Die ridderlycke reyse van heer Lodewijck Vertimans van Bolonien
(1544)–Ludovico di Varthema– AuteursrechtvrijLudovico di Varthema, Die ridderlycke reyse van heer Lodewijck Vertimans van Bolonien. Symon Cock en Jacob van Liesvelt, [Antwerpen], 1544
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Antwerpen, signatuur: ABC.c.lvd.13105835
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Die ridderlycke reyse van heer Lodewijck Vertimans van Bolonien van Ludovico di Varthema uit 1544.
redactionele ingrepen
Het gebruikte exemplaar uit Antwerpen is niet compleet, drie werken zijn gebruikt om het materiaal aan te vullen:
1 De restaurateurs van het Antwerpse exemplaar hebben gebruik gemaakt van een niet met name genoemde ander exemplaar van dezelfde druk. Bij navraag bleek ook in de bibliotheek zelf niet meer bekend om welk exemplaar dit gaat. Dit werk is aangeduid als B.
2 Foto's van enkele hier beneden genoemde pagina's uit het Museum Meermanno-Huis van het Boek, 006 B 038. Dit werk is aangeduid als C.
3 Een PDF van het exemplaar uit de Koninklijke Bibliotheek te Copenhagen, Closed Stack, Geogr., 1590 fol. 20301. Dit werk is aangeduid als D.
De restaurateurs van A hebben een aantal ontbrekende pagina's door fotokopieën vervangen (en die eenvoudig zijn overgetypt), te weten: 1r-3v; 8r-8v; 12r-12v; 14r-15v; 32r-35v.
Enkele (zwaar) beschadigde pagina's zijn aangevuld met fotokopieën uit ditzelfde werk; maar de tekst sluit niet altijd even goed aan. Voor zover mogelijk is de tekst gecontroleerd aan de hand van wat van het originele werk nog te zien is; de rest is aangevuld aan de hand van het daar te lezene en foto's uit C: 9r-9v; 11v.
Wel aangevuld, maar zonder foto uit C: 11r (afbeelding); 29v (afbeelding); 41v.
Enkele licht beschadigde pagina's (waar een klein stukje van de tekst ontbreekt, vaak aan de rand), of anderszins wat moeilijk leesbare pagina's zijn aangevuld aan de hand van foto's uit C: 4r-4v, 5r-5v, 6r-6v, 7r-7v, 10r-10v, 17r-17v, 21r-21v, 22r-22v, 23r-23v, 24r-24v, 25r-25v, 29r, 41r, 47v, 73r-73v.
Katern S (folia 69r-72v) ontbreekt in A volledig; in A zijn deze pagina's eenvoudigweg blanco. Deze zijn in dit afschrift vervangen door foto's uit C: 69r-72v.
Daarnaast is de volledige tekst gecontroleerd aan de hand van D, wat nodig was omdat incidenteel stukjes uit A niet goed te lezen waren.
In het origineel is een deel van de tekst moeilijk leesbaar. Dat is steeds tussen vierkante haken aangegeven.
In het gebruikte exemplaar zijn de paginanummers met potlood toegevoegd. Deze nummering is hier gevolgd.
fol. 2v: ‘vervtellen’ → ‘vertellen’: ‘so en wil ic niet dan de waerheit vertellen ende scriuen’.
fol. 2v: ‘Commani..’ [beschadigd, verdraaide ‘u’]: ‘Commanien’: ‘want hi hout Hungarien Salcionien ende dat meeste deel van Commanien ende Bulgarien’ [aldus Jan de Mandeville; Reis van Jan van Mandeville]
fol. 2v: ‘B..ggheren’ → ‘Buggheren’: ‘datmen heet tlandt vanden Buggheren’ [aldus Jan de Mandeville]
fol. 7r: ‘Melathuasar’ → ‘Melachuasar’: ‘ende wert gheheeten Melachuasar.’ [twee regels daaronder heet hij ‘Melachusar’]
fol. 7v: ‘Melechnasar’ → ‘Melechuasar’: ‘ende maecten Melechuasar Soudaen’ [zie voorgaande pagina].
