Confusion de Confusiones
(1939)–Joseph de la Vega– Auteursrecht onbekend
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verwarring der verwarringen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfs die Pallas van U stelden de mythologen gewapend voor, om aan te geven, dat er zelfs in de wetenschap niet anders dan worsteling, strijd en gevecht is. Actionist:Ga naar voetnoot1) Ik vind, dat er nu wel genoeg gediscussieerd is zonder dat het over acties ging, want wie daarvan hoorde, zou er aanmerking op moeten maken, nu deze handel hier ter stede zóó ingevoerd is, dat men voor onbeschaamd doorgaat, als men over iets anders praat. Maar er zijn menschen, die zonder ook maar half te weten waar ze over spreken, er toch vol van zijn, tot in hun droomen toe. Wijsgeer: En wat voor een handel is dat dan, waarover ik wel dikwijls heb hooren spreken, maar dien ik niet begrijp, noch getracht heb te begrijpen, terwijl ik evenmin eenig boek heb gevonden, dat er over spreekt teneinde hem te doen begrijpen? Actionist: Terecht mag ik zeggen dat gij niets weet, gebaardeGa naar voetnoot2) vriend, omdat gij onkundig zijt van een raadselachtigen handel, die de reëelste en de bedriegelijkste is, die er in Europa bestaat, de edelste en de schandelijkste die de wereld kent, de verfijndste en de grofste die er op den aardbol wordt gedreven. Hij is een staalkaart van wetenschappen, en een handboek van bedriegerijen, een toetssteen voor de verstandigen en een grafsteen voor de waaghalzen, een schatkamer van winsten en een oorzaak van ondergang en tenslotte een beeld van Sisiphus die nimmer rust, en een symbool van Ixion, die zonder ophouden voortwentelt op een levendGa naar voetnoot3) rad. Wijsgeer: Zou mijn nieuwsgierigheid voor U geen aanleiding kunnen zijn tot een korte samenvatting van dit bedrog en een beknopte uiteenzetting van dit raadsel? Koopman: Ook ik verzoek er U om, want ik heb het zoo stil met orders, ladingen en wisselbrieven, dat ik me wel zou willen toeleggen op dit nieuwe bedrijf, om te zien of ik een vermogen kan verwerven en uit al mijn zorgen kan geraken, zij het met risico. Actionist: Het beste en het aardigste van alles is, dat gij zonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
risico rijk kunt worden en zonder Uw kapitaal te wagen in stormen, in de handen van correspondenten, in voorschotten, magazijnen, vrachten, in kassiershanden, bij faillissementen en andere onverwachte gebeurlijkheden, de gelegenheid hebt schatrijk te worden, door slechts van naam te veranderen bij tegenslagen; m.a.w. zooals de Hebreeuwen bij een gevaarlijke ziekte van naam veranderen om beter te worden, zoo is het voor den actionist, die merkt dat hij er slecht aan toe isGa naar voetnoot1) voldoende zijn naam te veranderen om zich te bevrijden van alle gevaren die hem bedreigen, en van alle angsten die hem verontrusten. Wijsgeer: En welken neemt hij aan, dien van Filips, Leonard of Diego? Actionist: Neen, want hij behoeft niet met de noorderzon te vertrekkenGa naar voetnoot2) om uit moeilijkheden te geraken; hij kan volstaan met dien van FrederikGa naar voetnoot3) aan te nemen, om alle angst te verdrijven en aan vervolgingen te ontkomen. Wijsgeer: Ik begrijp U niet, en nooit las ik in de Raadgevingen der pliilosophen van deze actiesGa naar voetnoot4). Actionist: Welnu, ik wil aan Uw verlangen voldoen ten aanzien van den oorsprong van dezen handel, en gij zult zien dat de actiesGa naar voetnoot5) niet altijd voor paarden bestemd zijn, maar ook voor verstandige lieden. Een aantal Hollandsche kooplieden richtten in 1602 een Compagnie op, waaraan de machtigsten deelnamen, met een kapitaal van 64 ⅓ tonGa naar voetnoot6) en, na eenige schepen gebouwd te hebben, zonden zij die in 1604 naar Oost-Indië, om evenals Don Quijote op avontuur te gaan. Dit kapitaal werd verdeeld in verschillende parten, en elk part - dat men actie noemde, wegens de actie, die door den inlegger kon worden ingesteld op het saldo van de balans, - bestond uit 500 pond Vlaams, d.i. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3000 gulden, hoewel er velen waren, die geen heel aandeel, doch slechts een gedeelte ervan namen, al naar gelang van hun vermogen, lust en durfGa naar voetnoot1). De schepen kozen het ruime sop en zonder windmolens of betooverde reuzen te ontmoeten, waren hun reis, hun verovering en hun thuisvaart zoo gelukkig, dat zij, het ‘veni, vidi, vici’ van Caesar overschaduwend, een schitterende winst behaalden en met die winst op nieuwe triomfen uitvoeren. De eerste winstverdeeling werd tot het jaar 1612 uitgesteld, opdat het bedrijfskapitaal sterker zou worden. Toen deelden de bewindhebbers 57½ % uit en zij voegden er in 1613 42½ % bij, opdat de belanghebbenden, na het kapitaal teruggekregen te hebben, met de rest grootere winsten zouden gaan makenGa naar voetnoot2). Mettertijd groeide de Compagnie zoozeer uit, dat zij thans schittert als de bloeiendste, welke de Faam met haar klaroenen toejubelt. Elk jaar zendt zij nieuwe lading en keert er nieuwe rijkdom terug, waarvan wordt uitgekeerd (nu eens in kruidnagelen, dan weer in obligatiesGa naar voetnoot3) of in geld, naar het den Bewindhebbers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewenscht voorkomt) naar gelang van het saldo, de onkosten en de stemmenGa naar voetnootl): zoo is er tot op heden 1482 ⅓ % uitgekeerd en kwamen de gestorte aandeelen op meer dan vijf maal de oorspronkelijke waarde te staan. Men noemt dezen schat een boom, omdat hij elk jaar vruchten draagt, en ofschoon hij in sommige jaren slechts bloemen voortbracht, waren er ook, waarin hij de boomen van Uraba navolgdeGa naar voetnoot2), die zich twee en driemaal per jaar in feestgewaad steken, wedijverend met die van de Sibyllen, die takken van goud en bladeren van smaragd hadden. Anderen noemen hem, evenals dien van het Paradijs, den Boom van de kennis van Goed en Kwaad, omdat hij van alles draagt voor hen, die in zijn takken rondhuppen, maar mijn ondervinding is, dat hij ‘de boom des levens’ is, omdat er talloozen hun levensonderhoud vinden in zijn schaduw, en ik durf verzekeren, dat zij, die zich tevreden zouden stellen met er de vruchten van te plukken op den juisten tijd, zonder eens voor goed zijn wortels uit te willen rukken (waardoor zij zich de teleurstelling op den hals zouden halen van den hebzuchtige uit de fabel van Aesopus, die den struisvogel opensneed, om in eens alle eieren te hebben), zullen moeten bekennen, dat zijn stam zeer krachtig, zijn wortels zeer taai, zijn takken zeer duurzaam, zijn bladeren zeer mooi, zijn bloemen zeer welriekend en zijn vruchten zeer smakelijk zijn. Wijsgeer: Ik geloof, dat ik nu wel volkomen begrepen heb, usque ad ultimas differentias, wat die Compagnie eigenlijk is, en die acties, en haar ontstaan, aanzien, luister, haar grondslagen, haar ontwikkeling, beheer, winstverdeeling en soliditeit, maar wat heeft dit te maken met dien raadselachtigen handel, dien gij ter sprake hebt gebracht, met de listen, die gij hebt geschilderd, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met de moeilijkheden, waarop gij nadrukkelijk hebt gewezen, met het ontbreken van risico, met het namen veranderen en met andere beelden en uitdrukkingen, die mij verbaasd en verlegen deden staan? Koopman: Ik geloof, dat deze heer ons voor den mal heeft willen houden, en daarom zal ik maar weer aan mijn bezigheden gaan, zonder mij het hoofd door ijdele praat op hol te laten brengen, want ik vind in zijn uiteenzetting geen ander raadsel, dan dat van Simson ‘Uit het sterke kwam het zoete’; immers, terwijl ik dacht dat de een of andere Nemeïsche leeuw uit die barre gezegden zou te voorschijn komen, loopt het slechts uit op de