Briefwisseling oor Kaapse sake 1778-1792
(1982)–Hendrik Swellengrebel jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||
XXII Bijlage A.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||
veren, kan men genoeg naargaan, indien men considereert, hoe kostbaar hem de Landbouw komt te staan, want: Een capitale slaaf die met de Landbouwerije weet om te gaan kost 4, 5 ja tot 600 Rxd nadat hij jong en fris en kloek van Lijf en leden is: het zijn meest Inboorlingen, die daar bequaam toe worden: uitlandsche slaven leeren selden meer dan 't gemeen werk van pikken, graven enz. ten zij zij zeer jong in de colonie gekomen zijn. Een volwassen Uitlandsche slaaf, die fris en kloek van Leden is kost 200 tot 250 Rxd. Ingeval men genoodsaakt is slaven tot de bouwerije te huuren, moet men voor een slaaf die het handwerk der Landbouwerije verstaat ten minsten geven 4 Schell. daags behalven de kost, die op niets gerekend word. Voor een hoed steenkolen, zijnde 32 schepels, moet men nu bij de Compagnie geeven 18 Rxd in voorige tijden 13 Rxd Voor de 100 lb ijser 8 Rxd voorheen 5 Rxd. Het hout dat uit Europa word aangevoerd is naar rato duur. Het naaste wild bosch, waaruit in de Colonie zelfs goed timmerhout wordt gehaalt ligd in het Autonicqua Land, gelegen 9 à 10 Uuren boven de Mosselbaay; sodat dit hout 9 à 10 schoften verre over Land met swaare moeite moet gesleept worden. Waarom dan ook een geelhoute balk van 18 V 5× 7 d. op 5 Rxd en een geelhoute balk van 21 V 6× 8 d op 6 Rxd en een dito plank van 5/4 d de vierkante voet op 5 à 6 komt. Voor aan in de Colonie groeit wijnig hout, vooral genoegsaam geen swaar timmerhout, waarom ook de meeste huisen verder als Stellenbos en Drakesteyn sonder solders zijn. Door de duurte dezer bouwmaterialen komt een ploeg met zijn Jokken en kettings op Rxd 57:1. Een stel eggetanden Rxd 12, het hout tot de eggen Rxd 4, totaal Rxd. 16. Een gemeene ossewagen op Rxd 150 het minst, en met zijn jokken en kettingen op Rxd. 173. Dus wanneer een Landman een ploeg aan de gang wil setten, moet hij uitschieten
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||
Als men een ploeg 5 Jaaren gebruikt heeft, is die genoegzaam versleten; de stukken en brokken die overblijven kunnen beswaarlijk opwegen (tegen) het dagelijks onderhoud. Want het schaar moet alle 3 à 4 dagen, soo het land maar enigsins steenagtig is aangeset worden, waarvoor men Rxd 2:2 telkens betaald; dikwijls kan men qualijk, wanneer het land hoog en droog ligd, een mud zaad met één schaar inploegen. Men ploegd somtijds wel 4 a 6 ploeghoofden in een Jaar aan stukken. De 10 Zakken daar men het koorn in reid kosten 11 Rxd 2 Sch., deze zijn gemeenlijk in 2 à 3 Jaren versleten. Een nieuwe Pik of Graaf 1 Rxd 4 Sch. deze aangeset moetende worden, geeft men daarvoor telkens 6 Sch. Als men het land wel wil bewerken om een goede oogst te verwagten ploegd en egd men het land twee maal, te weten: het ene jaar braken en gelijk eggen en het ander jaar ploegen om te zaayen en ineggen. Men ploegd gemeenlijk voor een schepel zaad een schoft, dat is van 's morgens vroeg tot den middag, of van 's middags tot de avond. Gelijk ik bij H. Cloete, een der kundigste Bouwlieden gesien heb, dat men om 3 mudde koorn waar meede men 4 M(orgen) los en sandagtig lands besaayde, te veld te brengen, een geheelen dag, dat is 2 schoften, werkte met 6 ploegen, bij ieder 10 ossen, een Leyder, een drijver en een ploeger, een egge met 4 paarden en een Leyder en menner, en dan noch een zaayer die egter tweemaal zaayde, eerst voordat het land geploegd werd, en dan nog eens in de geploegde vooren, wordende hierna overgeëgd. Men verkiest dese manier, omdat het koorn dan egaalder staat. Dus 6 ploegen, 60 ossen, 4 paarden en 21 slaven. Wanneer men 10 M. van een wind, rekend men het een redelijke goede oogst. Doch hieromtrent moet men in agt nemen dat de bewerking van het land en de bemesting aldaar seer slordig en gebrekkig gaat, en men ver