Briefwisseling oor Kaapse sake 1778-1792
(1982)–Hendrik Swellengrebel jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 290]
| |
XLII H. Cloete aan Swellengrebel, 1791Ga naar voetnoot1.- - - De legging van mijn overbergse osse als ook lustplaats geleegen aan de mond van de kleijne riviers Valij, omtrent de Onrust rivier, word niet alleen ter versending aan UwEd. afgeteekend, maar ook de valij op zig zelven, mitsgaaders alle die nabij omleggende plaatse tot aan de Uijlenkraal, (alwaar Jan Swart,Ga naar voetnoot2. bij Uwed. aanweesen doenmaals heeft gewoont, en na dato is koomen te overlijden) om reedenen een klijn bewijs te kunne geeven dat doen UwEd. van de Uijlenkraal na het Grot de druijpsteene zijt gereeden,Ga naar voetnoot3. booven op die tussenbeyde leggende Hooge rug raakende aan de Waagen weg, Een waaterrijke zoogenaamde Baviaans Fonteijn zig bevindende, onlangs tot weydinge voor mijn osse op ordonnantie van de E. Comp. heb gekreegenGa naar voetnoot4.). In Januarij 1790 heb ik Plaisier gehad om met de Stellenbosse predikant BorgerGa naar voetnoot5. naa den bij Uwed. bekende Grot der druijpsteene te rijden, alwaar ik Een Peramide gevonden heb, van over de 7 Voeten Lang en die na proportie uyt de natuur zo Fraaij opgewassen is dat Wij ons Grootelijks, ja Grootelijks daarover moeste verwonderen. Deeze Peramide zal Uwed. nog wel bekent zijn waar van de afteekening bij de komst van een Goede Teekenaar direct zal volgenGa naar voetnoot6.). Ik hebbe dan het Swak gehad, (Hoewel 't mij van agteren niet rouwt, te meer daar de meenigvuldige Vreemdelinge uijt alle Hoeken van de Waireld hier te Constantia koomende, nooyt van zoo een Fraaij Stuk geleezen, veel minder gezien hebbe) Van met een Boer genaamt M. | |
[pagina 291]
| |
BeukisGa naar voetnoot7. te accordeeren dat zo hij mij de voormelde Druijpsteen (die zekerlijk zonder geen groote onkosten moest Los gebijteld worden, en dan uijt zoo een diep grot, en over zo veel Swaare gebergtens als UwEd. bekent is hier heen te voeren) zonder de minste Schaade daar aan te veroorzaake te Constantia konde bezorgen, ik hem dan f1000.- Caapse Guldens zoude geeven. Het een en ander is dan volgens de afspraak geschied, en ik heb bij de ontfangst (dewijl ik het zo goed niet te verwagten was) die boer door een Tweede zwak nog een klijn presentje booven dien gegeven.Ga naar voetnoot8. Van voornoemde Grot heb ik ook doenmaals in persoon Eenige Stukjes naturalia, dat heel zelden Scheen meede gebragt, dat hier bij nader onderzoek Fraaije rottingskoppe en messe hegteGa naar voetnoot9. etc. geeft; deeze heeft zo veel ophef gemaakt dat toen ik voor de Tweede rijs na datzelve grot met de Waagen gereeden ben om er Zo veel van de moeijsteGa naar voetnoot10. naturalia uijt te Haalen ten Eijnde mijn goede vriende daar plaisier meede te doen, bevond ik, dat de Knegt van de Heer BrandGa naar voetnoot11. op ZEd. ordres al het geen daar uijt hadde gehaald dat maar te bekoomen was; de Heer Brand voorgeevende zulks aan een Engelsche Lord die getuijgen van zijn Zoon is belooft hadde diergelijke naturalia te bezorgen.Ga naar voetnoot12. dus heb ik mijn doenmaals moeten vergenoegen met Stukjes en Brokjes dat daar is blijven Leggen; waaruijt nog iets mooijs kan Gemaakt worden dog in een zeer geringe qualiteijt, daar UwEd bij nadere