zoete winst van dezen handel dien hij ons beschrijft en die in zijn wezen slechts aangenaam en winstgevend is. Actionist: Opdat gij mijn oprechtheid niet tot een dergelijke verblinding in staat zult achten, verzoek ik U te begrijpen, dat ik, juist om dat ongehoorde, dat gij in mijn uiteenzettingen ontdekt hebt, U de verzekering gaf, dat de handel, dien ik uitoefen, raadselachtig was, en dat hij, hoewel de reëelste en edelste, die er in Europa bestond, toch de valschte en schandelijkste ter wereld was; en opdat gij de waarheid van deze paradox zult moeten toegeven, dient gij te weten, dat de noodzakelijkheid er toe geleid heeft, van dezen handel een spel te maken, waardoor de kooplieden in spelers veranderden. En als ze nog maar spelers bleven, zou het nadeel nog niet onoverkomelijk zijn; maar het ergste is, dat sommigen valsche spelers zijn geworden en dat, ook al komt men achter hun strekenGa naar voetnoot1), zij toch met de vruchten gaan strijken. Tot beter begrip van dezen wonderlijken toestand dient gij te bedenken, dat drie soorten personen aan dezen handel deelnemen, n.l. sommigen als vorsten, anderen als kooplieden, en nog anderen als spelers. De eersten leven als vorsten van hun rente en genieten elk jaar het dividend van de acties welke op hun rekening staan, en die zij óf geërfd óf met eigen kapitaal gekocht hebben. Voor hen is het van weinig belang, of de acties meer of minder waard zijn tengevolge van spel of tijdingen, omdat zij, aangezien het hun bedoeling niet is ze te verkoopen maar er de vruchten van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te plukken, bij een stijging der waarde slechts een denkbeeldig genot hebben bij de gedachte (die inderdaad juist is), dat zij, als zij wilden verkoopen, er die hooge prijzen voor zouden kunnen maken. Die der tweede groep koopen als kooplieden een partijGa naar voetnoot1) (van 500 pond Vlaamsch), laten die op hun rekening overschrijvenGa naar voetnoot2) (omdat zij meenen, dat ze in de hoogte zullen gaan tengevolge van een retourvloot, die uit Indië verwacht wordt, of van vredeskansen in Europa) en verkoopen die weer, als het papier meer waard is en hun berekening dus uitkomt; of wel, zij koopen ze contant, en verkoopen ze weer onmiddellijk, uit angst voor tijdingen of onvoorziene gebeurtenissen, op langen termijnGa naar voetnoot3), (in welk geval men er meer voor pleegt te geven) en stellen zich tevreden met den interest, dien het voorschieten hun oplevert zonder het hoogste te willen winnen met de grootste risico, maar maken een kleine en zekere winst, zonder ander risico dan dat van den borgtocht en zonder andere vrees dan die voor fatale gebeurtenissen. De derde groep, die der spelers, is erin geslaagd, als tusschenpersonen bij dit winstmaken op te treden door eenige raderen uit te vinden, waaraan zij getracht hebben die van hun eigen Fortuin vast te koppelen. O, die derde groep!Ga naar voetnoot4) Welk een Orde! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En welk een nieuwe levensorde heeft die derde groep tot stand gebracht! Het labyrinth van Kreta was niet ingewikkelder dan hun verzinsels, want uit het eerste is Theseus nog uitgekomen met den draad van Ariadne, en uit het laatste zijn velen slechts kunnen komen door den levensdraad af te snijden; er is geen draad fijner dan hun listen, en er is geen haar zoo dun, of zij weten het nog wel in de lucht te klooven met hun vernuftighedenGa naar voetnoot1). Zij koopen één of twintig partijen (welke laatste hoeveelheid gewoonlijk een Regiment genoemd wordt), en als de 20ste van de maand - de datum van inontvangstname - gekomen isGa naar voetnoot2), zijn er slechts drie manieren van afwikkeling voor hen: óf ze weer verkoopen voor wat ze waard zijn, met verlies of winst, al naar gelang van den inkoopsprijs; óf ze te beleenen bij lieden, die er gewoonlijk ⅘ van de waarde op betalenGa naar voetnoot3) - en dit doen zelfs de rijksten, zonder er maar in het minst in discrediet door te geraken -; óf ze op hun rekening te laten schrijven tegen betaling in banco, hetgeen alleen de kapitaalkrachtigsten hunner kunnen doen, omdat een ‘regiment’ op het oogenblik meer dan 100.000 dukaten kost. De termijn breekt dus aan, de mogelijkheid om ze in ontvangst te nemen of te beleenen ontbreekt hun, zoodat zij tot verkoopen moeten overgaan. Zij die van het spel op de hoogte zijn, kennen deze noodzakelijkheid en drukken den koers omlaag, zoodat de eersten moeten verkoopen beneden inkoopsprijs; en daar deze handel een boom is en bij de Hebreeuwen boom en galg het zelfde is, zorgen de tweeden ervoor, als zij zien dat de eersten stikken in de acties en finantieël in den strik zitten, dat die eersten als Absalon aan dien stam blijven hangen en als Adam door dien boom sterven. Wijsgeer: Daarom leg ik mij maar toe op de theologische Noodzakelijkheden en niet op deze, en laat ik mij met geen andere Passies in, dan die waarover gepreekt kan worden. Koopman: Ik kruip maar weer in mijn donker hoekje, liever dan een wondermensch te zijn, want ik voel mij beter bij mijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeilen dan bij die riemenGa naar voetnoot1). Is de zorg van deze ongelukkigen, die gij hebt geschetst, niet als het roeien op de galeiën? Is dat niet ‘Caesar of niets’ willen zijn, en slechts een Caesar worden om door de hand van een Brutus om te komen? Wat hebben zij er aan, een triomfeerende Romulus te willen zijn, als zij toch als een ongelukkige RemusGa naar voetnoot2) eindigen? Ik betaal weliswaar briefport, maar ik blijf een achtenswaardig manGa naar voetnoot3); ik houd mij dus maar aan mijn brieven en niet aan de kaartenGa naar voetnoot4) van dat spel, dat op het pintas-spel gelijkt in wildheid, en waarvan gij verklaart dat men door een bepaald teekenGa naar voetnoot5) den benauwden toestand van iemand kan zien, om hem dan te verdelgen. Zijn mijn paperassen mij al hinderlijk, hun papieren zijn nog heel wat slechter, en al moet ik rekening en verantwoording doen, schelmen helpen mij tenminsteGa naar voetnoot6) niet in den put. Laten de actionisten hun acties maar behouden, want ik zoek geen andere dan eerlijke dadenGa naar voetnoot7) en ik heb altijd gezien dat menschen met een strop om den hals geen ander geleide hadden dan dat van beulen. Wijsgeer: En is er geen redding voor die ongelukkigen? Kunnen zij, terwijl hun tegenstanders zich beijveren om hun den moed te benemen, van hun kant dan niet trachten den prijs op peil te houden? Gezegend zijn de studies, die mij leeren een eigenzinnige bewering met een syllogisme te overwinnen en een argument te ontzenuwen met een begripsonderscheiding! Kan iemands moed zoo plotseling zinken? En het verstand zich zonder meer gewonnen geven? O Stoïcijnen, hoe weemoedig bewonder ik Uwe onaandoenlijkheid en de kunst die de scholastici orgaan der organen, instrument der instrumenten, hand der ziel, oog van de rede en criterium van de waarheid noemen! Ontbreekt het dan aan spitsvondigheden, sophismen en paralogismen om het conflict te verhelen en den hachelijken toestand te bemantelen? Laten zij zich dan zoo maar gaan in verdoovende extasen en klemmen zij zich vast, als waren zij metaphysici, aan abstracties die de wijsgeerige scholen totaal noemen? Waarom wagen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij zich aan zulke gevaarlijke kwantiteiten en zulke hachelijke operaties? Als zij wijsgeeren waren, zouden zij nadenken over de ‘meetbareGa naar voetnoot1) kwantiteiten’ en inzien, dat de hunne dat geenszins zijn. Actionist: Dat is juist hun ondergang, want waar de uitwerpselen van één os meer zijn dan die van honderd zwaluwen, omdat hij meer eet, konden die overmoedige Icarussen, die met