over de twintigvout wind, ja de garst, die gemeenlijk goed gemest word, tot een onbegrijpelijke quantiteit, gelijk H. Cloete mij heeft versekerd van een mud 90 m. te hebben ingesameld. Een koornsnijder kan op zijn best niet meer snijden als voor een schepel daags. Men is doorgaans genoodzaakt hiertoe slaven te huuren tegen 4 Sch. daags, omdat het koorn veeltijds gelijk rijp word, en de zware winden het ligd uit de airen slaat, als men het niet spoedig afmaait. Om 20, 25 tot 30 Mud Tarwe, naardat die goed schiet op de Trap- of dors-vloer zoodanig schoon te maken, dat zij leverbaar is, worden voor een dag arbeidens vereischt 24 tot 30 paarden naardat zij zwaar, en 6 tot 8 jongens naardat zij in hun arbeiden bequaam zijn, die ider moeten hebben een koornzak, een schudgaffel, een hark, dan nog 6 koorn schoppen, waarvan 't stuk bij de Compagnie 11 Sch. kost. Al dit gerey moet om de 3 jaaren vermeund ermeund en verwisseld worden. Ook hoordt hier nog | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||
bij een koorn. harp, die op een groote 30 Rxd. komt te staan, maar ook voor een geheele leeftijd kan strekken. Wanneer men een plaats kopen wil daar soo veel bequaam Land bij is, dat men 's jaarlijks 3 à 400 Mud koorn winnen kan, en die daarenboven van de noodigste gebouwen voorzien is, moet voor dezelve van 8 tot 10.000 gulden Caabs besteden; het geld zelf niet hebbende moet men 6 pC interest geven. Nieuwe plaatsen, die bequaam land hebben om koorn te bouwen zijn er nu vooraan in de colonie niet meer te krijgen. Bij alle deze beswaren in den Landbouw komt nog dat de meeste koornbouwers geen behoorlijke koornhuisen door de enorme hooge prijs der bouwstoffen hebben, om bij goede Jaren hun koorn in op te leggen; dus genoodsaakt zijn hetzelve gevoegsaam van de trap-vloer direct te vervoeren en te verkopen, dat voor hen gemeenlijk een lage markt geeft. Daarenboven zijn ver de meeste plaatsen, schoon zij een ruim uitgestrekt veld rondom haar hebben liggen, zeer slegt voorzien van goede weiden voor een groote menigte ossen en paarden, die zij wegens onkunde en daar door slegte manier van Landbouwen, nodig hebben, want het wild veld zonder eenige de minste cultuur onmogelijk het gestadig beweiden van soo veel vee geduurende een somer van 8 maanden, in welken het zeer selden regend, kan uithouden, maar ras met biesen en ander onkruid in plaats van gras beschiet, zelfs voor de beesten zoo ongesond wordt, dat men doorgaans op geen 4 Jaren dienst van een os rekend. Hierom is men gedwongen het vee, wanneer men het maar enigsins missen kan, naar een andere plaats, die verder af gelegen is, te senden, voor ieder van welke plaatsen 's jaarlijks aan de Compagnie betaald worden 24 Rxd recognitiegeld. En bekomt men zeer weinig mest, waarom men altijd verschot van land en gebraakt land nodig heeft, en zich ver uit elkander moet uitbreiden, sodat veele koornbouwers 2 à 3 schoften en zelfs verder van de Hoofdplaats wonen en 4, 5 en 6 dagen nodig hebben tot heen en weer rijsen, terwijl ieder schoft met de wagen gerekend word een gehelen nagt te rijden en bij dag stil liggen, en zij op ieder wagen niet meer dan 10 mudd. laden. De witte wijnen, vooral gemeenen, kunnen bij een vrugtbaar jaar dalen tot op 10 à 12 Rxd de legger. Andersins loopen zij van 15 tot 30 Rxd; de roode zijn omtrend eens zoo duur, maar worden ook minder gewonnen. In het Jaar 1777 is de Compagnie op de Carga van het Hoeker Schip Katwijk aan Rhijn aangerekend:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||
