit is den indruk te vestigen dat degene die hem de order gaf, credietwaardig is, roept hij dat hij een man als een toren is en dat hij een flinke neus heeft. Dat hij een man als een toren is, betwijfel ik niet, maar ik weet ook dat hij vaak met een toren van Babel aankomt, wat betreft de verwarringen en bedriegerijen die hij bezigt en die niemand kan doorzien of verklaren. Hij is een toren, maar van lucht. Hij is een toren, maar een Cyzicus-torenGa naar voetnoot2), die niets dan rumoer geeft. Zij zullen wel torens zijn, ik spreek het niet tegen, maar ik wijs er alleen op dat de torens het eerst door de bliksemstralen neergeworpen worden. Dat hij een heele neus is, wil ik aannemen, maar ik las nergens dat er iets anders dan vuil uit den neus komt. De gokkers spelen met zoovelen om het spel meer uitbreiding te geven, omdat zij zich verbeelden dat zij maar papier en geen daalders verliezen. Zou het dus de bedoeling zijn van dengene die bij dit spel zegt dat zijn meester zooveel neus heeft, te kennen te geven dat de man een neus van zooveel heeft? Of zouden ze Ovidius Naso bedoelen? Of misschien willen aanduiden dat de metamorphosen van Ovidius in zijn toestand zullen plaats vindenGa naar voetnoot3)? Of zou hun meester de neus met den man eraan zijn, waarover Quevedo het heeft? Zeker is het dat als de Ouden zongen van iemand die kritiek uitoefende: adunco suspendere nasoGa naar voetnoot4), deze kromme neus ons stof tot kritiek levert, en dat, zoo van een ander die een grooten neus had en er zich op beroemde vrijgevig te zijn, een geestig man zeide dat het niet | |
[pagina 200]
| |
te verwonderen was dat hij zoo was, omdat hij in zijn neus een hoorn des overvloeds had, dat het dan geen wonder is, dat de pen zoo vrijgevig in geestigheden is over dezen neus, tenzij men die geestigheden spotternijen wil noemen. Doch in ernst, ik begrijp niet wie deze uitdrukking van ‘flinke neus’ in omloop kan hebben gebracht, tenzij hij wist dat God den mensch de ziel door den neus heeft ingeblazen en de trouwe dienaar dus te kennen wil geven dat zijn begunstiger een man met een ziel is, wat hetzelfde beteekent als dat hij een geweten heeft; en aangezien de neus den eenen mensch van den anderen onderscheidt (want de Hebreeuwen hebben daarom hetzelfde woord voor gezicht en voor neus, omdat de neus eigenlijk aan het gelaat den vorm geeft), roept dus de makelaar dat zijn man een grooten neus heeft, om aan te duiden dat zijn man een groot man is. Een ander vraagt of het een man van leven en dood is dien hij hem aanbrengt, alsof er menschen zijn die niet leven en niet dood gaan. Deze verzekert dat zijn man de eerste man op de wereld is, maar hij wil daar op zijn hoogst mee zeggen dat de bedoelde een tweede Adam is, omdat hij ook de wereld ten verderve zal brengen om een vrouw en er geen been in zal zien het paradijs voor een appel prijs te geven. Gene pocht, dat zijn man een pilaar op de Beurs is, alsof wij niet voor eenige jaren ondervonden hebben, dat er in Utrecht (een beroemde stad in deze gewesten) een pilaar door een orkaan neergebogen werd op een dusdanige manier dat dit meer verbazing wekt dan vertrouwen in de speculatie; men kan dus zelfs op pilaren niet vertrouwen, daar er orkanen zijn die ze uitrukken, noch op kolossen, daar er steentjes zijn die hen neervellen, noch op zuilen, daar er Simsons zijn die ze omverwerpen. Wat betreft de makelaars, er zijn er die door de overheid zijn aangesteld en die beëedigd genoemd worden, wegens den eed dien ze afleggen, niets voor eigen rekening te zullen verhandelen; maar hun aantal is vastgesteld en beperkt, zoodat er geen nieuwe kunnen inkomen tenzij in geval van overlijden of door een zeer bijzondere gunst, wat hoogst zelden pleegt voor te komen; anderen zijn er die men hommels noemt (dat zijn namelijk insecten, die op bijen gelijken, doch die inplaats van honig | |
[pagina 201]
| |
te maken dezen opeten), omdat de eerstgenoemden van meening zijn dat dezen hun den honing afsnoepen; doch hoewel dezen, indien de anderen hen voor het gerecht zouden dagen, de boete zouden hebben te betalen die wordt opgelegd aan hem die de beëedigden in hun winst benadeelt, wijkt, behalve als er wraak in het spel is, het eigenbelang voor het medelijden en zegeviert de barmhartigheid over het winstbejag. Van de laatste soort zijn er zoo'n massa, omdat het het eenige redmiddel en de beste toevlucht is voor hen die door ongeluk in het spel getroffen zijn; en terwijl er op een van de Cycladen, door den geograaf Strabo ZeaGa naar voetnoot1) genoemd, een wet bestond volgens welke niemand meer dan zestig jaar mocht leven, zoodat men den ouden van dagen vergif te drinken gaf, opdat er genoeg brood voor de kinderen zou zijn - immers het volk was zoo talrijk dat er gewoonlijk graan te kort kwam - ut suppeteret aliis unde viverentGa naar voetnoot2), is hier de handel zoo druk en zoo algemeen verbreid dat, ook al zijn er ontelbare makelaars, allen verdienen zonder struikroovers behoeven te worden, die eten om te dooden, noch jagers die dooden om te eten; allen leven, allen komen vooruit, allen dringen zich op den voorgrond, waarbij zij al hun best doen om het privilege dat ze missen, te vergoeden door zóóveel ijver en door hun meesters zóó eerlijk en oplettend te bedienen, dat ze wat hun aan officieele erkenning ontbreekt, ruimschoots goed maken door hun slimheid en wat hun ontbreekt inzake hun aanstelling, weer vergoeden door hun oplettendheid. De SybarietenGa naar voetnoot3) waren zoo verwijfd dat ze, om niet in hun rust gestoord te worden, de hanen uit hun land verbanden; en waar PliniusGa naar voetnoot4) vertelt van iemand die op een roos sliep en klaagde dat de rozeblaadjes die onder zijn gewicht dubbelvouwden, hem pijn deden, maakt hij melding van MendridesGa naar voetnoot5), die moe werd door het gezicht van een boer die het land bewerkte, en van LepidusGa naar voetnoot6), die zich er bij den senaat over | |
[pagina 202]
| |
beklaagde dat, toen hij in een schoon bosch vertoefde, de vogels hem stoorden in den slaap. De Sybarieten zouden al heel ongeschikt zijn geweest voor makelaars in acties, want dezen zijn zoo gewend aan weer en wind en aan het onaangename van alle jaargetijden, dat, in plaats van dat de hanen hen wekken, de vogels hen hinderen, het zien spitten hen moe maakt en de rozen hun pijn doen, de dorens der rozen hen steken, de scherpe kanten der spaden hen bedreigen, de sporen der hanen hen havenen en de snavels der vogels hen bezeeren. Er gaat geen dag voorbij of ze zijn vijf uur blootgesteld aan regen en modder, aan wind en zon, al brandt deze nog zoo fel, al blaast gene nog zoo boos; en terwijl in den slag van CannaeGa naar voetnoot1) de soldaten in het vuur van den strijd niet eens een aardbeving opmerkten die de aarde onder hun voeten deed sidderen, gaan de aanvoerders in dezen strijd zoo zeer op in het gevecht dat zij de noorderstormen en regenvlagen, onweer en slijk voor vermaak en verrassing, voor genot en bloemen aanzien. Wijsgeer: Daar Lactantius en Jamblichus hebben aangetoond dat de roeping van een wijsgeer slechts is