vleugels van was willen vliegen (om met de was dier vleugels op hun begrafenis te duiden) toch wel inzien, dat wie als een os zwelgt, moet braken als de walvisch, die op een keer aan het strand van Ninive een man uitbraakte, die rampen voorspelde en beroeringen aankondigde. En de vos van Aesopus, die in een tuin meer at dan hij kon, moest toen óf vasten, óf barsten, wilde hij wegkomen door het gat, waardoor hij was binnengekomen; want alleen kanonnen kunnen kogels verzwelgen, en alleen struisvogels verteren ijzer. Wijsgeer: Wat mij het meest bevreemdt, is dat er nog iemand zijn vermogen aan die slokoppen toevertrouwt, want ik heb altijd in de boeken geleerd dat men niet te veel hooi op zijn vork moet nemen, en tot zelfs de spreekwoorden zeggen dat wie het onderste uit de kan wil hebben, het lid op den neus krijgt. Plinius schrijft over de Sciopoden, dat hun voeten breeder zijn dan hun hoofd, maar dat zij bij elken stap struikelen; daaruit maak ik op, dat als iemand verder wil komen dan zijn verstand hem veroorlooft, zijn voortsnellen met een tuimeling en zijn vliegen met vallen zal eindigen. Felius vertelt van een oude Egyptische vrouw, die met een krokodil naast zich sliep, hetgeen doet denken aan de stammen van Noord-Amerika, die halskettingen van slangen maken, en aan de Uruvayers, door den geschiedschrijver beschreven als menschen zonder hoofd. Als dergelijke monsters stel ik mij die actionisten voor; immers daar sommigen hun hoofd kwijt zijn, slapen ze rustig naast de krokodillen, terwijl ze feestgewaden uit adders en versierselen van vergif samenstellen. Ik heb van mijn philosophen geleerd, dat er redelijke wezens bestaan, maar ik bemerk, dat degenen, die gij mij schildert, redelooze wezens zijn. Ik weet dat er menschen zijn die ontken- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen, dat er in de ziel of in het verstand ‘species impressae’ of ‘expressae’Ga naar voetnoot1) kunnen bestaan, maar de indrukken, die gij mij hebt medegedeeld, hebben zoo sterk op mij ingewerkt en ik heb ze zóó verwerkt voor de kennis van dezen handel, dat ik ze reeds onderzocht heb volgens de beide methodes waarvan de metaphysici zich bedienen om het wezen van een ding te verklaren, n.l. volgens de synthetische methode, die de gevolgen uit de oorzaken afleidt, en volgens de analytische methode, die de gevolgen ontbindt in hun oorzaken. Ik durf trouwens te beweren dat, mocht ik nog eens in dienzelfden tweestrijd komen als die honden van Aesopus, die het vleesch lieten glippen om de schaduw te grijpen, ik niet zou aarzelen om met behulp van de dialectiek aan mijn weifelingen een einde te maken en met een syllogisme (door de philosophen tridens genoemd) mij van die kwelling te ontslaan. Actionist: Hoe dan? Wijsgeer: Aldus: ‘Wie koopt, is verplicht te betalen; wie niet heeft, kan niet betalen wat hij schuldig is; ergo: wie niet heeft, is geen betaling schuldig van wat hij koopt. Actionist: Ik moet lachen, als ik zie hoe gij den spot met mij wilt drijven, alsof ik een dwaas was; tenzij gij U beroept op het spreekwoord twee maal twee is vijfGa naar voetnoot2). Ofschoon ik niet aan philosophie doe, ben ik toch niet zoo dom, dat ik niet inzie dat die gevolgtrekking verkeerd is, want al is de eerste stelling juist, dat wie koopt verplicht is te betalen, en de tweede onfeilbaar, dat wie niet heeft, niet kan betalen hetgeen hij schuldig is, daarom is de conclusie nog niet waar, dat wie niet heeft, geen betaling schuldig is van wat hij koopt. Indien gij inplaats van ‘geen betaling schuldig’ had gezegd, ‘dat hij niet betalen kan’, dan was dat juist, maar van weinig beteekenis. Want daar het nietkunnen de verplichting niet opheft, houdt de schuldenaar, die niet betalen kan, niet zonder meer op schuldenaar te zijn: hij zal niet betalen omdat hij niet kan, maar hij zal er niet minder schuldig om blijven. Maar opdat gij zult toegeven, dat ook de actionisten hun syllogismen hebben, en dat met zuiverder conclusies dan de Uwe, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en dat het hun niet ontbreekt aan vernuft, geslepenheid en sophismen, waarop gij zoo nadrukkelijk hebt gewezen, dient gij te weten, dat er onder hen, die zich in de benauwenissen bevinden, waarover ik duidelijk genoeg ben geweest, sommige zeer laaghartigen zijn, die zich van die benauwenissen weten te bevrijden door deze redeneering: wie koopt behoeft niet te betalen wat hij kocht; ik verloor, doordat ik kocht; ergo behoef ik niet te betalen. Wijsgeer: Wat een afschuwelijke razernij! Wat een ongehoorde dolheid! Een verschrikkelijke onzin! Ik ontken niet, dat de conclusie niet onbestrijdbaarder is dan de mijne, als de eerste stelling, waaruit ze afgeleid wordt, niet valsch en ondoorgrondelijk was. Want gij beweert, dat de actionist niet behoeft te betalen wat hij koopt, maar ik zie niet in waarom hij dat niet behoeft, want ik ken geen BartoloGa naar voetnoot1) die hem er zou uit praten, noch een BaldoGa naar voetnoot2) die hem zou verdedigen. Actionist: Daar zit juist de kneep bij dezen handel, en opdat gij zult inzien, dat Uw Thales van dergelijke verwikkelingen niet wist, en dat gij van Uw Socrates niets anders moet leeren dan dat gij niets weet, wijs ik er U op, dat Solon niet de eenige wetgever is geweest, maar dat er ook een stralende zon in het doorluchtige huis van Nassau was, Frederik Hendrik geheeten, die (om redenen, die zijn scherp verstand hem ingaf) in deze provinciën een besluit deed uitvaardigen, dat hij, die acties op langen termijn verkocht zonder ze op tijdrekening te doen stellen, gevaar liep (wegens het delict van iets te verkoopen, dat hij niet bezat), dat de kooper ze op den bepaalden termijn niet aanvaardde. Door het gebruik van dit redmiddel, dat men met den naam van den beroemden vorst die het instelde, noemde ‘zich met Frederik dekken’Ga naar voetnoot3), bedaarde de storm, hielden de aanvallen op en eindigde de beroering. Wijsgeer: AbsitGa naar voetnoot4). Wat hebben ze eraan, of ze hun geld behouden, als ze tegelijk hun naam kwijt zijn? Ik noem eerloosheid geen winst, en schande geen vooruitgang. Wat baat het, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn vermogen niet in gevaar te brengen, als men schade lijdt aan de ziel? Het gaf Adam niet veel, of hij zich gekleed wist, als hij zich tegelijk in zonde zag; het ware beter voor hem geweest onschuldig en naakt te staan, dan als zondaar bedekt met huiden, waarmede zijn dood aangeduid, en met bladeren, waarop zijn ongeluk geschreven was. Het is eerder een ongeluk dan een geluk, als men lijkt op den pitvischGa naar voetnoot1), die haast meer gal dan lichaam heeft. Voortdurend verlangen naar den ring van Gyges om zich onzichtbaar te maken uit angst voor verachting, verdient eerder medelijden dan afgunst. Aristoteles beweert, dat elk volledig wezen de macht bezit om te handelen en te ondergaan (Quodlibet ens perfectum habet potentiam agendi et patiendi), maar dat een wezen onvolmaakt wil zijn om te ondergaan wat het zelf heeft uitgericht, geeft meer blijk van een ziekelijke neiging tot het afschuwelijke, dan bijzondere begaafdheid voor het redelijke. Elk ding, schrijft diezelfde wijsgeer, bezit drie eigenschappen, n.l. zijn aard, zijn inwendige kracht en zijn handelen (Tria sunt in qualibet re, videlicet natura, vitus et operatio), maar als een actionist tracht den werkelijken aard van zijn handelen te bereiken om daarbij echter aan de deugdGa naar voetnoot2) te kort te doen, verdient hij daardoor meer blaam dan lof. Als deze ‘Frederik’ even geacht als rijk werd en bij zijn rijkdom aan de schande kon ontkomen, zou ik de eerste zijn om hem na te volgen, mij houdend aan Salomon's spreuk dat gestolen water het lekkerst