Die van Drakestein hebben mij in het generaal gesegd den Madera wijn, die van de roode groendruif, bij hen veel geteeld, komt, te konnen leveren voor 25 à 26 Rxd. Omtrend den wijn souden veele verbeteringen uit te voeren sijn; want ik heb bij den Drakesteinsche Predicant witte wijn gedronken, die men voor den besten Franschen sou genomen hebben; ook heb ik van goede rapporten, dat hij rooden wijn gehad heeft van den selve seef en geur als die van Bourdaux komt. Van ieder legger moet 3 Rxd. vatgeld betaald worden. Het fust is er, even gelijk het ander hout, bij uitstek duur, en het transport kostbaar, door dien men niet meer dan één Legger gewoonlijk op een wagen laad. Schoon er op den wijnplaatse weinig slaven worden gehouden, zijn de onkosten op den wijnteeld egter soo groot, dat de meeste lieden onder Drakestein, daar zij geen land tot de graanbouw hebben, zich op het voortqueken en drogen van vrugten hebben moeten toeleggen, waar van eenige versending naar Indie is, en waardoor zij eenig bestaan hebben, 't geen nogthans in de Fransche hoek, een kom tusschen het gebergte, waar in zich de laatst over gekome Vlugtelingen hebben nedergezet, vrij sober is, doordien de meesten aldaar hun broodkoorn moeten kopen. De Brandewijn word hier verkogt van 30 tot 100 Rxds de legger, naar rato van sijnen graad van sterkte, en dat de wijnoogst goed is. De Tarwe en de Wijn worden geteeld in de streek lands, die zich strekt van de Hoofdplaats langs den Tafelberg tot aan de Steenbergen tegen de Baay Fals, voorts aan de overzijde dier Baay langs de Hottentots Holland's Bergen, die van Stellenbosch en Drakestein, de rodesand's en Olifant's Riviers bergen, en van daar dwars af langs de Piquetbergen tot aan zee. Voorts voor een klein gedeelte in het land van Waveren en langs de Breede Rivier; in de beide Bokkenvelden worden meest Erwten en boonen gewonnen. In dese Uitgestrektheid, groot genoeg voor een Koningrijk, liggen de plaatsen in sommige streken wel naast en digt bij elkaar, maar de meesten op meer dan een, twee uuren afstand; hoewel er vele onvrugtbare vlaktens door gebrek aan water in zijn, word er na rato der uitgestrektheid weinig gewonnen. De onsekerheid of men zijne producten goed zal kwijt raken wederhoud menig een om nieuw land aan te maken, en de hooge prijs der slaven en materialen tot de bouwerije nodig maken die en het transport kostbaar; niettegenstaande dit in het generaal is mij versekerd dat men op zijn minst de helft meer koorn winnen zou indien men de Tarwe altijd tegen 22 Rxd. rijgeld de 10 mud konde debiteren. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||
De schraale en ongesonde weiden maken de bouwerije ook moeyelijk, terwijl men door onkunde in het onderhouden van weilanden, het maken van mest en andere besigheden der Landbouwerije alle die ongemakken niet weet te remedieeren. Door dese gebrekkihe wijse van Landbouwen hebben sig maar wijnige huishoudens in een groot district komen souteneren, dewijl de huwelijken doorgaans seer vrugtbaar sijn hunne descendenten al vroeg sig over het voorgebergte moeten trekken, daar sij sig, dewijl het transport van koorn niet doenlijk viel, op de veefokkerije hebben toegelegd. Voor de schapen heeft men gekosen het roggeveld, een streek in 't N.O. landwaarts in leggende, en voorts voor rundvee en schapen zich langs de Z.O. kust uitgebreid eenige honderde mijlen ver. De velden hier doorgaans zeer grasrijk, en de Lugtstreek zeer gesond zijnde, is de aanfok van vee direct groot geworden, zoodat men op ieder plaats bij honderde van rundvee en meer dan duisend schapen teelde; waarom men zich dan ook weid uit elkander heeft moeten verspreiden. Dan hoe grasrijk deze velden in de beginnen ook waren, hebben zij sonder cultuur het gestadig weiden meede niet konnen uithouden, maar is men genoodsaakt geweest, voor de differente saisoenen ook differente Landstreken te kiesen, ja de groote bouwboeren in het Caabsche district hebben in één Landstreek meer dan eene plaats moeten nemen, omdat zij soo een groote quantiteit ossen tot hunne bouwerije nodig hadden, en door de telkens afnemende prijs van het schapenvlees daaraan door een groter quantiteit van schapen moesten suppleren. Geringer Boeren hebben hierop al verder moeten wijken, eenigen lang, velen in 't geheel ongetrouwt blijven, en sig met Hottentottinnen meleeren. Sommige zich met twee en