fol. 8v: ‘dat’ → ‘[in] dat’: ‘als die son [in] dat teeken is of in teeken van Leone’.
fol. 9v: ‘slaen’ → ‘staen’: ‘dan si eenen man staen tot sinen broecriem’.
fol. 10v: ‘onden’ → ‘ouden’: ‘van ouden tiden vermaerde coopstadt van Uenegien’.
fol. 12v: ‘gheghen’ → ‘ghe[le]ghen’: ‘bi deser stadt ghe[le]ghen’.
fol. 12v: ‘diensten’ → ‘diensten.’: ‘in alle ampten oft diensten.’.
fol. 13v: ‘derch’ → ‘berch’: ‘Ende van desen dal totten berch van Sinay’.
fol. 14r: ‘keeeren’ → ‘keeren’: ‘ende seyde dat si weder keeren souden’.
fol. 14r: ‘comen’ → ‘comen,’: ‘noch ander vuylicheyt in haer clooster comen,’.
fol. 15r: ‘en’ → ‘en[de]’: ‘Rebecca, en[de] Lya.’.
fol. 15v: ‘dese kercke voorscreuen kercke’ → ‘dese voorscreuen kercke’: ‘Ende neuen dese voorscreuen kercke’.
fol. 16r: ‘Kersten’ → ‘Kersten,’: ‘Romanien, Kersten, Sarasinen’.
fol. 17r: ‘Juluis’ → ‘Julius’: ‘Daer na gaf Julius apostata’.
fol. 18v: ‘Jherusalem’ → ‘[Tusschen] Jerusalem’: ‘[Tusschen] Jherusalem ende den berch van Oliueten’.
fol. 19r: ‘ghemaet’ → ‘ghemaect’: ‘ic waen wel dat si vanden eersten also niet ghemaect en was’.
fol. 19v: ‘siden’ → ‘siden,’: ‘ende siden, alsoe dat in deser stadt Mecha een seer grote hanteringe is’.
fol. 23v: ‘sintte’ → ‘sinte’: ‘diemen heet sinte Helena’.
fol. 25r: ‘geloofs’ → ‘geloofs,’: ‘oft haer huys des geloofs,’.
fol. 25r: ‘heelt’ → ‘heeft’: ‘een yeghelijc na dat hi ghelts oft macht te betalen heeft’.
fol. 28r: ‘mi- milen’ → ‘milen’: ‘noch oock tombe oft verheuen sepulture oft berch, bi vier milen weechs’.
fol. 28v: ‘een ‘ → ‘een[en]’ ‘vonden wi daer een[en] thooren met handen ghemaect’.
fol. 28v: ‘veerthienste’ → ‘derthienste’: ‘Dat derthienste capittel seyt vander stadt Mecha’.
fol. 29r: ‘gheregereert’ → ‘gheregeert’: ‘ende si wert gheregeert van een soudaen’.
fol. 29r: ‘siden’ → ‘siden,’: ‘ende doec daer af ghemaect ende siden,’.
fol. 30r: ‘goe’ → ‘gode’: ‘want dijn vader wil u gode offeren’.
fol. 31r: ‘huys huys’ → ‘huys’: ‘Doen ic in zijn huys quam’.
fol. 31r: ‘hade’ → ‘hadde’: ‘ghelijc ic dicwils verhoort hadde.’.
fol. 31r: ‘be betalen’ → ‘betalen’: ‘dat hi geenen tol betalen en dorste’.
fol. 32v: ‘ghen’ → ‘[da]ghen’: ‘do quamen wi tot der stadt Aden in drie [da]ghen’.
fol. 32v: ‘hebbe’ → ‘hebbe,’ : ‘des ghelijcken ic noyt ghesien en hebbe,’.
fol. 33r: ‘roop’ → ‘roep’: ‘Daer ghinc dien roep dat ic een van die portegheloosers was’.