geleegentheijd als 't gemaakt is nog een of meer rottingsknoppe Van zal bekoome; en moogelijk nog wat anders. Ik meende op dat oogenblik uijt mijn vel te bersten van Spijt; kortom, resolveerde ik Langs de Heele kust zo ver als die groote daaraan grensende Steene zig Strekken, allles nauwkeurig op teneemen; bevond ik Eijndelijk een Toegemetseld gat, alwaar vooraan geen grooter opening was gelaaten, als daar een mensch gevoegelijk in konde doorkruijpen: dit alles opengebroken hebbende, bevond ik een ingang van Circa 3 Voeten breed en 2 Voeten Hoog, dog zeer on(e)gaal, | |
[pagina 292]
| |
alwaar eene Heer WionGa naar voetnoot13. en mijn Zoon DirkGa naar voetnoot14. beneevens Eenige Slaaven ijder met een brandende Kaers in de mond op hande en Voeten na binnen kroopen. Eyndelijk na verloop van Circa een quartier Hoorde ik zegge Het is hier zoo mooij als in de Heemel, daarop riep ik hun met een Sterke Stem toe: daar verlang ik ook te weesen, en kroop direct met mijn Dikke Knapzak na, en toen ik aan het Eijnde van de nauwe ingang (dat wel 50 en meer voeten Lang is) kwam, was mij 't vel van beijde Ellenboogen en knien afgesleeten. Ik hebbe een groote benaauwtheijd uijtgestaan, en nooijt meer Winde Gelost als in dat naauwe gat: alwaar ik dan vervolgens zo veel aardigheeden heb gevonde, dat men met regt mag zegge: Wat zijn Godts wondere groot, vooral als men door zoo een naauwe ingang direct in zoo een hoog verheevene wijd uijtgestrekt Hol komt, daar men ter regter zijde een groot en zoo diep Loopend waater vind, alwaar men ordentelijk met een klijn schuijtje zoude kunnen in omroeijen, en de ooverlijke distantie met koets en paerde omwende; de diepte van 't Hol heb ik bij de Tree bevonde 400 Voete te zijn, de heele Verhemelte van booven is niet van druijpsteene behangen, zo als in d'oude Druijpkelder bij Uwed. aanweesentheijd is geweest, maar wel met een meenigte heele andere Soort van Groeijende Steengewasse, dewelke alderhande krullen en Fatzoene verschaffe. Van onder op de Boodem vind men verschijde en op alderhande wijse voorkomende, Potten en Peramides, dog altemaal Steenagtig dat zo helder niet is als wel in 't oude grot der Druypsteene. Booven in de verheemelte dat na Gis wel 20 of meer Voet hoog is, en zo na rato boogsgewijs na beneeden loopt Vind men een Koepel van circa 8 Voet in zijn Diameeter en na gissing 3 a 4 Voeten diep; van binnen is het zuijver en Schoon, maar aan de boorde van de Coepel en zoo vervolgens rontom het geheele grot na beneden, heb ik zulke Fraaije en veranderinge van Steen gewasse gevonde, als mijn vermooge niet Toelaaten te beschrijven; hiervan heb ik niet durven meedeneemen als een weijnigje, wijl ik oordeelde verpligt te zijn de Gouverneur daar eerst behoorlijk rapport van te doen, in verwagting dat zijne ZEd. Gest, moogelijk zelfs, dan wel door Kundige lieden het Fraaijste voor onse Prins,Ga naar voetnoot15. dienende tot grotwerk springfontijne etc. te zullen laten afhaalen, waartoe ik nog al een weijnige adsistentie (wijl mijn plaats daarom streeks Legt) heb Laaten aanbieden, en tot mijn leedweesen Schijnt 't mij toe | |
[pagina 293]
| |