drie huishoudens in één huis behelpen, waardoor deze uitgestrekte Colonie, niettegenstaande de gelukkige, goede gesteldheid der Lugtstreek, vrugtbaarheid des gronds en der voortteling van kinderen, egter zeer mediocre bevolkt is gebleven, gelijk op te nemen is uit den generale opgave van burgers in 1776 gedaan (zie de informatienGa naar voetnoot4.) en in de particuliere opgaaf van Swellendam, mij door den landdrost in 't begin van 1777 mede gedeeld. In dese veraf gelege districten is de levenswijze der colonisten seer armoedig. Even over het voorgebergte, en onder Swellendam tot aan de Mosselbaay en vandaar tot aan de Zeekoerivier hier en daar, vind men doorgaans noch al redelijke huisen met een kamer twee à drie afgeschoten en met | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||
goede deuren en vensters, maar meest sonder solders om de schaarste van 't hout; doch de overigen en verderop komende, zijn niet dan rampsalige schuuren, van circa 40 Voet lang en 14 à 15 breed, bestaande uit een kleye muurtje van 4 Voet hoog, daarop een dak van riet, verre de meeste sonder eenige afsondering van vertrekken, de deure meest van fluitjes riet, en een vierkant gat tot een venster; de haard in een gat op den vloer, die van klay en beestenmest is toe gemaakt, sonder schoorsteen, trekkende de rook door een gat in het dak. De bedsteden gesepareerd door een Hottentots mattje, de meubelen naar rato. In sodanige woning heb ik tot drie huishoudens met hunne kinderen gelogeert gevonden. Verre de meeste sogenaamde Overbergsche Boeren komen maar eens in 't jaar op naar de Hoofdplaats, wegens hunnen verren afgelegendheid want ik heb er gevonden die rekenden 40 schoften van de Caab te liggen, en de moeyelijkheid om de kloven te passeren, waar langs zij door en over het voorgebergte moeten komen. Tot het over den weg komen met een wagen hebben zij tenminsten 24 ossen nodig, doordien zij er 10 te gelijk voorspannen, bij ieder schoft moeten verwisselen, en op sijn minst 4 overhouden tegen dat er van de beesten kreupel of door de leeuwen gevelt worden. Voorts twee Hottentotten behalven de Boer zelf. De vragt bestaat gemeenlijk in twee vaten boter te zamen uitmakende 1000 lb en in 4 à 500 lb zeep. Voor de boter maken zij gemeenlijk niet meer dan 3 st. per lb., want ze moeten die aan de opkopers verkopen, doordien ze zich niet lang aan de Hoofdplaats konnen ophouden, soo omden verren afstand, dien zij weder terug moeten rijden, als omdat zij aldaar geen weide voor hunne beesten hebben. De zeep geld 4 à 5 st. per pond. dus maken zij voor die vragt: 1000 lb boter à 3 st. = 62½ Rxd en 500 lb zeep à 5 st. = 52½ Rxd dus boter 62½ zeep 52½ = Rxd. 114.28 Hiervan moet hij aan de Compagnie betalen voor 2 recognitieplaatsen, die hij absoluut hebben moet, wil hij 1000 lb boter in een jaar maken om te verkopen, voor ieder Rxd. 24, is Rxd. 48. Dus van 114 Rxd. 24 st. afgetrokken 48 blijven er 66 Rxd. 28 st. voor hem over van een vragt, die hij eens in 't jaar kan doen. Wil de Gouverneur in plaats van de recognitiepenningen ossen tegen 8 Rxd. 't stuk aannemen, dan geschied hem een zeer grote gratie. Wat hij van zijn vee maakt, kan men naargaan uit de gelding daarvan. In de Cambdebo zijnde verklaarde mij een besaadigd man dat hem eenige dagen te voren voor een vetten os, dien ik op 700 lb schatte, 5 Rxd die hij eischten waren geweigerd; hetgeen niet te verwonderen is, want al kost het rundvee aan de Hoofdplaats 4 st. 't lb, zou soo een beest 23 à 24 schoften verre moeten gedreven worden en dus merkelijk | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||