de waarheid op te sporen, moet ik u lastig vallen om achter een waarheid te komen, die mijn verstand niet kan doorgronden noch de studie mij begrijpelijk maakt, hoeveel ik er ook over nagedacht heb. De goddeloozen die mij op dien noodlottigen avond van mijn ongeluk te pakken namen, hadden het over ducaten-acties en ik zal geen rust hebben voordat ge mij uitlegt wat dat voor acties zijn. Actionist: Dit is zulk een ondoorgrondelijke zee, dat als er plekken in de zee zijn waar men nimmer grond vond (zooals Aristoteles over den Pontus verhaalt, die daarom Bathea PontiGa naar voetnoot2) genoemd wordt), dit geval een van de plekken is van deze zee, waar geen grond onder is. Toch zal ik aan uw nieuwsgierigheid voldoen, al schijnt een definitie onmogelijk en verheft zich deze top trots en onbereikbaar. Eenige jongelui vonden het spel van de gewone acties (die gewoonlijk de groote of heele genoemd worden) wat hoog en wisten een andere, meer bescheidene in het leven te roepen onder den naam van kleine, opdat men, terwijl men bij de echte dertig bankguldens verliest of wint bij elke punt die ze dalen of rijzen, | |
[pagina 203]
| |
bij die hypothetische acties niet meer dan een ducaton per punt zou riskeeren. Zij stelden dan dit nieuwe spel van verwikkelingen onder den naam van ducaton-acties in het jaar 1683 in en met het oog op de afwikkeling, een hechte grondvesting en de vereischte klaarheid kozen zij iemand met den titel van kassier-generaal, die alle gekochte of verkochte partijen in een boek zou aanteekenen, zonder ander contract dan het woord, noch eenig ander schuldbewijs dan de getuige. Aan dezen persoon wordt door beide contractanten een stuiver betaald voor elke partij die wordt ingeschreven, en hij schrijft geen partij in het boek dat hij in zijn huis heeft, in zonder beiden te vragen of ze het eens zijn. Zelden wordt er op langer termijn dan dien van een maand gehandeld, omdat de vermogens van velen die aan dit spel doen, niet zoo bijzonder schitterend zijn en ze daarom besloten hebben geen langeren termijn dan een maand te nemen. Als de eerste dag van de maand waarvoor de transactie is aangegaan, is aangebroken en de klok van de Beurs half twee aanwijst, informeert deze kassier bij twee niet-geïnteresseerde actionisten naar den koers waarop de groote acties werkelijk staan, en conform hun mededeeling maakt hij den prijs bekend, wat bij deze vertooning heet den stok opheffen, omdat hij in den beginne een stok dien hij in de hand had, omhoog placht te steken, totdat hij dat heeft opgegeven wegens het lawaai dat het veroorzaakte. Als de prijs is vastgesteld, vereffent ieder de partijen met dengene die ze van hem gekocht of aan hem verkocht heeft (tenzij hij ze reeds in het midden van de maand gerescontreerd heeft met den verkooper of den kooper), en de contante betaling gaat zoo vlot dat zij die van de groote acties er beschaamd mee maken; deze nauwgezetheid maakt, dat vele van de aanzienlijksten erin handelen, want naarmate die nauwgezetheid hen betoovert, gevoelen zij zich verontschuldigd wat het onbehoorlijke ervan betreft, en wordt hun aandacht ten volle in beslag genomen. Dit bedrijf is in de laatste vijf jaar zoo toegenomen (vooral onder een zekere natie, die even rumoerig als scherpzinnig is), dat er geen sekse is, die het niet uitoefent, met inbegrip van grijsaards, kinderen en vrouwen, zoodat de verbaasde wereld kan uitroepen, dat evenals er een koning tot Daniël zei dat hij in het zand voetsporen van mannen, vrouwen en kinderen zag | |
[pagina 204]
| |
(video vestigia virorum et mulierum et infantium), men in het zand van deze arena's niets ziet dan voetsporen van kinderen, vrouwen en mannen; zoodat langs den weg dien men koos om het gevaar te verminderen, het nadeel juist algemeener werd; want dit bedrijf bereikte zulk een graad van buitensporigheid dat men regimenten verhandelt alsof het zwavelstokken waren, hoewel ik vrees dat ze het op een dag nog eens werkelijk zullen worden, en dan het vuur zullen voeden waarin de deelnemers aan deze machinaties zullen omkomen, en de ondergang zullen worden van hen die zich in deze golven dompelen. Men schreef eens geestig over een luiaard, dat hij óf at óf sliep, aut accumbit, aut decumbit; en van een brunette, die van de vier en twintig uren van den dag er twaalf sliep, zong een dichter, dat het geen wonder was dat het het heele jaar voor haar nachtevening was, daar zij uit Ethiopië scheen te komen; doch de mannen en vrouwen in dit labyrinth zijn zoo geheel anders dat, terwijl de eerste of eten of slapen moest en die dame niets deed dan slapen tot aan het etensuur, onze spelers noch eten noch slapen noch rusten, terwijl hun onrust nog grooter is dan die van de spelers in de groote acties, indien dat mogelijk is. Wanneer een spiegel breekt, blijft elk stuk kristal een spiegel, zonder ander verschil dan dat de kleine spiegels het gelaat kleiner en de groote het beeld grooter weergeven. De acties zijn als spiegels en wel spiegels van een soort die het doen schijnen alsof het weerkaatste voorwerp in de lucht hangt, of van die soort welke degenen die zich er in bekijken, stijf van verbazing doen staan, omdat ze terwijl ze kijken zichzelf zien voorbijvliegen; of een spiegel als die van Achaia, die zich heen en weer bewoog over een bron en aan eenigen het leven en aan anderen den dood voorspelde, immers hij voorzegt op deze golven onophoudelijk dezen het leven en anderen den dood. Vreesachtigen braken dezen spiegel en sloegen dit kristal aan stukken door af te spreken dat elke 500 ponden van de groote er 5000 zouden zijn bij de kleine, en terwijl zij bedoelden aldus den handel te matigen, bereikten zij alleen dat van één zaak vele zaakjes gemaakt werden en van één spiegel vele spiegeltjes, zonder ander verschil dan dat er zich een kleiner beeld vertoont, want, daar deze gokkerij iets onbehoorlijks is voor de eerste-rangsactionisten, is er geen twijfel aan of het beeld toont kleiner. | |
[pagina 205]
| |
De oorzaak van het feit dat bijna allen zich er voor een zóó geweldige hoeveelheid in verstrikken, is de zucht van hen die eenige partijen van de groote acties koopen, om deze weer in het klein te verkoopen (omdat in het begin van de maand de kleine hooger staan dan de groote) en bij dit voordeel letten zij niet op het onaangename, geven niet om het onbehoorlijke ervan noch worden zij door vrees weerhouden. Deze dwaasheid om partijen over te brengen van den eenen kring van handelaars naar den anderen (wat de eenige overdracht is die deze acties ondergaan), geeft aanleiding tot lawaai, geschreeuw en gevecht op den dag dat de stok wordt opgeheven (op werkdagen op de Beurs, op feestdagen in de hoofdstraat), want wie het aanschouwt, denkt dat ze elkaar te lijf gaan, en wie het hoort, meent dat ze elkaar vermoorden. Wie in het groot gekocht en ducaton-acties verkocht heeft, legt het er op toe dat de stok laag blijft, om de winst der ducaton-acties in te zamelen en mee te kunnen blijven doen met wat hij van de groote kocht; hij die ducaton-acties gekocht heeft, omdat hij groote heeft verkocht, verlangt