fol. 35r: ‘make’ → ‘make[n]’: ‘doen liet si mi een badt make[n] na haer ghewoonte’.
fol. 35r: ‘loos’ → ‘loos,’: ‘ende seer loos, meer dan ic oyt ghesien hebbe’.
fol. 35r: ‘god’ → ‘god,’: ‘tegen god, seggende’.
fol. 35v: ‘had- hadde’ → hadde’: ‘die ysers niet mer aen die voeten en hadde’.
fol. 36r: ‘in’ → ‘ic’: ‘daer om reysde ic van daer’.
fol. 36r: ‘veeel’ → ‘veel’: ‘Daer zijn veel rijcke cooplieden’.
fol. 36v: ‘sterckeyt’ → ‘sterckheyt’: ‘ende hebben noch redelike sterckheyt’.
fol. 37r: ‘hier’ → ‘[ick] hier’: ‘ghelijc [ick] hier vore vander naester stadt geseyt hebbe’.
fol. 37r: ‘heeetmen’ → ‘heetmen’: ‘wt die oorsake, heetmen hem heylich’.
fol. 38r: ‘wapenent’ → ‘wapenen’: ‘ende het is cloeck volck ter wapenen’.
fol. 38v: ‘steeen’ → ‘steen’: ‘oock met eenen steen midden inden stroom’.
fol. 39v: ‘da’ → ‘da[t]’: ‘so da[t] Machomet den Soudaen doot sloech’.
fol. 40v: ‘mi’ → ‘mi,’: ‘lieue Jnmis reyst met mi,’.
fol. 40v: ‘xxiij’ → ‘xxij’: ‘Dat .xxij. capittel seit vander stat Sambragante’.
fol. 41v: ‘beonder’ → ‘be[s]onder: ‘dat is een be[s]onder volc’ [de ‘s’ is er met de hand tussengevoegd]
fol. 41v: ‘cleedern’ → ‘cleederen’: ‘Haer cleederen die si draghen sijn hemden’.
fol. 41v: ‘ick ick’ → ‘ick’: ‘ghelijck ick selue ghesien hebbe.’.
fol. 41v: ‘wil’ → ‘wil,’: ‘als hi eenen van sinen lants heeren dooden wil,’.
fol. 42v: ‘gheeen’ → ‘gheen’: ‘Si en hebben daer gheen wijnbesien’.
fol. 43r: ‘vap’ → ‘van’: ‘na die zeden ende maniere van Cevul’.
fol. 43v: ‘palleyt’ → ‘palleys’: ‘ende hi heeft een seer schoon palleys daer in’.
fol. 44v: ‘hanterige’ → ‘hanteringe’: ‘een stadt van grooter hanteringe ende comanscap’.
fol. 46r: ‘manmen’ → ‘mannen’: ende in yeghelijcken gaen drie mannen’.
fol. 47r: ‘gebben’ → ‘hebben’: ‘si hebben ooc een wierooc vat’.
fol. 47v: ‘opgeheheuen’ → ‘opgeheuen’: ‘altijt die duymen opgeheuen’.
fol. 49v: ‘bataelt’ → ‘betaelt’: ‘want scheyt hi wt dat perc eer hy mi betaelt heeft’.
fol. 49v: ‘al’ → ‘al[s]’: ‘Ende so dicwils al[s] die man met haer wil te doen hebben’.
fol. 51r: ‘gedaer’ → ‘gedaen’: ‘anders en wort daer gheenen anderen arbeydt aen ghedaen’.
fol. 51v: ‘man dgye’ → ‘mans dye’: ‘ende so dick als eens mans dye’.
fol. 52r: ‘connnen’ → ‘connen’: ‘die dat bereyden connen’.
fol. 53r: ‘somge’ → ‘som[mi]ge’: ‘Ende met som[mi]ge mannen verhult als duyuels’.