smaakt, vooral als het snel stroomend is; en als de logici twee soorten van dingen onderscheiden, algemeene en ondergeschikte, zou ik dit soort van spel als algemeene soort willen hebben, zoowel voor de wijsgeeren als voor de kooplieden. Ik zou bijna het wijsgeerig axioma, dat uit niets niets kan ontstaan (ex nihilo nihil fit) voor valsch verklaren, als ik zie dat men bij dezen handel van niets zoo veel kan maken. Den ijver van Pierre RamusGa naar voetnoot3), die tegen Aristoteles schreef, zou ik beschamen, want ik zou ongetwijfeld deelGa naar voetnoot4) gaan uitmaken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van dezen boom, zooals gij ons dien geteekend hebt. Maar dat men moet kleuren zonder een schoonen schijn aan den aftocht te kunnen geven, en dat de RetiroGa naar voetnoot1) die in Spanje voor de koningen werd gemaakt, in Holland voor boosdoeners moet dienen, is een gedachte die mijn geest in verwarring brengt, en de bedreiging ermee alleen reeds doet mij huiveren. Koopman: Ook ik zou mij wel in dien oceaan willen storten opdat mijn schepen in praal konden wedijveren met die van Cleopatra met hun purperen zeilen en riemen van goud, maar om die regimentenGa naar voetnoot2) aan te durven, terwijl men slechts een zwak gemeen soldaat is, om daarna met een rekening voor den dag te komen als die van den Grooten KapiteinGa naar voetnoot3), dat laten geweten en eer niet toe, noch kan het eerlijkheidsgevoel er in treden. Actionist: Welke eerlijkheid en eer, of welke schaamte is het, die U weerhoudt? Gij hebt wel weinig ondervinding van dit spel, als gij meent, dat deze Frederikken onrustig ronddolen als Kain, en dat zij als de duif van Noach geen rust vinden bij hun vlucht. Er zijn er (en zeker aanzienlijke) die denzelfden dag dat het gebeurt, zoo fier rondwandelen als was het doodslaken een feestkleed en het marktplein een bruidsvertrek, maar daar hun hart en hun gelaat als van brons zijn, is het niet te verwonderen, dat hun hart geen pijn, en hun gelaat geen schaamte voelt, terwijl de schuldeischers er erger aan toe zijn dan Tantalus; immers zij zien de vrucht, d.w.z. hun geluk, en zij kunnen het niet grijpen, hoewel het hun niet ontwijkt. Houdt toch op met Uw onnoozelheid en opent de oogen! Bedenkt dat, als gedeeld leed een troost is voor wie het ondergaat, de opgeruimdheid waarmede sommige van die getroffenen rondwandelen, U bovendien een bemoediging kan zijn voor het geval dat gij niet slaagt in den handel dien gij wenscht te beginnen; laten angst en vrees bij het juiste optreden, dat de moed U verzekert, niet remmend bij Uw onderneming en verpletterend op Uw succes werken. Daar dit spel wordt vergeleken bij een even gevaarlijke als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
diepe zee, houden degenen die er zich als zwemmers in storten, er rekening mede dat, wanneer het water aan de keel komt, niets zoo belangrijk is als het leven te redden en zich vast te klampen aan de eerste plank de beste die het lot hun aanbiedt, verkondigend, dat het mooie van het zwemmen is, er zonder verlies van zijn kleeren af te komen. Het ontbreekt niet aan Achabs, die er zich niet mee tevreden stellen den armen Naboth zijn wijngaard te ontnemen, maar die bovendien er op uit zijn om hem te steenigen, en na den steen geworpen en de hand verborgen te hebben, hem als dol met steenen laten gooien en zich stil houden zonder op iets anders te letten dan op hun eigen voordeel en hun rust. En het mooiste van alles is, dat er soms geen half jaar overheen gaat, of dezelfde personen, die zij hun geld afhandig gemaakt hebben, treden weer in relatie met hen, waarbij het afhandig gemaakte geld als crediet dient om dezen nogmaals af te winnen, waarop zij aanspraak hebben. Daar deze personen iets te verliezen hebben, veronderstellen zij dat als zij wederom verliezen, de anderen tenminste zullen betalen wat zij hebben, en dat, aangezien de wonde nog zoo versch is, er niet zoo gauw een nieuwe zal worden toegebracht, en ofschoon het spreekwoord van ‘op oud ijs vriest het licht’Ga naar voetnoot1) hun ongelijk geeft, heeft de begeerte meer macht over hen dan de spreekwoorden en is er geen bezwaar groot genoeg, om hun vertrouwen uit te roeien en aan hun zelfverblinding een einde te maken. Ik beweer niet, dat deze gemeene handelwijze algemeen is; immers er zijn er velen, die zich noodgedwongen aan het decreet vastklampen, na onverwachte tegenslagen in den handel; en anderen, die na hun laatste kostbaarheid verkocht te hebben om hun verplichtingen na te komen, mettertijd nog datgene voldoen, waarin de tegenspoed hun eerlijkheid te kort deed schieten. Maar daarentegen kende een vriend van mij een zonderling individu, die toen mijn vriend hem kwam opbeuren uit de somberheid die hem kwelde omdat hij zooveel verloor, door het huis begon te loopen, niet om een doode op te wekken, zooals Elisa deed, doch om vele levenden ten grave te helpen; en na een half uur in zichzelf te hebben loopen praten, kreunde hij vijf of zes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maal op een toon die, zooals mijn vriend dadelijk besefte, meer een uiting van opluchting dan van smart was. Mijn vriend vroeg hem de reden van zijn opluchting, denkende dat hij een of ander middel had uitgedacht om zijn schuldeischers tevreden te stellen; maar hij antwoordde dat wat hij besloten had, heel iets anders was dan mijn vriend gedacht had, immers dat hij op dat oogenblik maar overwogen had om niemand te betalen, omdat zijn slaap hem meer waard was dan zijn krediet en zijn voordeel meer dan zijn eer. Ik verzeker U, toen mijn vriend het mij vertelde, barstte ik in zoo'n schaterlach uit bij de gedachte aan dat verkeerd begrepen stilzwijgen en die enorme oplossing, dat velen niet meer tranen zullen hebben gestort van verdriet, dan ik toen van het lachen. Zeker is wel, dat er vele Samsons zijn, die in één huis met hun vijanden slapen, en vele Jonassen die snurken temidden van het stormgeloei, en moge Adam zich al geschaamd hebben toen hij bemerkte dat hij naakt was, in ons spel zijn er die zich niet schamen, als zij bemerken dat zij niet naakt blijven staan. Koopman: Ik zie wel dat de duivel niet zoo leelijk is als ze hem wel schilderen, en ik denk dat al het meegedeelde onzen wijsgeer zal doen popelen; ik tenminste ben al besloten schepen en netten er aan te geven en met Uw mededeelingen mijn voordeel te doen, want het is billijk, dat in een rijk van visschers allen visschen, en dat in troebel water ieder zijn voordeel zoekt. Wijsgeer: Ik beken, dat deze relatiesGa naar voetnoot1) aanlokkelijker zijn dan die waarvan ik in de philosophie leerde. Ik weet, dat Aristoteles beweert, dat het goede zich uit zichzelf verbreidt en mededeelt; nu gij mij dus dit alles medegedeeld hebt, moeten wij trachten tezamen zulk een groot goed te verwerven; maar wij moeten bedenken, dat waar de grootheden in twee soorten worden verdeeld, de continue en de meetbareGa naar voetnoot2), ik de laatste zou moeten veronachtzamen en mij aan de eerste houden, dat is peren verlangen van een olm, spreken over de zeeGa naar voetnoot3) en redeneeren met de Ephesen. Als ik aan dien handel ging doen, zou ik weinig wagen, maar met zekere kansen. Immers, daar van de vijf doeleinden, die de scholastici toekennen aan de drogredenen der sophisten, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het eerste de afkeuring is en het laatste de ontkenning, is het niet in den haak, dat het spel mij dwingt te ontkennen wat ik schuldig ben, zoodat men afkeuring zal uitspreken over het feit dat ik mij onrechtmatig iets toeëigen. De even getallen worden door de rekenkundigen verdeeld in overgroote, overkleine en volmaakte; indien ik dan ook tot