Confusion de Confusiones
(1939)–Joseph de la Vega– Auteursrecht onbekend
[pagina 55]
| |
VoorwoordDrie motieven bestonden er voor mij om deze Samenspraken, die, naar ik hoop, den naam van ‘interessant’ zullen verwerven, samen te stellen. Het eerste was, mijn ledigen tijd te vullen met een vermaak, dat, hoewel bescheiden, geen schande is. Het tweede, een handel te beschrijven (voor hen, die hem niet uitoefenen), welke de meest reëele en nuttige is, die er heden ten dage in Europa bestaat. En het derde, met het penseel der waarheid de listen te schilderen, waarmee de schurken, die er de schande van uitmaken, hem uitoefenen, opdat sommigen er zich mede kunnen vermaken, anderen erdoor gewaarschuwd, en velen erdoor aan de kaak gesteld mogen worden. De meisjes in Milete vonden er behagen in zich op te hangenGa naar voetnoot1) en om haar, die met dat vreeselijk plan rondliepen af te schrikken, liet de Senaat de gehangenen in de straten ten toon stellen; de dooden moeten er wel afschuwelijk hebben uitgezien, want zij vermochten de wanhopigen binnen de perken te houden. Laten zij, die zonder er verstand van te hebben zich in dezen doolhof waagden, deze verhandeling eens lezen; misschien dat de doodsgrijns van hen die, den strop om den hals voelend, in een vlaag van waanzin stierven, hun zooveel afschrik inboezemt, dat het ongeluk hun ziekte en het medelijden hun driestheid matigt. Plutarchus verhaalt van de Spartanen, dat zij hun slaven dronken maakten, opdat hun onbetamelijkheden tot afschrikwekkend voorbeeld voor hun zonen zouden dienen; deze zagen de uitspattingen, die de wijn hen deed begaan, en ontzet over hun gedragingen, vloden zij den wijnstokGa naar voetnoot2). Laten de verstandige lieden een oogenblik hun aandacht schenken aan den vernederenden toestand van sommige roekeloozen, die zich in een totale bedwelming dompelden, en zich niet van deze wijnstokken wisten los te maken, en ik maak mij sterk, dat zij zich als Nazareners van deze wijngaarden zullen afwenden. Als de vitters mochten denken dat, aangezien ik een spel | |
[pagina 56]
| |
schilder, het 't HonderdspelGa naar voetnoot1) is, omdat ik zoovele steken geefGa naar voetnoot2), laten ze dan erkennen dat ik tevens capoteGa naar voetnoot3) geef, want ik verzwijg de namen van de personen, die deze wonderbaarlijke dingen te weeg brengen. Ik ben er zeker van dat zij, die dit verwarde labyrinth niet bezocht hebben, zullen vinden, dat ik bij mijn beschrijving overdrijf, doch zij mogen ervan overtuigd zijn, dat, wat er uit ziet als een hyperbool, ternauwernood een losse schets is, en dat, al heeft er een schilderij bestaan, waarop men de grootte van den leeuw uit zijn nagels kon opmaken, en al was er een tijd, dat men de vaardigheid van Apelles kende aan de lijnen, men in deze schildering nauwelijks de nagels van dezen leeuw, de lijnen van dezen Apelles herkent, want wie besluit dit gebied te betreden, verklaart ieder grassprietje van zijn kronkelpaden voor een weide, elken boom voor een kolos, en iedere laan voor een wereld. Ik noemGa naar voetnoot4) het Verwarring der Verwarringen, omdat er geen vernuftigheid in is, die niet door den een of ander wordt overtroefd, noch een list, die niet door dezen of genen met gelijke munt wordt betaald; en de oplettende lezer zal dan ook wel inzien, dat er in een wereld van duisterheden geen verstand bestaat dat ze begrijpt, noch een pen, die ze beschrijft. Ik twijfel nauwelijks, of degene die mijn schetsen gelezen heeft, zal de werkelijkheid door mijn werk vergeten hebben, maar dan bedenke men, dat het vermakelijke en het verhevene soms goed samengaan en dat, wanneer het een vergrijp lijkt over niets anders dan actiën te praten, het een uitkomst is van den nood een deugd te maken en het leerrijke te mengen onder een stof, die gewoonlijk bij het publiek meer bijval vindt en meer tot vermaak dient. In de theaters luistert men met genoegen naar een Davus, als men een Telefus reeds aangehoord heeft, en nadat de toeschouwers ontroerd zijn bij het zien van Iphigenia, die naar den brandstapel geleid wordt, verjagen de blufferijen, die | |
[pagina 57]
| |
StratofanesGa naar voetnoot1) op het tooneel ten toon spreidt, de somberheid. Het is noodzakelijk den boog te spannen, opdat de pijl krachtig voortvliegt, en om te slagen in een vluggen sprong, duikt het roofdier uit natuurlijk instinct ineen. De noodzakelijkheid om de ontspanning aan de inspanning te verbinden meent Aristoteles te bewijzen in zijn ‘Ethica’, en in de ‘Politica’ licht hij zijn zienswijze toe. Homerus stelt Achilles voor met een citherGa naar voetnoot2), en dezelfde centaur, die hem den wapenhandel leerde, waarin hij zijn onsterfelijke triomfen zou behalen, onderwees hem de muziekGa naar voetnoot3), om er verlichting van zijn smart in te vinden. Pythagoras besteedde zijn vrijen tijd aan het snarenspelGa naar voetnoot4), Socrates aan den zang, CatoGa naar voetnoot5), Tiberius en AugustusGa naar voetnoot6) aan het balspel. Ontelbare wijsgeeren hulden de moeilijkheden der wetenschap in fabels en verborgen schatten onder hun Silenus-figuren. De sekte der Akademie verkondigde haar leer in allegorieën; Plato verlangde, dat de menschen zich van kindsbeen af aan parabels zouden gewennen en op Candia werden de wetten onderwezen op muziekGa naar voetnoot7), opdat men, evenals Plutarchus, nut zou mogen trekken uit het aangename en leering uit vermaak. Als er een passage mocht zijn, die onverstaanbaar is voor hen, die geen philosophie, dialectiek of metaphysica gestudeerd hebben, dan diene ter verontschuldiging van dat fraais, dat het niet meer dan natuurlijk is, dat de wijsgeer spreekt als een wijsgeer, de koopman als een koopman en de actionist als een actionist, de een over zijn boeken, de ander over zijn zaken, en de laatste over zijn slimmigheden, ofschoon het niet te verwonderen is dat, waar de tweede als een wijze en de derde als een geleerde spreekt, zij soms hun stijl verhevener maken en een hooger vlucht nemen. De bedoeling is geweest nuttig te zijn; geve God, dat ik de belooning verwerve, verdienstelijk werk gedaan te hebben. |
|