fol. 53r: ‘vele geseyt’ → ‘[so] vele geseyt [als]: ‘Pumani idiaga dat is [so] vele geseyt [als] dat is so goet, dat is quaet.’.
fol. 54v: ‘Ten sten’ → ‘Ten’: ‘Ten eersten eer si in gaen’.
fol. 54v: ‘hooft saluen’ → ‘hooft’: ‘saluen si een yegelic dat hooft van de selue olie’.
fol. 55r: ‘seeer’ → ‘seer’: ‘Wieroock coemt van seer naerder bi ons’.
fol. 55r: ‘Calcoeteten’ → ‘Calcoeten’: ‘coemt van Kyni .cc. mijlen van Calcoeten’.
fol. 55r: ‘achtentwintintich’ → ‘achtentwintich’: ‘dat si achtentwintich mannen poortegaloysers doot gheslaghen hadden’.
fol. 56r: ‘inwoon-woonders’ → ‘inwoonders’: ‘gelijc die inwoonders daer seyden’.
fol. 57r: ‘houich’ → ‘honich’: ‘Oock vele goede vruchten, honich, soete meloenen, comcommers’.
fol. 60r: ‘in in’ → ‘in’: ‘quam die coninck in de voorscreven stadt’.
fol. 60v: ‘christe-stenen’ → ‘christenen’: ‘Doen antwoorden hem die christenen’.
fol. 62v: ‘den den’ → ‘den’: ‘ende vanghen den wint aen eenen anderen mastboome’.
fol. 62v: ‘lxij’ → ‘lxvij’: ‘Dat .lxvij. Capit. spreect vanden huysen tot Bider’.
fol. 66v: ‘mettten’= ‘metten’: ‘welcke metten Portegaelschen scepen’.
fol. 69r: ‘crijck’ → ‘crijch’: ‘ende ick alle rustinge totten crijch’.
fol. 70v: ‘stadthoueer’ → ‘stadthouder’: ‘ende onse rechters spraken tot den stadthouder’.
fol. 74v: ‘clocken luyden’ → ‘clocken’: ‘als wi luyden ons clocken’.
fol. 75r-75v, 76r-76v: in het origineel staan deze bladen in de verkeerde volgorde. Deze is hier in de goede volgorde geplaatst.
fol. 75r: ‘strassen’ → ‘straffen’: ‘dye meynde hi oock te straffen’.
fol. 75r: ‘veeertich’ → ‘veertich’: ‘teghen ons ghestelt bi veertich stucken bussen’.
fol. 76r: ‘haddden’ → ‘hadden’: ‘Oliphanten, die ionghen hadden’.
fol. 76v: ‘heuen’ → ‘gheuen’: ‘Die wil ick hen gheuen.’.
fol. 77v: ‘enlant’ → ‘eylant’: ‘in dit eylant en is niet anders dan’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (1v, 78v) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[fol. 1r]
Die Ridderlycke reyse van
heer Lodewyck vertimans
van Bolonien, een eerweerdich ridder, ende
boven alle verre versochte lantreysers ghelooflijck bescriuende eerst die reyse ende ghestel
tenisse vanden heylighen lande van beloften, te paerde, te voete, oft ter zee, ende die ghestel
tenisse ende gheleghentheyt vanden seluen lande. Daer na die ghesteltenissen ende zeden van
den lande van Egypten, Syrien beyde die Arabien, Persen, Jndien, ende Ethiopien
ende dat leuen, ende ghelooue der menschen van dien landen. Oock van menigher
leye dieren voghelen ende ander wonderlike saken met haren figueren, die
dese voorseyde Ridder in zijn eyghen persoon ondersocht heeft.
By Symon Cock ende Jacob van Liesuelt
[fol. 78r]
Gheprent in die vermaerde coopstadt van Antwerpen, op die Camerpoort brugghe inden schilt van Artoys, by my Jacob van Liesueldt ende Symon Cock. Jnt iaer ons Heeren .M.CCCCC. ende XLJJJJ. den lesten dach van Meye.