nu toe inzake de acties het overkleine verkozen heb, verzeker ik U dat, als ik me ermee ga ophouden, het zal zijn met het volmaakte en nooit met het overgroote. Want indien de hoedanigheden der quantiteit drieërlei zijn en de eerste daarvan is, dat de quantiteit geen tegengestelden kan hebben (ofschoon de quantiteiten die gij hebt genoemd, de door U geschilderde tegenstanders hebben), dan zal ik er aan denken dat, aangezien het predicament of de categorie van de actie drie eigenschappen heeft, waarvan de eerste is, dat de actie een tegenstander (een tegengestelde) heeft, het niet billijk is dat om de quantiteit van de actiesGa naar voetnoot1) de menschen mijn tegenstanders worden, als het lot ook al tegen mij is. Ik ben er zeker van, dat alleen de duivel het kwaad dat gij geschilderd hebt, kon invoeren of dat hij die het invoerde, den duivel nog de baas was, want de duivel stortte de wereld in het verderf door een appel te geven, maar triomfeeren zonder iets te geven beteekent: overwinningen behalen zonder bloedvergieten en zegevieren zonder inspanning. Dat Bileam, in het nauw gedreven, zijn ezelin kastijdde, is een les voor ons, dat zelfs een redeloos dier de slagen moet verduren van een in het nauw gedrevene, maar dat Adam, pralend als alleenheerscher over heel een wereld, er zijn toevlucht toe neemt om een boom van zijn bladeren te berooven, opdat die bladertooi hem tot sieraad zou dienen, (doet ons uitroepen) o afgunst, waartoe zijt gij in staat, o ijdelheid, wat denkt gij al uit, o eerzucht, wat al vertrapt gij! Evenwel kan ik niet ontkennen, dat ik lust heb mijn geluk te beproeven als er niet drie groote bezwaren waren die mijn neiging intoomen. Ten eerste: aan boord te gaan van een schip dat zóó is blootgesteld aan alle luimen van het lot, dat elke windruk omslaan en elke golf schipbreuk beteekent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten tweede: dat ik dadelijk bij het begin moet winnen, omdat mijn kapitaal beperkt is, zoodat ik in geval van verlies kan betalen wat ik schuldig ben, of tenminste eenig vermogen overhoud indien ik zoo gemeen mocht zijn te besluiten mijn eer er aan te geven. Maar het zou dwaasheid zijn als ik erover dacht, mij er in te schikken dat ik bij den eersten keer dat ik verlies, terstond mijn eerloosheid zal hebben te betreuren zonder mij te kunnen troosten met verworven rijkdom; en men moet dol zijn als men mij daartoe wil overhalen! Ten derde: dat deze handel mij een wijsgeer onwaardig schijnt, en daar allen mijn nederige omstandigheden kennen, zal bovendien niemand, als hij ziet dat ik geen partijen op mijn rekening laat overschrijven, op mijn baard vertrouwen; noch verbeeld ik mij een oogenblik, dat ik iemand zal vinden, die er mij geld op geeft als aan een Don Juan de CastroGa naar voetnoot1), tenzij hij van goud was, zooals die van den Esculaap van Dionysius of als die van Nero, die nadat hij hem afgeschoren had met een met edelsteenen ingelegd scheermes, toegewijd werd aan den Olympischen Jupiter, in met paarlen versierde fiolen. Indien gij de Perseus van deze Medusa's, de Theseus van deze Minotauren en de Oedipus van deze sfinxenGa naar voetnoot2) durft zijn, dan heb ik er niets tegen, en ik geef U de verzekering dat ik, aangezien de voedingsstoffen (die de philosophen facultates ministrantes noemen) zijn attractief, retentief, digestief en expulsief, opdat de boom dien gij hebt trachten te planten in mijn brein, voedend zij, al mijn best zal doen om zijn overvloed aan te trekkenGa naar voetnoot3), zijn zoete vruchten te behoudenGa naar voetnoot4), zijn voordeelen te verterenGa naar voetnoot5) en zijn schaduw te verdrijvenGa naar voetnoot6). Actionist: Zonder zooveel ief, tief en sief (hetgeen voor mij klinkklank en wartaal is) zal ik aan Uw twijfel een einde maken, want ik geloof, dat er nog slechts zout aan dit ei ontbreekt en dat de vrouw, die haar onverschilligheid begint af te leggen, reeds bijna gewonnen is. De eerste vrees voor gevaar wordt verjaagd, doordat er nog kabels zijn waardoor rampen voorkomen worden, en ankers die aan de stormen weerstand bieden. Geeft OptiesGa naar voetnoot7) en gij weet de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grens van het verlies, terwijl de winst Uw verbeelding te boven kan gaan en het voordeel grooter kan zijn dan gij hoopt. Dezelfde toevlucht vernietigt Uw tweede bezwaar, want al wint gij met de opties niet terstond bij den eersten keer, Gij stelt Uw crediet niet in de waagschaal noch schaadt Uw eer; zorgt ervoor ze op langen termijn te geven, en de tegenslag zal al buitengewoon moeten zijn, als Gij Uw geheele kapitaal zoudt verliezen, voordat ge een flinken slag kunt slaan, die Uw succes gedurende eenige jaren kan staande houden, totdat er op een of andere manier een einde aan komtGa naar voetnoot1). En daar de acties om deze opties draaien en deze crediet bezorgen aan wie ze geeft, zoowel om de kwistigheid waarmee hij ze zaait, als om de voorzichtigheid waarmee hij ze verdeelt, moet ge als Uw tijd gekomen is, de opties terugnemen, om ze weer te kunnen uitgeven, zoodat één er wel tien lijkt, en dan draait het wiel met glans en praal, en als ge zoo ongelukkig mocht zijn, tegenspoed te hebben bij elke omwenteling, zoodat gij U in het nauwGa naar voetnoot2) gedreven begint te gevoelen, speelt dan op de fouten van anderen, want als Gij eenmaal in het spel goed thuis zijt, zult ge wel iemand kunnen vinden, die U voorschot geeft op Uw baard (den zijne dus gebruikt om den Uwe te blusschen als hij hem in brand ziet staan) en zoodoende zoudt gij nog kunnen trachten rijk te blijven, in geval gij er Uw eer bij inschiet. Het derde bezwaar, namelijk dat het onvereenigbaar schijnt wijsgeer en actionist te zijn, behoeft U niet temeer te slaan, want hun bijeenkomsten zijn als de tempels der Egyptenaren, waar allerlei dieren hun plaats vonden, en terwijl er in dien van Hercules geen vliegGa naar voetnoot3) binnenkwam, wemelt het hier van Domitianussen, die om ze te vangen zich als Acliden voordoen en er zijn weinig gauwdieven, die voor hetzelfde doel niet de rol van spinnen spelen door het gif dat zij uitwerpen, en het net dat zij spinnen. Ook ik ben student geweest, met neigingen tot de rhetorica en liefhebberij voor het predikantschap, en de vrienden ontbraken niet, die bij het lezen van de lofzangen waarin ik de helden van Europa bejubelde, mij den vleienden naam van Orpheus gaven, ofschoon er op het oogenblik velen zijn, die er aan toevoegen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Orpheus de LiraGa naar voetnoot1). De Fortuin vervolgde mij als vergramd over de standvastigheid, waarmede ik mij moedig te weer stelde tegen haar slagen, en later werd dat fraaie epitheton Orpheus mij als het ware een voorspelling, dat ik wel in deze Hel zou moeten belanden. Gelijk Nebukadnezar veranderde ik in een dier en nog geen maand geleden vroeg een minnaar van de poëzie mij verbaasd, of Circe mij in een redeloos beest had omgetooverd. Ik kwam er spoedig achter, hoe weinig het mij zou baten éénoog in het land der blinden te zijn, want al zou ik er koning door worden, dan zou het nog maar zijn van het kaartspel, en ik besloot met de groote massa mede te varen om niet gelijk een stuk wrakhout op het strand te blijven liggen; eenmaal aldus ondergedoken in deze golvenGa naar voetnoot2), waarmee sommigen afschrikken, anderen lokken, begon ik te verkondigen, dat de boeken stukken leer zijnGa naar voetnoot3), en dat daarom wellicht de Ouden Bacchus den bijnaam Liber gaven, om te doen uitkomen dat er eeuwen zijn, waarin het geen verschil maakt een boekGa naar voetnoot4) te schrijven of een Bacchus te zijn. Ik wierp Plato's werken van mij, daar ik inzag, dat