als of 't ZEd. Gest. geen reflectie waardig is, ondertussen heb ik een afspraak genoomen met Twee heele goede Teekenaars zo ras als doenelijk en moogelijk nog al voor de winter derwaarts te rijden, ten Eynde alles na te meete en af te teekene, daarvan beloof ik de Copia ook aan UEd. te zullen laaten geworden, maar niet binne kort.Ga naar voetnoot16. Nu zal UWEd. zeeker gaarne willen weeten, Wie of waarom dat voormelde Gad Toegemesseld is. Men heeft in vroegen tijden dat mij nog volkoomen Voorstaat, een bende Schelmen van Slaaven Jongens en meyde gehad, die meest alle met Schiet Geweer, Kruijt en Lood voorzien waaren, waarvan een Leander Boegis het hooft of Capiteijn was, die zig daar naast aan in Een diep Hol hebben opgehouden, alwaar zij lieden door overvloed van kost en Waater niet wel konde uijtgehongerd worden. Wierd van onse kant het beste geoordeeld, om hem, wanneer hij (dog niet ver van zijn verblijf) uijt vissen ging, zoo te Verrassen en voortekoomen, dat hij niet weederom in zijn Spelonk of hol konde vlugten. Maar den goede Leander maakte dat hij Langs de kust alwaar hij ging vissen altoos een retraite had, zoo als deeze boovengemelde door mij gevonde en opengebrooken, meede een diergelijke retraite moet geweest zijn, alwaar hij dan van zijn kant en zijn bende van de andere zijde, de Commandoos het heeft zoo Sterk booden, dat men dikwils niet meer uijtvoerde als vlugten. Ondertussen als Leander geen Europeese meer te wagten was, wierd hij met zijn bende uijt visse zijnde, bij verrassing zo als men de Harte beeste bekruijpt, nu en dan wel eer ze in hunne hol gevlugt waare, enkele van dood geschooten. Eijndelijk is Leander met de zijne van daar Vertrokken, en men heeft nooijt van zijn Eijnde gehoord; bij wat gelegentheijd hij Leander, dog ik meen wel, dat door de groote, voor een aardigheid is geschied, Een Pairl d'amoer Schulp, in voormelde Hol te bergen, dewelke ik aardig versteent, daarin heb gevonden en ook mede gebragt.Ga naar voetnoot17.
(Sal hierdie natuurvoorwerpe en 'n paar ander aanstuur, en ook ‘Nouvelles’, waarmee al 'n begin gemaak is, maar waarvan die afloop nog nie gemeld kan word nie.)
om reedene, dewijl zeedert in 't kort, voor de Caap nieuwaangekoomene | |
[pagina 294]
| |
ordres uijt Europa,Ga naar voetnoot18. het welk bij UWEd. denklijk niet vreemd zal zijn, Sommige gemoede zodanig getroffen heeft, dat men tans 't Voorbeeld van de Oud Gouverneur van der Stel opvolgd, om ter requisitie zo men zegt een verzameling van Teekenaars intewende. hier zal in 't kort denkelijk aanmerkenswaardige dingen voorvallen, ik voor mij kan niet gelooven dat de Ed. Heer Gouverneur zo als meede gezegd Word op de bepaalde Tijd van 3 á 4 Maanden te zullen vertrekken. Maar, maar vriend Lief waar komt dat tog van daan dat de E. Comp. nu in kort eerst zoo een vooruijtziende (bij mij en veele oude Ingesetenen) huijsvader is geworden; het was meer dan Tijd, dat deeze verandering geschiede; en de E. Comp. zal zig over het verloopen van zijn plaatse etc. etc. nooijt beklaagen, en zo als ik 't oppervlakkig hoor bereekene, komt de E. Comp. het Hout (na dat de Trekosse Veel of Weijnig Eripeeren op 25 tot 30 rxd. de vragt te Staan, daar men particulier 't Hout voor 4½. 5. 