dat de stok hoog zal worden geheven om de winst van die stok-acties op te strijken en het verloop van de door hem verkochte groote acties te kunnen afwachten, zich spitsend op nog meer winst; op die manier ontstaat er zoo'n beweging, zoo'n gejoel, zoo'n herrie en gekrijsch dat er daar, gelijk PeramatoGa naar voetnoot1) vertelt van een kind dat geboren werd met een rammelaar in de hand, geen schepsel is dat niet met een rammelaar geboren schijnt te zijn; waar de kleinzoon van Eli No honra (geen eer) werd genoemdGa naar voetnoot2), zijn er weinigen die in dezen strijd geen kleinzonen van Eli lijken; waar de TroglodytenGa naar voetnoot3) aan hun kinderen leelijke beestennamen geven, den een ezel, den ander varken noemend, is er wel niemand die zich in het tumult dezer bijeenkomsten vertoont, die zich niet verbeeldt onder de kinderen der Troglodyten te zijn. Hendrik Comanus verhaalt dat in Vlaanderen een man bij een koe sliep en dat daaruit een kind geboren werd; Plutarchus zegt dat er ten huize van PerianderGa naar voetnoot4) een kind uit een merrie geboren werd en in | |
[pagina 206]
| |
Verona werd eveneens uit een merrie een gedrocht met een menschengezicht geboren; dus behoeft niemand er zich over te verwonderen dat men menschen uit dieren ziet voortkomen; maar dat er ook dieren uit menschen voortkomen, voor het aantoonen van de waarheid daarvan bestaat er geen glorieuzer dag dan dien waarop de stok wordt opgestoken, want zooals Plutarchus verzekert dat men gerst op menschenlichamen heeft zien groeien, en zooals de wijsgeer AnaxilausGa naar voetnoot1) lantaarns maakte, die het deden schijnen alsof de menschen paardekoppen hadden, zal iedereen wel denken dat heden ten dage het wonder van Plutarchus van die gerst en de kunstgreep van Anaxilaus met de lantaarns opnieuw vertoond worden. Thomas de VegaGa naar voetnoot2) weidt uit over de buitennissigheden van een krankzinnige die de geneesheeren vroeg hem te laten zwemmen in dien vijver (waarbij hij op den vloer wees) en die toen hij zich er in wierp en bemerkte dat het water hem tot de keel reikte, ineens bij zijn verstand kwam en genezen en gezond was. O hoeveel zieken zijn er in ons spel die dien man in zijn waanzin navolgen, zich in dezen oceaan storten om te zwemmen en die wanneer het water hun tot de keel komt, zichzelf plotseling op den grond hervinden! Maar het ergste van alles is dat zij zich zóó verdoofd in de stortzeeën laten onderdompelen, dat ze zich niet eens meer de middelen om zich er uit te redden bewust worden, en dat er zich, gelijk een wijze omtrent den krokodilGa naar voetnoot3) verklaarde dat hij de grootste hagedis is uit de kleinste kiem voortgekomen (maximus existet ex minimoGa naar voetnoot4)), zulke slimmerdsGa naar voetnoot5) uit de kleine kiem der ducaton-acties ontwikkeld hebben, dat niemand zich meer bekommert om zuiverheid, noch in gedachten, noch in woorden noch in daden. De SpartanenGa naar voetnoot6) vormden drie koren, der kinderen, der jonge mannen en der grijsaards, en wanneer de ouden inzetten: Wij waren eens dapper (Nos fuimus fortes), antwoordden de jonge mannen: Wij zijn het (Et nos modo sumus) en vervolgden de | |
[pagina 207]
| |
kinderen: Wij zullen het eens zijn (Et nos erimus aliquando). Als deze drie koren dat van de actionisten in ducaton-acties zouden hooren en zouden vernemen dat de kinderen zoowel als de jongemannen en de grijsaards tegelijkertijd aanhieven Wij zijn het, wat alleen den krachtigen mannen toekwam, wat zouden zij dan versteld staan, hoe begrijpelijk zou hun verwondering, hoe terecht hun verbazing zijn! De Vestaalsche maagdenGa naar voetnoot1) verdeelden haar leven in drie tijdperken; in het eerste leerden zij de ceremonieën, in het tweede voerden zij ze uit en in het derde onderwezen zij wat ze zelf eens geleerd hadden; doch welk een schranderheid, wat een studie, wat een wetenschap, dat in dìt vak de Vestaalschen zóó scherpzinnig zijn dat zij, voordat zij het leeren, het reeds uitoefenen en voordat zij het uitoefenen, er reeds les in geven! Bij de Romeinen bestond een spel, namelijk dat der gladiatoren, waarbij de retiarius optrad met een net aan den helm bevestigd en de mirmillo met een visch erop; als een van hen, door zijn tegenstander in het nauw gebracht, om genade wilde vragen, spreidde hij de hand uit, maar als hij verlangde gedood te worden, balde hij de vuist; de voornaamste rol bij dit schouwspel speelden de missio en de rudis, waarbij de missio het voorrecht verkreeg dien dag vrijgesteld te worden van den strijd, en de rudis hetzelfde voor zijn heele leven; het teeken van deze vrijheid bestond daarin dat er een stok in de arena werd gebracht en dat daarmee op den grond werd geklopt als teeken dat hij zoo flink zijn beroep had weten uit te oefenen, dat hij den staf of den scepter verdiende. Ik geloof dat er wel geen passender symbool van deze acties kan gevonden worden dan dit spel, noch een beter beeld van zijn worstelingen dan deze strijd. Daar zijn ook gladiatoren, want er wordt gevochten, de vuist wordt gebald voor de aanvallen, de hand wordt geopend voor de handslagen, er zijn missio's en missies, er zijn ‘rudes’ en ruwe klantenGa naar voetnoot2), en tenslotte zijn er enkelen die mogen hopen op het geluk van voor één dag van den strijd te worden vrijgesteld, maar niet om voor het heele leven van dit bedrijf bevrijd te blijven. Zij trekken zich wegens de wonderlijke gunsten van het lot uit de groote acties terug, maar | |
[pagina 208]
| |
om niet mis te loopen dat ze met een stok ten tooneele verschijnen evenals de ‘rudis’, gaan zij meedoen aan de kleine acties waar de gewoonte bestaat van het opheffen van den stok. De wreede TiberiusGa naar voetnoot1) stelde den dood van een veroordeelde uit om zijn angst grenzenloos te maken en toen Carnulius in den kerker gestorven was, riep hij uit (alsof men dien van die pijniging bevrijd had) Carnulius me evadit (Carnulius is me ontsnapt). De fortuin is even wreed als Tiberius en wanneer degenen die zich uit haar klauwen losmaken, door zich uit de groote acties terug te trekken, denken dat zij zich van de acties hebben losgemaakt, bemerken zij wanneer zij zich in die van de ducatons begeven, dat wat zachtheid geleek, tyrannie en wat er als medelijden uitzag, onmenschelijkheid was: hun marteling wordt slechts gerekt, de ondergang wordt hun niet gespaard. De wijze Spartaansche wetgever liet, om dronkenschap te voorkomen, de wijnstokken uitroeien, maar zij die zich bij dìt spel verstoken zien van de wijngaarden, stellen zich tevreden met van de druiven te proeven. Maar zeker is het dat, zooals Augustus zei dat ApisGa naar voetnoot2) (Godheid van de Egyptenaren) wel een god onder de ossen kon zijn, maar altijd een os onder de goden zou blijven, er enkele machtige personages zijn, die in de kleine acties handelen en die wel goden kunnen zijn onder de ossen, zooals Apis, maar die, wanneer ze zich met de groote acties inlaten, altijd ossen onder de goden zullen blijven, ook evenals Apis. Nebucadnezar wilde God zijn en werd tenslotte een os, want wie een os is, kan alleen veranderen in een Cherub bij den wagen Gods. De gokkers spelen (zooals ik reeds opmerkte) op zoovele manieren, om geen angst te krijgen voor het verlies en minder gevoelig te worden voor tegenslag; om dezelfde reden liet Agrippina voor Nero den schat dien hij bij het spel verloren had, op een tafel neerleggen, opdat hij, geschrokken van de hoeveelheid, zijn speelwoede zou bedwingen. Dit middel baatte de voorzienigheid niet om ons van dit spel af te houden, want ofschoon we elke maand precies voor onzen neus zien wat we verliezen, steken we ons elke maand dieper, ja tot den neus in | |