van zijn vlees verliesen. Het schapenvlees was thoen bij de regering bedongen de 16 lb tegen een schelling dat is-tegen 3 duit het lb., dus gold een vet schaap aldaar niet meer dan 4 schell. Van de overwinst op de bovengem. boter en zeep, en hetgeen hij van zijn vee maakt, moet hij zich en zijne familie kleden, hoe armoedig dat ook geschied, want de geheele kleding van een boer bestaat in een ledere broek, blaauw hembd, blaauw gestreepte borstrok en een hoed op. De vrouwen naar rato, beide altijd blootvoets; hij moet opdoen voor zijne huishouding, zuiker, koffij, thee en al 't geen 't land buiten melk, vlees en brood (ja velen hebben de magt niet om dit laatste articul zelf te winnen, maar moeten het koorn kopen of voor vee ruilen) niet opgeeft: en voornamentlijk moet hij zich daar uit de nodige bouwmaterialen, die van die overwinst het grootsten gedeelte door hunne excessive hooge prijs, wegslepen, voorsien. Door dese geringe connectie met de Hoofdplaats vermeerderd de beschaafdheid der ver afgelegene colonisten gansch niet, en het Herders leven, waar aan sy sig moeten overgeven, maakt hen niet seer werksaam. S' Morgens sijn vee uit de kralen te sien gaan, en se 's avonds er weder inkomen, is sijn grootste besigheid, voorts van tijd tot tijd eens op de Jagt rijden, wanneer de meesten nog een Hottentot mede nemen om het wild te dragen. Hunne indolentie gaat reeds soo ver, dat zij sig de moeite niet geven om groentens of vrugten te teelen; daar men nog iets vind, is sulks aan de vrouw te danken. Verscheide jonge knapen, die geen middelen hebben om sig ter neder te setten, hebben hier of daar een armoedige hut, alwaar sij sig met eenige Hottentotten ophouden. Ik sie hier uit geen ander gevolg, dan een gehele verbastering der natie, die mogelijk wel eens ruim soo gevaarlijk voor de colonie kon worden als de Bosjesmans Hottentotten nu sijn, want hoe uitgestrekt ook zij is, sal er ras voor soo een Herdersleven plaats te kort komen, gelijk sij nu reeds telkens met elkander over den grond disputeren, in welke disputen ieder sig naar sijne sterkte zal recht doen, want ik heb er velen gevonden, die het doen beslegten hunner verschillen door den landdrost en Heemraden en voorts door de raad van Justitie aan de hoofdplaats zeer begon te verdrieten, en van aan sig selve korter recht te verschaffen, spraken. Kan het land dan niet sufficieren voor lieden, daar nog eenige beschaafdheid bij is, want sal het wesen voor sulken die sig met de Hottentotten en Caffers mengen? Bij alle dese ongemakken voor de colonie komt eindelijk nog bij het roven en plunderen der Bosjesmans Hottentots, die op eens tegen de Colonisten zijn opgestaan, zeer waarschijnlijk door de slegte behandeling, die zij van hen geleden hadden: hier door vlugten er velen uit de binne- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||
landen en trekken naar de aan zee gelegen districten, alwaar ze bij mijn aanwezen in de Colonie de aldaar ter neder geseten Colonisten reeds in den weg begonnen te komen. En moet er gestadig een Commando van Boeren in het veld op de been sijn, om hun vee te beschermen. De landen langs de Z.O. en zeekust gelegen konnen seer vrugtbaar zijn, dewijl aldaar een menigte van rivieren van het gebergte dwars door naar zee lopen, de grond doorgaans een gemengde klay is, en het tot op 4, 5, 6 Uuren van zee wel heuvelagtig maar niet met bergen is. Vele deser rivieren, als de Sondags, Gamtous, Gourits en Breede Rivieren, die in zee uitlopen, zijn breed genoeg om soo niet in het droogste des somers, ten minsten des winters en in de voor- en na-jaren met platboomde vaartuigen bevaren te worden; zelf heb ik de breede Rivier op een distantie van wel 25 Uuren van daar zij in zee loopt met een schuit moeten overvaren, en op 8 Uuren van haren mond, daar zij met de rivier sonder eind verenigd, word regulier op kosten van het Swellendamsche district een pond gehouden. Boven de Mosselbay, daar het gebergte zich nader naar de zeekust wend, ligd een weid uitgestrekt en swaar bosch, hetgeen zich in de Lengte wel 30 Uuren ver uitstrekt, en met verscheide punten 4 à 5 Uuren ver in de breete tot aan zee loopt, waar in ik een der vooraan in 't bosch staande bomen gemeten heb, die op de hoogte eens mans borst met een glad hoog en regt opgaande stam in zijn