Briefwisseling oor Kaapse sake 1778-1792
(1982)–Hendrik Swellengrebel jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
XL Swellengrebel aan C. van der Oudermeulen,
| |
[pagina 274]
| |
nopens de militaire charges, heb ik UEd. self over horen klagen.Ga naar voetnoot6. Dus mijn vriend! welke aparentie is er, dat iemand van hier schoon met de beste intentie met soo een medehelper veel sou vorderen of afdoen vooral daar het but noodwendig moet bestaan, om de colonie soo min kostbaar als mogelijk is voor de Compagnie te maken, en ten einde de colonie in bestendige rust te houden, er den opgesetenen een ordentelijk middel van bestaan te geven, voor welke beide oogmerken, naar mijn insien, de al te groote omslag van Negotie, Landerijen, Dienaren enz. die de Comp. aldaar en te land,Ga naar voetnoot7. een groot opstakel is, het welk echter tegen de hierboven gen.vues van een man in loco moet weggenomen worden. om maar een voorbeeld te stellen. Naar mijne gedagten, sijn het groote onkosten, die voor de Comp. thans onnut verspild worden, in het onderhoud van alle die Landerijen of posten, welke in het begin van 't etablissement voor eigen rekening heeft moeten bebouwen, omdat het getal der Colonisten niet toereikende was, om de nodige producten tot onderhoud en verversinge der schepen te fourneren, maar vermits sij nu alleen strekken om den gouverneur eenige emolumenten te geven, en goede bediening voor een Commissaris der buiten posten, en een middel van bestaan voor menig een onderofficier, die er als basen op fungeeren, te geven. de soon van den gouverneurGa naar voetnoot8. heeft nu actueel de post van soo een Commissaris, dus moet de vader de bediening van sijn soon er aan opofferen, en waar hem soo goed geplaatst wanneer men het getal der andere bedienden ook moet verminderen? Men sou dus, Heer en Vriend, naar mijne opinie, geen man die aldaar aan het Hoofd van 't Gouvernement is, moeten emploieren, ten sij men ten vollen overtuigt is, dat hij de vereiste requisiten van ongeinteresseerdheid soo voor geld als voor 't uitoefenen van gesag heeft; heeft men die overtuiging niet, waagd men, dat de van hier te senden man aldaar alles tegen hem sal vinden, en ik behoeve UEd. niet te seggen, hoe het schier onmogelijk voor hem moet worden om iets te vorderen wanneer hij werken moet met iemand, die aan het hoofd der behering is, en wiens interesse meebrengt, dat de saken, ten minsten voor den tijd, dat hij nodig heeft om sijn oogmerk te bereiken, in statu blijven. Uw plan rust sekerlijk op de veronderstelling, dat het minder choquant voor het Hoofd in 't Bewind is, wanneer hij tot mede Commissaris word gesteld, en er dus aparentie, dat het redres met nodigen ijver sal ter hand | |
[pagina 275]
| |
genomen worden. Ik stemme dit toe, maar dan moet dat Hoofd ook geene intentie hebben om in 't Bewind langer te blijven of hij moet de raare deugd besitten, om alle de aanlokkelijke vues te laten varen. Ik vreese, mijn Vriend! UEd. soude te veel verwagten. Ik kan nogh niet goed sien, dat het werk goed zal kunnen verrigten, sonder van hier Twee Lieden te senden, van wiens belangelose insigten behalve de andere vereischtens men overtuigt is, en konde sij het gouvernement vinden sonder Hoofd, des te beter; die die post ambieerden en noch moesten verkrijgen, souden meer in de hand werken, dan die ze reeds besit. En of dit geval niet soude kunnen existeren is bij mij soo onwaarschijnlijk niet.Ga naar voetnoot9. |
|