[pagina 209]
| |
de schulden, en geve God dat we er tenslotte niet met den neus invallenGa naar voetnoot1). De liefhebberij voor dit spel is dermate toegenomen, dat degenen die geen ducaton per punt kunnen spelen, afspreken het met stuivers te doen en wie een stuiver nog te veel acht, stelt zich tevreden met duiten, en zelfs de kinderen die nog niets van de wereld afweten en nauwelijks een speldeknop kapitaal bezitten, spreken af dat elk procent dat de groote acties dalen of rijzen, bij hen een speld verschil maakt en laten niet na elkaar klappen op het hoofd toe te brengen en prikken met hun spelden. De Spaansche kinderen hebben een spel met spelden uitgevonden, dat ze ‘punt of kop’ noemen en waarmee ze om duiten spelen, en het is belachelijk te zien hoe hier de kinderen die nauwelijks komen kijken, om kleingeld spelen; het is allemaal stiekum gefluister van wat er gedaan, geredeneerd, besloten en gedacht wordt; en terwijl de PerzenGa naar voetnoot2) hun kinderen tot hun twintigste jaar eerlijkheid leerden, worden ze hier van het begin af zóó grootgebracht, dat ze reeds op hun tiende jaar geen eerlijkheid meer kennenGa naar voetnoot3). Men voerde StratonicusGa naar voetnoot4) geblinddoekt door de straten van MaroncaGa naar voetnoot5) en als men hem vroeg waar hij was, antwoordde hij steeds ‘in de keuken’, want de patriciërs daar waren zulke gulzigaards, dat de straten vol gerechten stonden. Een andermaal blinddoekte men hem en leidde men hem rond door een andere stad, waar de menschen aan den drank verslaafd waren, en telkens als men hem weer vroeg waar hij was (Ubi es tu?), antwoordde hij voortdurend ‘In de kroeg’ (In taberna). Laat men eens een vreemdeling blinddoeken en door de straten van Amsterdam voeren, en als hij niet telkens, waar hij ook halt houdt, op de vraag waar hij zich bevindt, antwoordt: ‘Onder actionisten’ - want er is geen hoekje waar men het niet over acties heeft, - beken ik dat ik nog beter geblinddoekt ben dan hij, want er is niemand die als hij niet in de kroeg zit te drinken, er althans niet zijn vermaak zoekt, zoodat de vreem- | |
[pagina 210]
| |
delingen er geen oogenblik aan kunnen twijfelen of zij bevinden zich evenals Stratonicus voortdurend in de kroeg. Men vertelt van Demosthenes dat hij zelfs de eerste letter van zijn beroep niet kon uitsprekenGa naar voetnoot1), en daar de eerste letter die de kinderen beginnen te zeggen de A is en hun beroep dat van actionist, zijn zij allen Demosthenes de baas wat betreft het uitspreken van de eerste letter van hun beroep; trouwens zij oefenen het al uit als het nog onmogelijk lijkt dat zij die zouden kunnen uitspreken. De Grieken noemden de A alpha, wat ook beteekent Begin, omdat ze de eerste letter van hun alfabet is; maar bij dit volk kennen de kinderen het begin van het alfabet nog niet, als ze reeds beginnen met de A van de acties. De A beteekent in onze notities Approbatie evenals de R Reprobatie, in navolging van de A en C waarvan oudtijds de rechtbanken zich bedienden om uit te drukken AbsolvoGa naar voetnoot2) en CondemnoGa naar voetnoot3), en er is bijna niemand die niet de approbatie (of goedkeuring) van dezen handel aanduidt met de A waarmee zoowel deze handel zelf als het woord approbatie aanvangt. De Egyptenaren schilderden hun god Canopus met een A in de hand als teeken van zijn goddelijkheid, maar ik betwijfel of zij, wanneer zij deze bijeenkomsten bezocht hadden, in deze A wel de goddelijkheid zouden uitbeelden. Men noemde EratosthenesGa naar voetnoot4) B, omdat hij de tweede plaats in de wetenschap innam, maar in dezen handel van de A wil niemand zich tevreden stellen met B te zijn: allen willen aan elkaar gelijk zijn, dat kenmerkt allen. Op het eiland Cyprus zaait men ijzer en het groeit er; zoodat ik soms geneigd ben te denken dat ik op Cyprus ben, als ik de dwalingGa naar voetnoot5) zoo voortdurend zie toenemen; en terwijl men op datzelfde eiland Cyprus VenusGa naar voetnoot6) met een baard afbeeldde, toonen hier de vrouwen dat ze die werkelijk hebben door zaken te doen als waren ze mannen; immers, stelden de Spartanen Venus al gewapendGa naar voetnoot7) voor, in deze gevechten hebben wij vele Amazonen dapper zien strijden en vele Venussen zien triomfeeren. | |
[pagina 211]
| |
Ik beweer niet dat de kinderen zich hier niet op den wapenhandel en op de letteren toeleggen, maar waar ik den nadruk op leg, is dat al hun studie er op gericht is déze wapenen te leeren hanteeren. De vrouwen van Marades gingen steeds gewapend met slingers, die ze om de slapen gewonden hadden, zoodat het leek alsof ze met diademen getooid waren; en er zijn bij dit spel tallooze vrouwen die haar slapen tooien met de diepzinnigsteGa naar voetnoot1) speculaties; zoodat, zooals Julianus beval dat de soldaten die uit den strijd gevlucht waren, vrouwenkleederen in het leger moesten dragen, de vrouwen die het gevaar niet ontloopen, zich wel als soldaten mochten kleeden. Oude geschiedschrijvers van Ierland vertellen met GiraldusGa naar voetnoot2) over een eiland Mammonia, waar niemand van degenen die er vertoeven sterft, en de bekwame aardrijkskundige Abraham Ortelius bevestigt dit wonder in zijn ‘Schouwtooneel der Wereld’, naar aanleiding van de kaarten van Ierland er bijvoegend dat in dezelfde binnenzee een ander eiland ligt, waar man of vrouw die er aan wal stapt onmiddellijk sterft. Geen van deze beide wonderen zou ik voor de ducaton-acties verlangen, want ik wensch nooit vernietiging noch onsterfelijkheid: laat mannen en vrouwen gerust deze eilanden betreden, doch laten zij niet meenen dat zij het eeuwige leven hebben, omdat zij niet plotseling sterven; als zij de zeearm doorkliefd hebben en niet terstond gestorven zijn, laten zij zich dan niet verbeelden dat zij al op Mammonia zijn aangeland om onsterfelijk te worden; laten zij tevreden wezen dat zij niet ongelukkig zijn, en zich niet inbeelden het eeuwige leven te hebben. Zekere pootlooze wijfjesvogel is zoo onbeholpen, dat, daar haar lichaamsgebrek haar belet een nest op tak of rots te bouwen, ze haar eieren op den rug van het mannetje legt, maar in deze gewesten zijn de manhafte vrouwen er niet mee tevreden gelijk de pootlooze vogels te zijn, want in plaats van haar last op de schouders van hun mannen te schuiven, laden ze dien op hun eigen schouders door zich in dezen handel te mengen, hetzij door middel van een knecht, hetzij van een kassierGa naar voetnoot3), hetzij van een verwant, en dat met zulk een vuur dat, terwijl de beroem- | |