omtrek de dikte had van 16 V. 9 d. Amsterd. maat; zoo stonden en lagen er verscheiden. De Yken en dennen bomen, die aldaar sijn gebragt, groeien alwaar se maar op een luwe plaats en niet al te droog komen staan, veel schielijker dan hier; verscheide plaatsen sijn er bequaam toe, dog de kennis en ijver tot voortplanting is seer gering. De Cambdebo en de streek verder oostwaards op tot aan de groote Vis Rivier leveren de beste wijden voor het rundvee uit. De Sneeuwbergen hebben kort gras, en zijn dus beter voor schapen geschikt. Beoosten de Sondagsrivier was de grond noch in zijnen natuurlijken stand, en groeide het gras tot een kniehoogte. De Landen boven de Piquetbergen naar 't N. als meede Landwaards in naar 't N.O., buiten het roggenveld, zijn voor het grootste gedeelte zandof duinagtige en dorre Caro velden, daar bijna niets groeit uit gebrek aan water. Op zijn best is hier of daar eenige weide bij een beekje, doch die plaatsen zijn al meest verlaten. | |||||||||||||||||||||||||
Middelen van redresHoe seer de Colonie nu in een quijnenden staat is, en mogelijk tonnen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||
gouds jaarlijks aan de Compagnie kost, sou sij egter merkelijk konnen verbeterd worden, om duisenden van colonisten een gelukkiger levens staat te doen genieten en soo al geen directe winst aan de Compagnie, ten minsten een merkelijk minderen uitgave te geven. Maar hiertoe dienen in de eerste plaats twee voorname zaken, te weten: een débouché voor hunne producten, en een middel om de materialen tot den landbouw nodig, vrij beterkoop te konnen krijgen als nu, want al liet men het vertieren hunner producten noch soo seer open, en al verbeterde men de Landbouwerij nog soo, souden de swaare prijsen dier materialen zulke grove producten als koorn en wijn soo kostbaar maken, dat sij boven de vragt der schepen voor sulke lange rijsen geen genoegzame winst zouden konnen geven. Alvorens men hieromtrend het permitteren van den vrijen uitvoer der granen iets bepaald, behoord men versekerd te sijn, dat er langs de Z.O. kust eenige goede havens sijn, want om diergelijk grof product van daar naar het Caabsche district per as te vervoeren, is niet doenlijk. Dat er diergelijke havens sullen sijn, is niet aan te twijfelen, omdat de Mosselbay reeds bekend, en onlangs de Plettenbergs baay gevonden. is, welke beiden seer goed sijn, en dat de swarigheid voor de Z.O. wind waar voor die kust anders open ligd, verder O. op minder is dan naar de W. zijde, vermits die wind hoe oostelijker dat men komt soo veel te meer verminderd; self is mij door kundige lieden op die kust wonende versekerd, dat de aldaar meest heerschende winden, somers uit 't Z.W. en 's winters uit 't N.W. waaien, beiden streken, die van de landzijde komen. Voor eerst komt dan in aanmerking, of men aan de Colonisten niet soude konnen permitteren de vrije vaart langs de Oostkust van Africa, en voorts naar Oost Indie met sodanige uitsonderingen van comptoiren, als de handel van de Compagnie in eenige waren niet soude toelaten, en van plaatsen als de Tractaten met vreemde Mogendheden souden verbieden. Het vertier zoude hierdoor merkelijk accresceren en wel voor al in de wijnen, maar souden ook teffens mogelijk meer Oost Indische waaren in retour aangevoerd worden, tot het gebruik in de Colonie; doch in geval sorgvuldig belet wierd, waar zeer wel mogelijkheid toe is wanneer men aldaar en hier behoorlijk vigileerd, dat geene dier O.I. waren direct herwaards gevoerd wierden, zie ik niet, wat nadeel er de Compagnie door sou lijden. Was de Compagnie de eenigste commercierende natie in de O.I. gewesten, dan zou een meerder aanvoer van die goederen aan haren handel konnen hinderlijk zijn, maar nu er soo veele volken op commercieren, kan het er seer wijnig toe doen of men aan de Caab al diergelijke goederen aan vreemde natien kon verkopen. Die natien souden er in de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||