men daarvan niet etenGa naar voetnoot5) kan, en begrijpend dat ik weinig zou doen aan DurandoGa naar voetnoot6) als ik veel tijd besteedde aan EscribaniGa naar voetnoot7), besloot ik mijn aandacht te wijden aan PlateaGa naar voetnoot8) en OronteGa naar voetnoot8) en geen andere wijsheid en uitleggingen te lezen dan die van Prospero, Fortunio, Fausto, Meza, Mascardi, Bocalmi, Bocacio, Carillo, Calderon, Capon, Ambrosio, Trajano en PompeoGa naar voetnoot9). Wat het stellen betreft, meende ik al genoeg te stellen te hebben met de wisselingen in dezen handel; wat het stelen aangaat (hetgeen de andere auteurs gewoonlijk doen), daar geven die acties mij gelegenheid te over toe. Wat banden betreft, die komen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genoeg te pas bij dit spel en ook punten ontbreken niet; kapittels heb ik niet noodig, omdat ik geen monnik ben; en eindelijk heb ik nog ontdekt, dat alleen de komma's van dit spel voordeel afwerpen in dit land en als een dorschvloer zijn in dit tijdperkGa naar voetnoot1)). Naar deze nieuwe wereld (niet door duivenGa naar voetnoot2), maar door hagedissen ontdektGa naar voetnoot3)) gaan lieden scheep van allerlei zeden, allerlei naties en beroepen. De wijsgeeren werpen zich er in, om in deze arena's te ervaren, hoe weinig de dierlijke beweging van de heftige beweging verschilt. De meetkundigen wagen zich eraan, omdat zij aan die omtrekken eenige lijnen ontwaren, die de mannen van dat vak irrationeel noemen. De astrologen dompelen er zich in, omdat zij onder zooveel sterren de hunnen meenen te ontdekken. De weetgierigen komen er op af om iets te leeren van hen, die zooveel weten. De dichter drijft zijn fantasie op de spits, de rechtsgeleerde zijn spitsvondigheid, de intrigant zijn verzinsels; de vromen zoeken er contemplaties, de berouwvollen boetedoeningen en de zeelui (zons)hoogten, die hen in vervoering brengen, loeiende winden, en ‘naalden’ die prikken. De barbier treedt erin binnen, er zich mee vleiend, dat hij allen bij den neus zal kunnen nemen, de heelmeester om wonden te heelen, om zich bij deze gevechten van pleisters te bedienen en er zich aan te gewennen, de wonden niet direct te heelen. De schoenmaker komt, bluffende dat hij ze allemaal in één schoen zal stoppen; de kleermaker komt om te snijden. De beeldhouwer komt om zich te bekwamen in het maken van menschen van steen, want sommigen voelen geen beleedigingen en dorsten niet naar wraak. De valsche speler komt om zijn lot uit de kaarten te lezen, de minnaarGa naar voetnoot4) om zijn plannen, de soldaat om zijn strategie te verbeteren, de hoefsmid om hoefijzersGa naar voetnoot5) te brengen, de musicus om dissonanten en fuga'sGa naar voetnoot6), de rekenkundige om berekeningen, de schilder om perspectieven, verschieten en schaduwen, de schermer om parades tegen gevaarlijke stooten te maken. En tenslotte onttrekt zich aan dezen handel noch de hoveling, om zich te oefenen in geduld, noch de boer want die hardt zich daar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door in onbeschoftheid, de Franschman in woede, de Engelschman in hoogmoed, de Turk in lawaai, de Italiaan in veinzerij, de Vlaming in traagheid, de Duitscher in aanmatiging, de Pool in grootspraak en de Spanjaard in vloeken. Wijsgeer: Goed dan! Aan het werk, met God en met Fortuin! Laten wij zorgen, dat dit spel behalve algemeen ook durend wordt, want ik heb van mijn philosophen geleerd, dat de dingen die niet algemeen zijn, ook niet durend kunnen zijn. Alleen doe ik U opmerken, dat Gij over Opties spreekt zonder uit te leggen wat dat zijn, en dat Gij na van dit wisselvallig bedrijf een tooverpaleis te hebben gemaakt, waar zooveel soorten van vakmenschen in extase leven, daarin de geneesheeren niet opneemt, hetgeen de Hypocratessen zal verdrieten en waarover de Avicenna'sGa naar voetnoot1) zich zullen beklagen. Actionist: Gij maakt verstandige opmerkingen en ik verzoek U vrijuit alle bezwaren te ontwikkelen die U invallen, want ik zal mij beijveren om alles uiteen te zetten, wat U tot waarschuwing, nut en richtsnoer zou kunnen dienen. Aan dokters ontbreekt het niet in dit worstelperk, waar meer gevochten wordt met de tong dan met de armen. Er zijn er zooveel, dat ik dikwijls heb gedacht, dat Esculaap deze wetenschap uitgevonden heeft of Galenus deze kunst heeft vervolmaakt. LoredanoGa naar voetnoot2) vraagt in zijn ‘Bizarrias Academicas’Ga naar voetnoot3) waarom de dokters gewoonlijk een baard dragen (hoewel hij het in deze landen, waar de meesten baardeloos zijn, niet zou vragen), en hij antwoordt dat dit is, omdat zij er zich op beroemen dat hun wetenschap een twijg van de Goddelijkheid is, omdat zij de zieken verlost uit de klauwen van den dood. Filino verzekert: Ars medica et divinitus accepta est et divinitus exerceturGa naar voetnoot4); en daar nu de Ouden geloofden, dat de baard een kostbaar geschenk der goden was, en Arianus beweerde: Conveniens insignia deorum tueri et ea non abjicereGa naar voetnoot5), nemen zij dit eerwaardige tot blazoen en maken vertoon met het hemelsche. Doch, wetend dat heden ten dage de dokters zich eerder menschelijk dan goddelijk voordoen, voegt hij er aan toe dat, aangezien de genees- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunde uit de wichelarij is ontstaan (Medicinae omnis exordium a Vaticinis habuit), zij hun baard laten groeien, niet omdat zij goddelijk zijn, maar om dezelfde reden waarom wichelaars, beoefenaars der zwarte kunst en Zigeuners een baard plegen te dragen. En daar het in dezen handel, dien ik U uiteenzet, noodig is te ‘raden’ om rijk te worden, denken zij dat zij door den naam te hebben ook de wetenschap zullen bezitten, dat zij door met de wetenschap te pronken hun oorsprong zullen bewijzen en door hun afkomst te bewijzen de gebeurtenissen kunnen voorspellen en door de gebeurtenissen te voorspellen het geluk zullen bemachtigen. Ik heb hen echter niet vermeld, omdat ik vind dat sommigen zoowel in dezen handel als in de geneeskunde den zieke doen sterven door zich te vergissen in de geneeswijze, en ik wilde niet beginnen met U op te sommen degenen die falen, maar wel hen die slagen. Er komt een tijding, die een hevige beroering veroorzaakt in de acties, de waarde daalt, de geneesheer voelt hun de pols, constateert dat hun water troebel is, de gelaatskleur tusschen verward en beangst; op het uiterlijk afgaande houdt hij voor den dood wat inderdaad slechts een flauwte is, en voor doodsstuipen, hetgeen hartkloppingen zijn. Hij verkoopt dan op grond van de algemeene stemming; de kwaal, die besmettelijker is dan de pest, deelt zich aan hem mede; hij schrijft purgeermiddelen voor, omdat hij wenscht dat allen diarrhee krijgenGa naar voetnoot1); het middel werkt niet, want hij heeft met een krachtig gestel te doen. Hij meent dan, dat de hardlijvige kweeperen heeft gegeten; hij is woedend over den weerstand en verbaasd over den tegenstand, houdt vol met kassie, manna en rhabarber, doch brengt hoogstens wat winderigheid te weeg. De patiënt wordt zich zijn lichaamsgesteldheid bewust en stopt zich een pijp tabak. Alles vergaat in asch en rook, de dampen trekken weg, de diarrhee houdt op, de wolk waait over en de zon praalt; de prijzen leven weer op, de loomheid wijkt, de verkooper is overrompeld en de arme dwaas slaat een erger figuur dan zijn muildierGa naar voetnoot2), omdat hij de rust van den patiënt aanzag voor den dood, de opgeblazenheid voor een gezwel en de mazelen voor pokken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat betreft de Opties, dat zijn premies of geldbedragen, die men betaalt om zeker te zijn van de partijen of om de koersstijgingen te veroverenGa naar voetnoot1) die dienen als zeilen