[pagina 212]
| |
de Thesaurus wijst op de lessen der Natuur die den vrouwen in Zuid-Indië de voeten onthield en ze aldus mismaakt den mannen aanbood, om ons te leeren dat de mannen moeten loopen opdat de vrouwen kunnen rusten, sommige vrouwen in dezen handel van geen rust willen weten, aldus het nog winnend van de maagd Tridentina, over wie PliniusGa naar voetnoot1) schrijft dat ze op den huwelijksdag in een man veranderde en na dat wonder Lucius Cofficius heette, zoodat ze in plaats van zich als vrouw aan een man te geven, als man een vrouw kon kiezen; wellicht om te bewijzen dat de vrouwen veranderlijk zijn zelfs in het vrouwzijn of om een loopje te nemen met de scherpzinnigheid van de grammatici (zooals het orakel van Turijn aangeeft) door hen in een even barbaarsch als vermakelijk Latijn vormen te laten maken als: hic uxor, haec maritus, hic et haec feminaGa naar voetnoot2). Ten tijde van Keizer Claudius doodde men op den Vaticaanschen berg een slangGa naar voetnoot3), in wier lichaam men een kind vond; maar bij deze acties zijn er niet veel kinderen die geen slang in het lichaam hebben: allen bedriegen, allen brengen verwarring, allen maken misbruik; en moge er onder het consulaat van Silamanus en Vestinus een boerenvrouw in Tarente al een kluwen van samengestrengelde adders gebaard hebben, laat de wijze onze speelholen bezoeken en hij zal in elke groep een kluwen van deze adders vinden. Osorio verhaalt dat de beroemde Albuquerque tijdens een storm een kind op zijn schouders nam opdat de onschuld hem tegen schipbreuk mocht behoeden; maar ik geloof dat in onze stormen de onschuld der kinderen hem weinig zou baten, omdat in al deze verwarringen het een wonder is als een kind zijn onschuld bewaart. De twee voornaamste drijfveeren van hen die dit spel uitvonden, waren de hebzucht der makelaars en de behoefte van degenen, die het uitdachten. En opdat gij u dit axioma des te beter in het geheugen zult griffen, moet gij weten dat er drieerlei hebzucht bestaat bij de makelaars, van wie er velen door die hebzucht te gronde zijn gegaan. De eerste is courtage te | |
[pagina 213]
| |
verdienen, de tweede ‘bichiles’ te maken, de derde schatten te verwerven. Om deze wenschen vervuld te zien moet men wel schipbreuk lijden te midden der gevaren, want zij die veel courtage verdienen willen, zijn gedwongen op vele partijen te bieden of ze af te geven, en wanneer zij er mee blijven zitten (wat wij in het Hollandsch hangen noemen), hangen ze af van onvoorziene tijdingen en stellen zij zich bloot aan geweldige klappen. Zij die probeeren ‘bichiles’ te maken, omdat zij groote orders van hun meesters hebben en aan die orders groote speculaties verbonden zijn, ondergaan hetzelfde lot, omdat al is het de bedoeling niet de partijen langen tijd op eigen risico onder zich te houden, zij toch niet kunnen raden of hen in dien tusschentijd niet het een of ander ongeluk zal treffen. Degenen die zich vrijwillig in dezen handel begeven, omdat ze voldoende kapitaal of moed hebben om flink de klappen te weerstaan en onwankelbaar de kwade kansen te keeren, behalen een evenredig grootere zege, naarmate zij een geweldiger aanval te doorstaan hebben, maar zij zullen ook moeten bekennen dat het altijd gewaagd, onzeker en verschrikkelijk is. Om op een van deze drie manieren winst te behalen, moeten zij vertrouwen bij de actionisten hebben, want indien bij het afsluiten der partijen de laatsten hen onmiddellijk naar hun meesters vragen, kunnen zij hun zin niet krijgen zonder te huichelen, tenzij zij zich van den een of anderen goeden vriend bedienen, die de contracten voor hen teekent en hen als dekmantel bij de comedie dient; en dit verzwijgen of bemantelen is zóózeer gewoonte geworden, dat zelfs de kooplieden van de gelegenheid hebben weten gebruik te maken, ofschoon het schadelijk moet zijn voor de eerlijkheid. Komen dezen namelijk achter een voorval waarvan zij een onvermijdelijke koersverandering voor de acties verwachten, dan roepen zij hun makelaar om van die verandering partij te trekken en het eerste wat zij hem opdragen, is hun naam niet te noemen, alvorens te hebben uitgevoerd wat zij hem opdragen, daar zij van meening zijn dat men er rekening mee zal houden wie de opdracht geeft, en dat men dan de prijzen tegenover hen zou wijzigen voordat zij hun slag konden slaan. Eenige Spartaansche jongelingen stelden zich volgens senaatsbesluit in | |
[pagina 214]
| |
Laconië verdekt op en doodden des nachts de jonge mannen, welke instelling men cryptiaGa naar voetnoot1), d.i. geheime noemde; op grond daarvan meen ik dat men ook cryptia kan noemen de gewoonte der makelaars om hun lastgevers te verzwijgen in deze omstandigheden, want zij dooden velen die niet weten waar het schot vandaan komt, en vellen velen terneer die niet bemerken vanwaar de kogel komt; en gelijk NumaGa naar voetnoot2) Pompilius onder alle Muzen die het meest eerde, welke hij Tacita noemde, gelijk AngeronaGa naar voetnoot3), die de godin van het zwijgen voor de vrouwen was, afgebeeld werd met gesloten mond, gelijk HarpocratesGa naar voetnoot4), die de god van het zwijgen was voor de mannen, werd voorgesteld met den vinger op den mond, en men het beeld van ConsusGa naar voetnoot5), den god der geheimen, boven alle raadzalen plaatste en zijn offerplechtigheden zelfs zoo geheim waren, dat de offers hem werden gebracht in spelonken en grotten, zoo zijn er makelaars die zoo trouw zich houden aan dit sluiten van den mond, dit den vinger op de lippen leggen, dit geheim, deze raadzalen, deze grotten en deze verborgenheden, dat elk van hen een Numa een Harpocrates en een Consus mag heeten. Krijgt nu een makelaar een dergelijke order, dan durft hij niet op eigen naam te handelen, opdat men er niet over na zal gaan denken dat hij de order heeft, of het laken dat hij die order verkeerd uitvoert; hij vreest den koers te beïnvloeden of de aandacht op te wekken; hij vreest dat men zal aandringen om den naam te weten te komen van den lastgever, en als ze aanhouden heeft hij ook niemand die de acties uit eigen rekening voor hem geeft; zoo strijdt het eigenbelang met de eerlijkheid, de eerzucht met de vrees, het winstbejag met het geweten, totdat hij besluit zich op een vriend te verlaten, wien hij dan verzoekt zooveel duizend pond ducaten-acties op zijn naam te verkoopen, om de zekerheid te hebben, zich niet als ducaton-actionist te hoeven noemen. De eerste uitvinders van dit spel waren de makelaars, doch in de tweede plaats komen de behoeftigen, want ofschoon het meerendeel van wat in dezen windhandel wordt opgestreken, besteed wordt aan kaartspel, dobbelen, wijn, geschenken, uit- | |
[pagina 215]
| |