eerste plaats door lijden ten voordele van een Colonie der Compagnie, en dus bij consequentie van haar selve. Doch het is niet te voorsien, dat dese handel met vreemde natien veel soude zijn, want hare uitsluitende compagnien souden hier zelf genoeg tegen waken. Door dese vaart sou het Gouvernement hare inkomsten merkelijk konnen vermeerderen, door een modicque licentie; al was 't alleen door de vermeerdering van haare Tiende. Voorts zou de vraag zijn, of men in het binnenste van Africa met der tijd geen commercie sou konnen openen en een grote quantiteit wijn en brandewijn slijten. Men debiteerd doorgaans dat de Hottentotten soo seer aan hun wild leven gewoon zijn, dat zij zich liever met een schapen vagt souden dekken, hun raauw vlees verslinden en genoegsaam in den open lugt leggen, dan onse klederen dragen, ons brood en toebereid vlees eeten en in onse huisen slapen; dog ik heb bij so vele natien van Hottentots en Caffers als ik gesien heb het tegendeel ondervonden. Want den Hottentotten, die ik op mijne Landtogt meede had, heb ik geen groter present konnen doen, dan van kousen, een broek, een wambuis en een hoed; zij aaten zeer wel brood en gebraden vlees, en dronken gaarn een glas wijn, vooral brandewijn. Alle de Overbergsche Boeren boven de Mosselbaay gebruiken bijna niet dan Hottentots en Hottentottinnen, sommige bastaard Caffers; alle weten zij zich zeer wel met brood en toebereid vlees te geneeren en slapen liever onder dak dan in hunne hutten; dat zij geen klederen dragen is eer aan de armoede en woestheid onser Boeren te wijten, dan aan hunne keus, gelijk blijkt bij sommige vooraan gelegen en beter gestelde boeren, bij wien ik verscheide Hottentots en bastaard Hottentots in onsen kleding gezien heb. Self is mij voorgekomen dat de eigentlijke Caffers seer gesteld zijn op den opschik, want al dat maar eenigszins tot versiersels dienen kon, was hunne gading; ook smaakte hun ons brood en karmenaden seer wel; hunne hutten zijn ook soo digt, als onse huisen immers wezen konnen. Soodat ik vaststel, dat dese woeste natien seer wel te beschaven souden zijn; deze beschaafheid allenskens voortgaande sou hen aan meer behoeftigheden onderhevig maken, en van zelf aansetten om of in hare eige districten of bij verder afgelege natien iets te zoeken, waar voor zij die behoeftigheden zouden konnen ruilen, waartoe ik gisse dat die inwendige Landstreeken woorwerpen genoeg soude opleveren. Als bij voorb. welke gommen trekken de Engelsche niet van de rivier de Gambie? hoeveelerlei soorten van zijde-capok worden er niet dagelijks Landwaards in ontdekt? De olifantstanden zullen hoe langer hoe raarder, naar mate de Colonie bevolkt raakt, worden, omdat die dieren zich binnewaards retireeren, dus zal men die tanden door den tijd van de Hottentots moeten | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||
krijgen: dan sou soodanige eene communicatie met de binnewaards gelege natien nog een groot vertier in de O.I. waren maken, en dus de swarigheid verminderen, dat die goederen alhier te veel souden aangebragt worden. Een groter vertier dan nu van sommige producten zou in de colonie zelf vice versa konnen gevoerd worden. Want daar de landstreek bewesten het Voorgebergte naar de Hoofdplaats een seer goede situatie en grond heeft voor den wijngaard, is 't mij voorgekomen dat het Overbergsche er zeer wijnig toe geschikt is, ten minsten de geringe wijn, dien ik er geproeft heb, was zuur en wrang. Daarenboven daar de eerste streek bijna geen hout heeft, zijn er in het tweede swaare bosschen die gestadig voortduren konnen soo sij behoorlijk behandeld worden. Ieder hakt hier den besten boom, dien hij vind; om soo een boom te vellen worden er wel 10 à 12 rondom staande geschonden, en om hem uit het bosch te slepen noch meer; dewijl de krom groeiende bomen blijven staan, en hunne takken wijd uitspreiden, kan het jonge opslag niet doorschieten, maar blijft quijnen. Soo zijn de bosschen bij