XXXI Swellengrebel aan H. Cloete,
Schoonoort 12.12.1785Ga naar voetnoot1.
Mijn waarde Vriend.
Ik denke soo dikwils over de Kaap, dat bij het leesen van het een of ander boek mij telkens verscheide saken voorkomen van welke ik vinde dat ik nogh geen overtuigende sekerheid heb; en daar mij geen vooruitzigt om mijn vaderland eens weder te komen besoeken overschiet, moet ik mijne zugt om deszelfs gesteldheid grondig te kennen door schrijven voldoen, en bij wien soude ik mij daar toe beter kunnen addresseeren, dan bij mijnen vriend, wiens kunde sijne vriendelijke toegenegenheid kan in staat stellen om aan de vraagen van sijnen vriend te beantwoorden? Ik sal daarom geene excusen over de moeite, die ik UWelEd. verg, maken, te wel overtuigd sijnde, dat Gij wel een wintersavondtje in de Cabaay voor mij over hebt.
Veele deeser vragen soude ik voor mij selven kunnen beantwoorden, dogh dit voldoed niet, ik moet de Lieden met bewijsen overtuigen; mag ik UWelEd. daarom versoeken Uwe antwoorden soo omstandig te maken, als tot een klaare oplossing der vraag sou kunnen vereischt worden, en bij deselven te voegen alle sulke verdere onderrigten, als die een klaar denkbeeld van de Caapsche wijze van Landbouwen kunnen geven.Ga naar voetnoot2.