Dat .lvi. Capittel spreect vanden schepen tot Tarnasseri.
IN deser stadt ende op der zee ghebruycken si groote schepen, van menigherley formen, namelijck ten eersten die sommighe sijn onder aenden bodem vlack oft effen, die varen aen een plaetse daert seer ondiepe is ende niet veel waters, die ander schepen met casteelen voor ende achter, ende oock met twee bodemen, ende met twee seylen, die en hebben gheen bedecselen. Die derde manier der schepen is, die sijn seer groot, ende laden wel duysent vaten, ende buyten dese schepen en hebben si gheen schepen varende, dan die na Nielacha varen met cleyn specerie daer af ick oock hier na segghen sal.