om voorspoedig te varen bij kalme zee en als ankers om veilig te liggen bij stormen. De acties staan op het oogenblik op 580; ik denk dat ze nog veel hooger zullen stijgen dan ze nu staan, dank zij de groote retourvloot die men uit Indië verwacht, den toenemenden bloei der Compagnie, de geroemde kwaliteit der waren, de aangekondigde winstuitdeeling en den vrede in Europa. Toch kan ik er niet toe besluiten effectieve aandeelen te koopen, omdat ik bang ben dat als deze vooruitzichten niet verwezenlijkt worden, een catastrophe of een teleurstelling mij zal treffen. Ik stel mij dus in verbinding met hen, die mij zeggen dat zij deze opties nemen, ik vraag hun, hoeveel zij verlangen voor de verplichting mij tegen dien en dien datum elk aandeel tegen 600 te leveren; ik word het eens over de premie, laat die terstond bij de bank overschrijven, en weet, dat ik nu niet méér kan verliezen dan ik bij de bank gedeponeerd heb. Wat ze dus boven de 600 stijgen, is winst voor mij en wat ze eronder blijven, brengt noch mijn verstand, noch mijn eer, noch mijn rust in gevaar. Als ik, wanneer ze tegen de 600 staan, van inzicht verander en begrijp, dat alles er niet zoo prachtig voorstaat als het zich liet aanzien, verkoop ik de aandeelen zonder risico, want alles wat ze dalen, is winst en aangezien degene die het geld ontvangen heeft, verplicht is ze mij te leveren tegen den overeengekomen prijs, al komen ze daar ook boven te staan, kan ik geen ander verlies lijden dan dat van de optie, noch met iets anders gestraft worden dan met het verspelen van de premie. Dezelfde wijze van handelen kan ik toepassen (omgekeerd te werk gaande) indien ik van oordeel ben, dat de acties zullen dalen. In dat geval geef ik de premies om te ontvangen in plaats van te leveren, achtgevend op wat mijn gesternte dienaangaande zal brengen, of in den tusschentijd ter dekking koopend; menigmaal sluit ik verschillende kring-loopen met succes af en hij, die de premies aanneemt, verdient ze op den bepaalden termijn geheel, ofschoon steeds met risico en angst. De Hollanders noemden dit Opties (afgeleid van het Latijnsche woord optio, optionis, dat beteekent keuze), omdat het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter keuze van dengene die de premie geeft, blijft om de actie te vorderen van, of te leveren aan dengene die de premie ontvangt. Daar nu de beroemde CalepinoGa naar voetnoot1) optio elegir afleidt van optar (wenschen), ziet men hoe juist hier de etymologie is; immers, hij die de premie deponeert, wenscht te kiezen wat hem het best convenieert, en kan bij mislukking altijd ervan afzien te kiezen wat hij wenscht. Wijsgeer: De natuurhistorici schrijven, dat er een anjerkleurig vischje bestaat, dat er zoo mooi uitziet dat het een bloem, en dat zoo licht is, dat het een veer gelijkt; het zwemt bij den hevigsten storm, hoewel het bij instinct zijn voorzorgen neemt tegen het noodweer; het zwemt n.l. naar de kust, neemt een kiezelsteentje, dat het tot ballast dient, tusschen de pooten en weerstaat dapper de stormen, veilig en wel spottend met tegenspoeden. Naar wat gij mij hebt geschilderd, geloof ik dat de actionisten leven als deze visch, met luchtigheid zich blootstellend aan alle gevaren en zonder moeite zich onderwerpend aan iedere smaad; maar aangezien deze opties hun tot kiezelsteentjes en die premies hun tot ballast kunnen dienen, beloof ik U, dat ik de stormvloeden aan de kust zal weten te ontvlieden en de golven aan het strand weerstaan. Koopman: Nu wij eenmaal besloten hebben de wapens op te vatten, behooren wij ook te vernemen, wie de Mars van deze krijgsmacht is, en nu wij den oorsprong van dezen handel kennen, behooren wij ook te weten, wie de uitvinder van dit spel is. Actionist: Dit is een wijde oceaan, die nooit door eenigen PalinurusGa naar voetnoot2) doorploegd, noch door eenigen TiphysGa naar voetnoot3) gepeild is. Doch om Uw verlangen niet geheel onbevredigd te laten zal ik tenminste de verschillende meeningen weergeven, zoodat dit materiaal kan zijn voor het vormen van Uw oordeel. De schriftgeleerden beweren, dat Job het kan hebben uitgevonden, toen hij zijn volgelingen leerde geduld te oefenen onder het onrecht, als zij zich omringd zien door lasteraars, die erger steken dan de schurft, zoodat zij scherven moeten grijpen om hun wonden goed te doen, bedenkende, dat zij buiten schervenGa naar voetnoot4) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen andere hoop hebben, die hen op de been kan houden, noch een ander middel dat hen kan redden. De geleerden verzekeren, dat Absalon het uitvond, ten tijde dat hij zich volgens de Heilige Schrift tegenover zijn vader stelde en de harten veroverde; want er zijn er, die van hem leerden de gelegenheid bij het haar te grijpen, en anderen, die hem zoodanig nagevolgd zijn, dat ook hen het ongeluk uit de lucht aangreep. De afgunstigen meenen te weten, dat Lucifer het uitvond, toen hij de bedriegers bedroog door ze te beloven, dat zij zouden zijn als God, uit niets iets makende. De predikanten meenen, dat Bileam het uitvond, hetzij omdat, evenals deze krom was, verscheidenen bij hun transacties niet oprecht handelenGa naar voetnoot1), hetzij omdat er eenige ezels bij meespreken, hetzij omdat vele valsche profeten er zich mee bezig houden, of omdat bij velen het tegenovergestelde over de lippen komt van hetgeen zij bedoelen; maar zeker is het, dat hier de ministers nog erger zijn dan de tyran; immers Bileam wilde anderen voor geld vervloeken, en zij vervloeken niet alleen anderen voor geld, maar ook zichzelf; want zij doen niets dan vloeken en zwerenGa naar voetnoot2), terwijl niemand rein blijft. De Don Quijotes houden staande, dat Sancho Panza de uitvinder is, óf omdat er velen aan mee doen, die wanneer zij twee ducaten hebben, dadelijk denken dat zij twee eilanden regeeren, óf omdat zij als Sancho in dienst zijn van een gek die tegen windmolens vecht, of van de Fortuin, die nog gekker is dan de beminnelijke held uit La Mancha, óf om de hooge borstGa naar voetnoot3), die zij die er aan deelnemen, opzetten wanneer zij merken dat het hun voor den wind gaat of dat het lot hen aanmoedigt. De snuffelaars schrijven, dat PallasGa naar voetnoot4) het uitvond, omdat het een tak van handel is die anders ontstaan is dan de andere, want het is een buitengewoon, een ongehoord, een monsterachtig spel; de andere houden gewoonlijk verband met de buik, omdat de noodzakelijkheid om het brood te verdienen ze in het leven roept, maar deze kwam als Pallas te voorschijn uit het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoofd, immers het zijn niets dan listen, sluwigheden en beslommeringen. De wanhopigen verkondigen, dat de ‘razende koning’Ga naar voetnoot1) het uitvond omdat het een en al razernij, teleurstelling en zorgen is; als hij, die eenige aandeelen gekocht heeft, ziet dat ze dalen, is hij razend, omdat hij gekocht heeft; als ze stijgen, is hij razend dat hij niet meer gekocht heeft; als hij koopt en ze stijgen, en hij verkoopt en wint en ze stijgen nog hooger dan de prijs waarvoor hij verkocht heeft, is hij razend omdat hij voor een lageren prijs heeft verkocht; als hij koopt noch verkoopt en ze gaan omhoog, is hij razend omdat hij, toen hij plan had om te koopen het niet heeft doorgezet; als ze dalen, is hij razend dat hij, toen hij plan had om te verkoopen, die neiging niet besloot te volgen; als men hem een raad geeft die goed blijkt, is hij razend, dat men hem die niet eerder gegeven heeft, en als hij niet goed blijkt, is hij razend, dat men hem die gegeven heeft. Zoo is er niets dan onrust, berouw en woede, een voortdurende worsteling tusschen lijden en geluk, opwinding en rust, razernij en genot. De zeelui