5½ rxd. na dat de Tijden en beesten vet of maager zijn, kunne koopen, danGa naar voetnoot20. is een burger vragt ruijm 2 maal zoo Swaar als een van de E. Compagnie. Als de Burgers hier omstreeks het zelfde voorregt mag blijven behouden dat ook zonder nadeel van de E. Comp. Houtvelden is geschied; hun vee in E. Comp. Houtvelden als voore te Laaten graasen, dat andersints magtig veel tot prejuditie van de burgers zoude strekken Wijl de weijding van de burgers hunne Vee, altoos op E. Comp. Houtvelden zonder ooijt verboden geweest te zijn onverhinderd hebbe loopen graasen, dat andersints tot ruine van de besitters der om liggende plaatse zoude strekken; ook heeft men al ondervonde het weijnigje Vee, dat men hier niet ontbeeren kan de Jongen aankoomende boomen, vooral het kreupelhout dat hier 't meeste groeijt door hun Sterke eijgenschap, het geringste niet benadeeld - - - -
(Die koper sou dan onder verpligting moet kom om altyd daardie grond weer met nuwes te beplant, soos ek self baie silwerbome geplant het. Die ‘Nouvelles’ is klaar, en word afsonderlik gestuur.) | |
[pagina 295]
| |
Ondertussen hebben wij Hier zeedert September A.P. op 't alder onverwagts de 10den van alle onse opbrengende graanen Contant moeten betaalen, als meede de Wijn Verschaft, daar de E. Comp. ook niets hoegenaamd bij profiteerd, hoe wij andersints het vat geld of 3 rxd. per Passeer briefje, en naderhand in E. Comp. kassen konde tellen; moet hier alles Contant aan de Knegt en paruijkemaaker van de Heer Fiscaal, die daartoe aangesteld is als Commies, om bij de Patrouille wagt de 10den van alle Graane en Wijne te ontfangen die daar voor trekt zoo gezegd word 2 pCt. en heeft de rang als Adsistend met f20 'S maands, hier komt nog bij dat 't klijnste Stuk papiere Geld dat de E. Comp. Slaat uijt 4 Schellinge bestaat en zo na rato van 1.2.3.4. en meer rxd. Het zilver geld is hier zoo raar dat men haast geen dubbeltjes heeft om in 't arm zakje te geeven. Ondertussen moet een boer, als hij met een Vragt koorn opkomt, wijl hier geen klijnder papiere munt als 4 Schel. geslaagen word, telkens aan de voornoemde Commies 8 Stv. uijtkeere. Twee vragten 16 St. alleenlijk komt de 3 Vragten Tarw met 't papiere geld uijt; op 4 Vragten 8 St. en op 5 Vragten 16 St. aan zilver Geld uijtgekeerd worden. en zoo gaat 't nu met de Wijnen die men pr. ½ aamen invoert, zoo men voor ieder ½ aam direct geen 3 Schl. Silver geld aflegd, kan men net zo min, als de kooren Waagens passeeren. Ik ben verzeekerd dat de Commies ofschoon hij bij zulke geleegentheeden de kas van zilver munt voert, geen mensch om die maar te Helpen, Een St. op de papier munt wil uijtkeere, zo als ik getuijgen kan, dat de waagens hebben moeten blijven Staan, en de Jongens zijn aan de Caap rond geloopen, om uijt naam van hun heer en meester, zo veel papieren geld voor zilver geld te verwisselen, om maar niet langer aan de Patroulle wagt opgehouden te worden, uijt meedelijden van dat arme Vee, heeft mijn zoon Lourens in mijn presentie, de Jonge nog zoo veel zilver geld voorgeschooten: en zo gaat 't met een ijder alle dag, men ondervind hier van dag tot dag Fraaije Nieuwigheeden. Men betaald tans ook bij de verkooping van de E. Comp. leeningsplaatse de 40ste penning in E. Comps. kasse; dit vind ik billijk, want als een boer voor 24 rxd. S'Jaars een plaats in leening van de E. Comp. kan krijgen, en bevoordeeld zijn zelve daar meede en dan nog na verloop van eenige Jaaren voor 10. tot f20.000 te verkoopen: wie zoude dan met Plaisier de E. Comp. zijn 40ste penning daarvan geven; dit noem ik regt dit noem - - -Ga naar voetnoot21. |
|