stapjes, dametjes, rijtoertjes, opschik en verkwisting, zijn er toch zeer velen die eraan deelnemen om hun familie te onderhouden en hun stand op te houden; want indien NeroGa naar voetnoot1) tijdens den hongersnood in Rome een schip uit Egypte liet komen, geladen met zand voor de gladiatoren, terwijl het volk dacht, dat het met een lading graan kwam voor de radeloozen, zijn déze gladiatoren er zoo handig in om van zand graan te maken, dat er maar heel weinige zijn die niet fatsoenlijk hun verplichtingen nakomen en wijs den schijn weten op te houden. Genebrardus beweert dat er in het jaar 1595 in het diocees van Keulen zóóveel koren uit den hemel regende dat men er brood van maakte, waardoor het wonder van de woestijn waar het brood regende, herhaald werd; en in zijn historie van Aragon vertelt Blasco dat het te Languefult twee uur lang koren regende, in navolging waarvan het voor ons in dezen handel op alle uren koren regent. Ik beweer niet dat de ongelukkigen in sommige maanden niet verliezen, hetzij door onkunde, hetzij door koppigheid, hetzij door tegenslag, maar zij bedekken zoo handig hun benauwenissen (om maar aan het spel te kunnen blijven meedoen) dat ze uit den meest vervallen staat weer jong worden en van den gruwelijksten brandstapel weer herleven. Maximus TyriusGa naar voetnoot2) stelde een lijst op van de verschillende rivieren die om diverse redenen vereerd werden, zooals de Nijl door de Egyptenaren om zijn nut, de Peneus door de Thessaliërs om zijn schoonheid, de Ister door de Scythen om zijn uitgestrektheid, de Eurotas door de Spartanen wegens zijn geheimzinnigheid, de Achelous door de Aetoliërs om geloofsredenen, de Ilissus door de Atheners uit ceremonie. Wie zich op deze rivier waagt of over deze plas heenspringt, zal de zekerheid opdoen dat ieder zijn bepaalde bedoeling en oogmerk heeft om deze toe te juichen en te vereeren, sommigen voor hun genoegen, anderen uit ijdelheid, velen uit verkwisting, talloozen om het genot en niet weinigen om den broode. Zij worden door het lot in het nauw gebracht, kunnen den ondergang niet keeren, trachten hun eer te redden, nemen opties, steken de inzetten in den zak, strijken de surplussen op, het bedrog gaat voort, de vrees | |
[pagina 216]
| |
wordt bemanteld, de doodsangst wordt verborgen, de verwarring verheeld en de aanval wordt afgeslagen. Dit is de oorzaak dat het er maar heel weinig zijn die zich niet in dezen stroom werpen, en dit is de reden dat, gelijk XerxesGa naar voetnoot1) zijn leger niet bij soldaten doch bij escadrons telde, waarbij het nog leek alsof zijn leger uit evenveel legers bestond als er escadrons waren, en zooals het bij een pestziekte in RomeGa naar voetnoot2) Marcus Aurelius gemakkelijker leek hen die in het leven bleven, te tellen dan hen die eraan bezweken, het gemakkelijker is degenen die niet in de ducatons handelen, te tellen dan degenen die het wel doen, want de escadrons op dit slagveld zijn zoo talrijk dat ieder wel moet denken dat die escadrons ontelbare legers zijn. Laten de spelers zich toch niets wijsmaken en laten zij als onontkoombare wet aannemen dat wie eens in acties handelt, het meer zal doen en dat als iemand de groote verlaat bij gebrek aan vertrouwen of introductie of doorzettingsvermogen, hij met één sprong in de kleine moet belanden; want waar de echte spelers de zon verspelen voordat hij opkomt, zijn dezen zóó echt dat ze bij maneschijn er al op uitgaan om de zon te verspelen vlak nadat hij is opgekomen. Avicenna schrijft over een bedrieger dat hij lam was als hij er zin in had, en weer genas als het hem lustte; maar wie zich eenmaal als verlamde in dit hospitaal beklaagt, die kan de gezondheid wel vaarwel zeggen en alle hoop op herstel wel laten varen; want terwijl bij het beleg van Saguntum een kind dat juist ter wereld begon te komen, weer in den schoot van de moeder teruggingGa naar voetnoot3), zoo kunnen hier de kinderen heel goed weer in de acties terugkeeren, als we denken dat ze bezig zijn er uit te gaan, maar nooit zullen ze er weer uit kunnen komen als ze er eenmaal in gegaan zijn. Men luistere naar de geestige wijze waarop de geleerde Francisco de la TorreGa naar voetnoot4) in zijn toevoegingen op de Latijnsche Epigrammen - die hij in het Spaansch vertaalde - van den grooten OwenGa naar voetnoot5), den modernen Ovidius van Europa en den moder- | |
[pagina 217]
| |
nen Martialis van Engeland, een actionist symbolisch door een zijdeworm schijnt te hebben voorgesteld: Een labyrinth is uw sfeer
en wanneer ge daarin sterft,
zijt gij tegenover u zelven
het monster in dit labyrinth.
O! wat nieuwe stervenslust:
met uw weven te vervaardigen
een labyrinth om te betreden,
een draad om er niet uit te komen.
Wijsgeer: De Platonische, de peripatetische, de stoïsche en de theologische scholen zijn het erover eens, dat er sommige dingen zijn die goed, andere die kwaad en vele die neutraal zijn, omdat het gebruik bij deze het wezen bepaalt en de aanwending hun meer of minder volmaaktheid verschaft. Salomon zegt dat de rijkdom vleugels heeft om er mee naar den hemel te vliegen en dichters schilderden Ploutos, den god van den rijkdom, in de hel, omdat al naar gelang van het gebruik dat men ervan maakt, de rijkdommen een hemel of een hel kunnen zijn. Tot deze soort van kleurlooze zaken reken ik de ducatonacties; want ik zie dat sommigen de winsten aan overbodige weelde besteden, anderen om hun verplichtingen na te komen. Om aan te duiden dat hij voor zijn beminde stierf, en tevens welk genot hij smaakte door voor haar te sterven, zond een minnaar haar een afbeelding van den Dood, uit suiker vervaardigd, met het opschrift: Bonum malumGa naar voetnoot1), en het komt mij voor dat deze acties zijn als die Dood; immers ze kunnen den dood beteekenen als men de winsten voor slechtheid besteedt, en zij kunnen als suiker zijn indien men de verdienste voor goede doeleinden gebruikt, en als Aristoteles verklaart dat er dingen zijn die men beter niet dan wel kan weten (Praestat quaedam nescire, quam scire), zoo geloof ik dat deze handel een van de dingen is die men beter niet dan wel kent. Solon vertelt van MilonGa naar voetnoot2) dat deze een vierjarigen os in één | |
[pagina 218]
| |
keer opat, en Julius Capitolinus verhaalt van Keizer ClaudiusGa naar voetnoot1) dat hij op één dag vijf honderd vijgen, honderd perziken, honderd meloenen, twintig pond druiven, honderd kwartels en vier honderd lijsters verorberde. Nu vraag ik of wij mogen zeggen dat Claudius minder at dan Milo, omdat de laatste in één keer een os opat en de eerste zooveel kleine beetjes dat ze tezamen wel twee ossen uitmaakten? Wat kan het mij schelen of zij die in ducatons handelen, de Milo's schuwen die ossen verzwelgen, als zij zooveel klein goed eten en bij één maaltijd zóóveel lijsters en zóóveel vijgen verslinden, dat het wel opweegt tegen vier ossen en zes struisvogels, wat zij inzwelgen? De philosophen houden zich bezig met de vraag waarom de mensch niet even goed bij nacht ziet als bij dag, en zij komen tot de slotsom dat, daar het de pupil is die de indrukken ontvangt en de voorwerpen onderscheidt, deze ze des te beter onderscheidt naarmate ze meer van haar verschillen en ze des te minder onderkent, hoe meer ze in kleur aan haar gelijk zijn; Tiberius kon des nachts zien omdat hij geen zwarte pupillen hadGa naar voetnoot2), en evenzoo de bewoners van Ierland; maar daar gewoonlijk de pupillen zwart zijn en de duisterheid van den nacht zich als zwart aan ons voordoet, is het niet te verwonderen dat, daar ze zoozeer in kleur overeenkomen, de oogen in het duister niet zien. Ik besluit hieruit dan ook dat mijn aard wel zeer verschilt van dezen handel, want daar mijn verstand hem zoo goed onderscheidt, kan ik er niet aan twijfelen of mijn geestesoogen onderkennen hem omdat hij zoo verschillend is, en opdat gij moet toegeven dat ze hem kennen, wil ik u even opmerken dat in zeker opzicht de kleine acties er solider uitzien dan de groote, niet alleen om hun punctualiteit, maar ook wat betreft de opties; want als ik een optie neem in de groote en men mij de partij levert of vraagt op den eersten der maand (waarop, zooals gij zegt, gewoonlijk wordt afgewikkeld), dan blijf ik risico loopen vanwege den persoon, die mij haar opvraagt of levert, gedurende de 20 dagen, die er volgens uw verzekering voorbijgaan tot de liquidatie der rescontres; doch als ik de | |