verkondigen, dat Neptunus het uitvond (ofschoon op hun samenkomsten niet het stilzwijgen van zijn visschen doch het geloei van zijn stormen wordt nagebootst), hetzij omdat het zooveel slimmighedenGa naar voetnoot2) in zich bergt, hetzij omdat, terwijl het een zee van melk is, zelfs het schuim op zilver lijkt, hetzij omdat in zijn golven het verstand van zooveel Aristotelessen en het vermogen van zoovele Cratessen is ondergegaan, hetzij omdat er in zijn boezem vele sirenen zijn, die dooden als ze zingen, en vele zwanen, die zingen als ze dood gaan. En tenslotte veronderstellen de mythologen, dat Mercurius het uitvond (dat is de naam, die de scheikundigen aan het kwik geven), om de onrust waarin de actionisten leven, terwijl deze fabelachtige godheid bovendien de beschermer van diefstallen is geweest, zooals Vulcanus met zijn wapenen, Venus met haar gordel, Apollo met zijn vee en Argos met zijn Io ondervonden. Deze zienswijze wordt gesteund, doordat de dichters hem voor den god van den koophandel houden, te wiens eere dan ook op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het eiland Candia (dat het centrum der kooplieden was) de Mercurische spelen werden gehouden, terwijl ook de astrologen de kooplieden noemden: ‘de onder Mercurius geborenen’. Maar wat dit idee het meest kracht bijzet, is het feit dat er bij dit spel vele eerzuchtigen zijn, die, niet tevreden met vleugels aan de voeten, zooals Mercurius, omlaag te vliegen als Daedalus, er ook nog naar streven om vleugels aan het hoofd te hebben gelijk Mercurius, om zich op te heffen tot de sferen, daarbij het eigenaardige avontuur van Phaëton en zijn wereldbrand overtreffend. Zelfs de attributen van Mercurius duiden op hen, of veroordeelen hen; immers, gelijk diens ‘caduceus’Ga naar voetnoot1) een scepter is, omstrengeld door twee slangenGa naar voetnoot2), vergenoegen zij er zich niet mee vorsten te zijn, maar willen zij zelfs het eeuwige leven hebben. Evenals aan Adam behaagt hun de scepter, maar evenals Adam prikkelen de slangen hen om meer te worden dan ze kunnen, waardoor zij dan minder worden dan zij zijn, want de Alexanders, die goden willen wezen, eindigen toch als stervelingen, en de Nebucadnezars, die verlangen god te zijn, worden per slot beesten. Koopman: Ik geloof, dat het nu tijd is om naar huis te gaan, want terwijl honing met mate goed is, te veel ervan schaadt. Het baatte Xerxes weinig, dat hij 1207 schepen had meegebracht tegen de 180, welke Griekenland had, daar de golf van Salamis er toch niet meer dan 180 kon bevatten. Aangezien mijn dom verstand niet in staat is in één keer zooveel heerlijkheden te verwerken, is het beter dat er maar wat gerechten blijven staan voor een volgende bijeenkomst. Zelfs de klok waarschuwt ons, dat het tijd is dat de vergadering ophoudt, en de zon, die een ander halfrond is gaan verlichten, spoort ons aan om de beoefening van hetgeen Gij ons zoo zonneklaar geschetst hebt, tot een betere gelegenheid te bewaren. Ik weet nu, dat men bij dit spel de oogen open moet houden, en ik geloof, dat het niet het juiste oogenblik is om ze open te houden, wanneer de vermoeidheid mij dwingt ze te sluiten. Laten wij dus ons gesprek afbreken tot morgen, en het verstand zal weer frissche krachten opgedaan hebben om aan de draad van dit gesprek in dit labyrinth door te dringen. Ik beken niet in staat te zijn zooveel listen, nieuwigheden en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verwikkelingen, die mijn verstand doen duizelen en mijn begrip overweldigen, zoo maar bij de eerste les te onthouden. Laten wij den nacht om raad vragen over ons voornemen en er eens over slapen, want ik geloof dat het heel nadeelig voor ons zou zijn, de oogen te moeten sluiten voor de bezwaren. En als wij dan toch aan een handel moeten gaan doen waarbij men zijn rust verliest, is het billijk dat wij eerst nog eens goed afscheid nemen van de rust, daarin God navolgend die, voordat hij uit Adam het wezen te voorschijn bracht, dat dezen van zijn slaap zou berooven, hem door een diepen slaap liet overmannen. Als de slaap de broeder van den dood is en het leven niet kan duren zonder den slaap (en het is wel een schoone gedachte, dat de broeder van den dood de vader van het leven is), laten wij ons dan haastig gaan gewennen aan den dood, dien gij ons geteekend hebt, om des te opgewekter het leven mee te maken, dat gij ons hebt beschreven. Wijsgeer: Ik schik mij altijd naar de wenschen van mijn vrienden, en te meer wanneer zij mijn genooten zullen worden. Lycurgus stelde zekere spelen in, die tot ontspanning na zwaren arbeid dienden, en alvorens de tegenstanders met moed te bezielen liet hij aan de Muzen een muziekoffer brengen. Plinius raadde zijn neef aan na den maaltijd een poosje te slapen, opdat bij het ontwaken de middag hem een nieuwe dag zou schijnen en hij de studie met grooter ijver zou kunnen hervatten, et quasi altero die, studebat ad caena tempusGa naar voetnoot1). Ik heb geen bezwaar om de ontspanning op de heftige inspanning te laten volgen; alleen spijt het mij dat, waar de wijsbegeerte mij leert, dat één van de vijf eigenschappen van de continue quantiteit de oppervlakte is, ik tot nu toe deze continuë quantiteit slechts aan de oppervlakte heb leeren kennen. De logici bewijzen mij, dat de verdeeling op twee manieren geschiedt, van welke de eerste de ontkenning is, zoodat ik ten sterkste ontken het nut te begrijpen van de verdeeling, die gij in dit interessante gesprek wilt aanbrengen, ware het niet dat de wijsgeeren zelf schrijven, dat de benevelde oogen, die lange jaren in het duister toefden, niet plotseling de zonnestralen kunnen weerstaan; zij zijn al blij met een schijnsel. En aangezien de onze zoo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewend zijn aan de duisternis, is het niet verwonderlijk, dat wij ons dezen avond met een vaag licht tevreden stellen. Van de vrouw van een Venetiaanschen prins verhaalt SabelliGa naar voetnoot1), dat zij elken morgen de bloemendauw liet verzamelen om van die verspreide druppels een bad te maken, dat haar elken dag een geneesmiddel en elk uur een genot zou zijn. Laat dan deze leeringen druppel voor druppel neerkomen, want ik hoop uit die kristallen een vijver te vormen. Actionist: Genoeg vleitaal! Houdt kruiken en kannen klaar voor de volgende bijeenkomst, want ik ben van plan U te brengen naar de bron van Indië, waarvan Phocius vertelt dat het water, dat men er in kruiken uitschept, in goud verandert. De onwetenden staan verwonderd, dat Pomponius Mela schrijft dat er op de Gelukzalige EilandenGa naar voetnoot2) een bron is, waarvan het water dengene die er van drinkt, zich dood doet lachen, maar ik verzeker U, dat Gij in de Gelukzalige Bron, waarheen ik van plan ben U te voeren, zooveel vreemds, bedriegelijks en betooverends zult vinden, dat het U maar een kleinigheid zal toeschijnen, dat Philemon zich doodlachte, toen hij een ezel vijgen zag eten. Waar de commentator van de ‘Stad Gods’Ga naar voetnoot3) aanteekent dat, toen een ezel eens stond te drinken aan den oever van een rivier, waarin de maan zich weerkaatste, en deze plotseling verduisterd werd, eenige domooren dachten, dat de ezel de maan had opgeslokt, en dat, toen in Pistoya een ezel op den magistraatszetel was gaan zitten, men voorspelde, dat een ezel in de magistratuur zou opvolgen, kan ik niet gelooven, dat Gij een schaterlach zult kunnen onderdrukken, als ik U toon hoe er bij dit spel gewoonlijk eenige ezels zijn, die de vijgen eten die voor de wijsgeeren gekocht zijn, eenige langooren, die de manen opeten die voor Endymions bestemd waren, en eenige ezels, die de voor rechtsgeleerden bestemde zetels innemen.
Einde van de Eerste Samenspraak. |
|