[pagina 219]
| |
premie der kleine neem, rescontreer ik op den eersten ‘stokdag’ en ben denzelfden dag nog vrij van alle risico. UlyssesGa naar voetnoot1) komt in Aeolië aan en de koning der winden ontvangt hem vriendelijk, en om hem behouden naar zijn vaderland te voeren geeft hij hem een zak waarin de winden gevangen zitten; zijn makkers krijgen het vermoeden dat er een schat in dien zak zit, en als zij zien dat hij slaapt, openen zij den zak, de winden slaken hun boeien, de golven worden opgezweept, de stormvlagen beginnen en tenslotte doet de orkaan het schip naar den kelder gaan. Ik geloof dat niets een beter beeld geeft van deze acties dan dit verhaal; immers terwijl het wind is, denken zij die erin handelen, dat het schatten zijn, en wanneer zij de zakken openen, verzinken zij in den vloed en komen om in den storm. Op de plaats waar de NijlGa naar voetnoot2) omlaag schiet, storten de wateren met zulk een onbegrijpelijke kracht naar beneden, dat de Aethiopiërs van de bergen, om de door hen bereikte handigheid te toonen, in een bootje den val gaan afwachten en wanneer de toeschouwers zien hoe de voorsteven naar beneden en de achtersteven hemelwaarts is gericht en niet anders verwachten dan dat zij verdrinken, ziet men ze, als men de oogen weer opslaat, een halve mijl verder dan waar de woedende Nijlgolven hen als het ware wegslingerden, fier rondkijken. De handel in de groote is vreeselijk voor de verstandigen; de vermetelen wachten den stoot af, duiken onder in de afgronden, verdwijnen in de diepten en laten zich niet meer zien in de bijeenkomsten; maar wat geven deze Aethiopiërs om behoedzaamheid, wanneer zij in een oogwenk weer te voorschijn komen in de samenkomsten der kleine, en hij die zich reeds scheen terug te trekken, trots blijft rondvliegen? Op Ternate ligt een vesting, waar een plant groeit, Catopa genaamd; als haar bladen afvallen ontstaan er wormen uit de bladstengels; er heeft dus een verandering plaats van stengels in bloedaderen, van bladeren in vleugels en van planten in vlinders. De Oost-Indische Compagnie is een boom, naar gij mij geschilderd hebt, en die ducaton-acties moeten de bladeren zijn die van dezen boom vallen; ze gaan over in vleugels, want ik | |
[pagina 220]
| |
hoor dat er geen een is die niet wil vliegen, en daar ze zich veranderen in wormen, zijn ze tenslotte als de zijdeworm, waarbij gij de actionisten vergeleken hebt, die namelijk het labyrinth maakt voor zijn eigen dood en zelf de Minotaurus is die zich den dood aandoet in datzelfde labyrinth; en daar hij het labyrinth spint om erin te gaan en den draad om er niet uit te komen, komt hij niet uit het grafgewelf zonder den levensdraad af te snijden, terwijl zijn leven slechts aan een zijden draad hangt, zoolang er adem in hem is. Licetus en Costeus verwonderen zich erover, dat er in Ierland een rivier is waarin visschen geboren worden uit bladeren, die van een boom vallen en in visschen veranderen; zij zouden dus wel verbaasd staan als zij zagen dat de bladeren die van dezen lommerrijken boom der Compagnie vallen, in visschen veranderen, want alle lijken ze op de oceaanvisschen die de geleerden vliegende visschen noemen, al duurt hun vlucht slechts zoolang ze nat zijn. En laat het u niet onmogelijk voorkomen, de ducaton-actionisten bij visschen te vergelijken omdat de visschen stom en de actionisten spraakzaam zijn, want ofschoon er onder de laatsten zijn die zich zoo stil houden dat zij de vergelijking niet te schande maken, maken de meest vooraanstaande geschiedschrijvers melding van visschen die spreken, zooals de zeehond, terwijl Pausanias melding maakt van die uit de rivier AoraniaGa naar voetnoot1), die het geluid van een lijster maken. Wat mij het meest opvalt is, dat gelijk Caligula den beul last gaf een boosdoener zoo te martelen dat hij hem goed den dood liet voelen (sentiat se mori)Ga naar voetnoot2), de Fortuin een even wreede manier bedacht heeft om deze rampzaligen te martelen, daar zij, om den dood onder grootere marteling te gevoelen, terstond contant moeten betalen wat zij verliezen, zoodat het hen wel met te erger smart moet treffen, te zien wat ze zoo contant verliezen; en terwijl Suetonius (in zijn levens der Caesars) over dezen zelfden tyran verhaalt dat, toen hij zijn broeder met vergif uit den weg wilde ruimen en deze ongelukkige een tegengif innam, de trouwelooze boos uitriep: Antidotum contra Caesarem?Ga naar voetnoot3), alsof dit tegenmiddel een nieuwe misdaad en deze zelfverdediging | |
[pagina 221]
| |
een nieuwe heiligschennis was, geven hier zeer weinigen aan de Fortuin gelegenheid om zich evenals Caligula er over te beklagen dat ze zich met tegengif van haar slagen bevrijden, want, naar ge mij verzekerd hebt, niemand laat af zich aan haar schichten bloot te stellen. De letter A is zoo gemakkelijk (zegt Covarrubias) dat zelfs de stommen haar kunnen uitspreken, die, dank zij haar alleen en met behulp van de intonatie, van de gelaatsuitdrukking en van de gebaren met handen, voeten, oogen en heel het lichaam, ons in een oogenblik te verstaan geven wat de welbespraakten niet zouden kunnen met een stroom van woorden. De Thesaurus voegt aan deze bewering nog toe dat deze letter de welluidendste en helderste is van de klinkers, want als men maar een weinig den mond opent zonder inspanning en zonder de tong te bewegen, alleen den adem uitblazend, klinkt de A, als eerste les van de Natuur aan de kinderen; zoodat zij, natuurlijk uit de borst opwellend als eerstgeborene der ziel, met de ziel zelf en met het gehoor inniger samenhangt dan de andere. Het verwondert me dus niet dat gij mij de actionisten gesymboliseerd hebt door de A, daar ze een letter is die zelfs door de stommen kan worden uitgesproken welke zich om haar te vormen bedienen van gebaren, van de intonatie, de gelaatsuitdrukking, de oogen, de handen en de voeten; en daar zij de eerste les van de Natuur aan de kinderen en de eerstgeborene der ziel is, is het niet te verwonderen dat de kinderen haar terstond zonder inspanning leeren en dat zij, daar ze zoo opvallend in hun ooren klinkt, dezen handel uitoefenen wanneer zij de A nog ternauwernood uitspreken, en aan deze ingewikkelde dingen meedoen, als zij haar nog nauwelijks kennen. Ik weet wel dat er stellig vele actionisten zijn, die als zij het niet waren, een toonbeeld van beminnelijkheid en een schatkamer van voortreffelijkheid zouden zijn, maar wanneer zij bij de acties komen, schijnt, naar wat ge mij zegt, een of andere Medea ze te veranderen of een Circe ze te betooveren. Een bliksemstraal trof het beeld van CaesarGa naar voetnoot1), en daar de letter C werd weggeslagen, bleef aesar zonder C over, welk woord volgens de verklaring der wichelaars in hun taal God beteekende; en er zijn menschen die wanneer een bliksemstraal hun de A van actionisten wegsloeg, | |
[pagina 222]
| |
naar mijn overtuiging zóó verschillend zouden zijn van wat ze nu toonen te zijn in deze strijdperken, dat zij engelachtig zouden lijken in hun onschuld en goddelijk in hun zorgzaamheid. Tenslotte, gelijk volgens de gewoonte der Romeinen om initialen in plaats van woorden te gebruiken (zooals S.P.Q.R., wat beteekende: Sabinis Populis Quis ResistetGa naar voetnoot1)) iemand een onwetend wijsgeer aanduidde met de A die in zijn taal de eerste letter van het woord ‘kalf’ was, beken ik zoo onwetend in deze wetenschap te zijn en zoo kalfachtig ten opzichte van deze bedriegerijen, dat terwijl mijn domheid verdient met een A aangeduid te worden, niemand ooit mijn vernuft met deze A zal kunnen aanduiden. Koopman: Een onuitsprekelijke voldoening heb ik heden gesmaakt bij de gesprekken over de kinderen, en ik verbeeldde mij in elk van hen een evenbeeld te zien van Turbo, van wien Rodriginus vertelt dat hij overdag nooit thuis was, en een afbeelding van de Atlanten van Libye, van wie HerodotusGa naar voetnoot2) verhaalt dat geen hunner een naam droeg; immers gij beweert dat sommigen den naam van Eli's kleinzoon aannemen, anderen dien van de Troglodyten, en dat ze den spot drijven met de dwaasheid van zekeren Scipio dien ElianusGa naar voetnoot3) aan de kaak stelt, die namelijk gedurende vijftig jaar niets kocht of verkocht; immers zij koopen en verkoopen elk uur, elke minuut en elk oogenblik acties, en om meer te verkoopen te hebben verkoopen zij zichzelf aan elkaar, naar men mij zegt, - waarbij ze niet dan bij toeval goed handelen en slechts per ongeluk eerlijk zijn, - in navolging van Margites die nooit bij zijn vrouw sliep tenzij uit medelijden om haar te genezenGa naar voetnoot4), zoodat hij zonder vooropgesteld doel voor wat hij deed, toch ten uitvoer bracht wat hij doen moest. De Fransche koning Robert had een zoon met een ganzekop, en inwendig ben ik overtuigd dat deze kinderen dezen prins nadoen in zooverre zij bij alles wat zij zeggen, als ganzen praten, daar zij niets anders dan papegaaien zijn ten opzichte van wat zij hooren, en apen in wat zij doen, en op dit Carnaval der acties | |
[pagina 223]
| |
zoo brutaal ‘den gans afrijden’Ga naar voetnoot1) omdat geen paedagogen (die de Spanjaarden spottend ‘ganzen’ noemen) hen leiden, geen vaders hen opvoeden, geen meesters hen kastijden. Op ‘ultima Thule’Ga naar voetnoot2) maakt men brood van vischGa naar voetnoot3) en, naar wat gij ons schildert, vischt men hier uit de acties zijn brood. Over de kikvorschen van SerifusGa naar voetnoot4) en van het meer van SicendaGa naar voetnoot5) schrijft Plinius dat zij spraakzaam zijn buiten hun verblijfplaats, evenals de krekels van ReghiumGa naar voetnoot5) die in hun vaderland zwijgen en daarbuiten zingen; maar de ducaton-actionisten (naar gij mij aantoont) zijn niet als deze krekels of kikvorschen, want eenmaal gescheiden van de acties die hun verblijfplaats zijn, doen ze hun lippen niet van elkaar om over iets anders te praten, en uit hun vaderland, de acties, gehaald, doen ze geen mond open om over een andere zaak te spreken. Wat de voortzetting van hun handel en de voorwendsels die zij daarvoor aanvoeren, betreft, twijfel ik niet of zij winnen het nog van den dichter Alcaeus, die om het geheele jaar te kunnen drinken, daarvoor elk jaargetijde een motief vondGa naar voetnoot6): in de lente om zich te verheugen over de schepping der wereld, want hij schijnt behoord te hebben tot degenen die meenen dat de wereld in de lente geschapen werd; in den zomer om de bovenmatige warmte te weerstaan en de droogte te matigen, die de warmte in het lichaam verwekt; in den herfst, dat is de tijd bestemd voor den wijnoogst, op grond van de verplichting door dit getij zelf opgelegd; en in den winter als voorbehoedmiddel tegen de doodelijke koude, die het bloed in de aderen en de levensgeesten in het hart doet stollen. Dat het in dezen handel koren voor u regent, verwondert mij niet; maar ik vrees, dat gelijk het vóór de beruchte pest van Anguinalia pijlen regende, het voor U nu en dan ook wel eens pijlen in plaats van graan regenen zal. Maar daar in de omstreken van Bologna het koren op de boomen groeit, en deze Compagnie een boom is, wat wonder is het dan, dat voor U het koren op de boomen groeit? | |
[pagina 224]
| |
Toen Midas nog een kind was, brachten de mieren de graankorrels naar zijn mondGa naar voetnoot1); derhalve verbaast het mij niet te hooren dat alle kinderen nog steeds belust zijn op deze graankorrels. In Puglia was een man die zoo gewend was aan stormen, dat hij in de zee leefde en als een visch zwom; en in een binnenzee van Holland verscheen volgens het verhaal van Damianus een vrouw van wie men begreep dat zij in de zee leefde, daar de zee haar op het strand had geworpen, zoodat, daar gij dezen handel zoo vernuftig met een zee hebt vergeleken, het mij niet verwondert dat, gezien uwe voorstelling, mannen en vrouwen zich zoo begeerig in dezen vloed storten, alsof golven hun vaderland waren. Ik wil u wel verklaren dat deze mededeelingen mij zooveel genot hebben verschaft, dat ik ze kostbaarder vind dan de schatten die de Atheners in Delphi, de Assyriërs in Susa, de Macedoniërs in Tarsus, de Babyloniërs in Zeugma, Cambyses in Gaza, Deotarus in Phrygië, Jugurtha in Numidië, Mithridates in Armenië, Lysimachus in Citharizon, Syracusa in Labdalum bewaarden. En als Phryxus den ram die hem aan de kust bracht, offerde, zullen wij, deze ondankbaarheid verfoeiend, hem die ons binnenloodste, weten te verheffen onder de planeten en te plaatsen tusschen de sterren; immers er bestaat geen grootere dwaasheid dan die van den zieke, die in levensgevaar verkeerend, den geneesheer ergert, en wij laten zulke razernij over aan een Saul die zijn lans slingert naar een David die zijn pijnen verlicht, en voor een Pharao die een Mozes, welke hem van plagen bevrijdt, met vernietiging bedreigt. Maar ik geloof dat het tijd is voor onzen vriend den wijsgeer om ter ruste te gaan, aangezien Loredano in zijn ‘Academische Jokkernijen’ bewijst, hoe noodig de slaap voor oude menschen is; immers, daar zij van nature koud zijn, naar Aristoteles het wil, senectus frigida estGa naar voetnoot2), en de slaap een eigenschap is van koudbloedige dieren (dormiunt diutius animalia illa, quae sunt frigidaGa naar voetnoot3)), moet men hen met dit middel den dood nog wat om den tuin laten leiden en hen met deze schatting Morpheus wat laten verblijden.
Einde van de Derde Samenspraak. |
|