Stellenbosch, langs de rivier sonder eind, en het grootvadersbosch geruineerd, in welk laatste ik Uuren gewandeld heb, sonder een hakbaren boom te vinden. De akkerbouw dan in het Overbergsche door een behoorlijk vertier aanwakkerende, zou den Landman in staat stellen om zich met een dronk wijn en brandewijn te verkwikken, daar hij zich nu, buiten de koffy en thee met een teug schoon water moet behelpen. En wanneer van de Bosschen, als het Autonicqua Bosch, 's jaarlijks eenige percelen ten voordele der Colonie werden verkogt, en voor de voet weggehakt, sou het jong opslaande hout weder konnen doorschieten, die bosschen in stand houden, en een ruime en geregelde kostwinnning verschaffen aan verschiede colonisten door kundige lieden met wijnig kosten zaagmolens konden oprigten, hun hout vervoeren naar de nieuw ontdekte Plettenbergsch Baay of Mosselbaay. De schepen die dit hout naar de Hoofdplaats vervoerden, en de Ingesetenen daar omstreeks van soo een nodig materiaal voorsagen, soude van hunne wijnen in retour van betalinge een goede quantiteit konnen terug voeren, en zou dus dese verwisseling van producten der Compagnie meede voordeel aan haare Tiende of vatgeld geven, so een noodsakelijk gewas als het hout in stand houden, en de colonisten over en weer gerieven. Het binnenwaards gelegen district van de Cambdebo zou hier mede van kunnen profiteeren, dewijl het trans port naar zee van daar qualijk vier à 5 schoften is over een gelijken weg. Van het directe vertier hier naar toe spreke ik niet, dewijl dit aan al te grote swarigheden is onderworpen; egter zou men het selve in een sekere graad moeten admitteren, want anders kan de colonie niet wel voorzien | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||
worden van materialen tot den landbouw nodig tegen een gematigde prijs, waarvan de noodsakelijkheid tastbaar is. Aan de Compagnie te vergen, dat zij hare uitgebragte goederen voor een mindere prijs levere, zou die commercie voor haar noch minder voordelig maken dewijl het nu reeds niet onwaarschijnlijk is dat wanneer men eens een accurate rekening maakte van het geen aan de Compagnie het salarieren van soo vele bedienden, als er tot de pakhuisen nodig zijn, en het bouwen en onderhouden dier pakhuisen zelf, welke onkosten binnen wijnige jaren merkelijk zullen moeten vergroot worden dewijl het Casteel er al vrij oud begind te worden; komt dus te kosten; en daar tegen de winst op die waren balanceerde, die balans niet zeer ten voordele zoude overslaan. De bouwmaterialen dus op deze wijze niet wel voor een mindere prijs aangevoerd kunnende worden, sou in bedenking komen, of men den colonisten niet soude konnen toestaan, om in 's Compagnies schepen, het geen zij nodig hadden, tegen het betalen van sekere recognitie en vragtpenningen van hier te laten komen; waar toe ik denke dat zij zeer genegen souden zijn, doordien zij de goederen naar hunnen sin zouden konnen ontbieden, en sonder twijfel hunne correspondenten beter ontvangen, als zij ze nu veelmaals bij de Compagnie kopen moeten. Een blijk hiervan is onder anderen in het timmerhout. De nuttigste balken voor hen zijn van 6 en 8, 7 en 9 duim dik, en 21, 22, 23 voet lang, alsmede planken van 1¼ duim en 21 voet omdat onder andere gebouwen hunne wijnkelders 20 voet wijd moeten zijn, om gevoeglijk 2 reijen met vaten te konnen bergen, en ruimte genoeg te hebben tot een middelpad en omdat men de balken ordinair 3 voet van midden tot midden legt, en dan daarmede 8 balken kan bekleden. Egter gebeurd het dikwils, en vooral uit de besendingen uit Zeeland, soo mij berigt is, dat men het hout tot dat caliber niet kan krijgen. Waarschijnlijk zou de Compagnie bij sodanig eene uitvragt te kort komen, doordien de onkosten van hare uitrusting en de assurantie van haar schip meer zouden bedragen, als het geen zij aan licentie en vragtpenningen trok. Maar om hier aan te gemoed te komen, sou men den Colonisten, die van dese uitvoering voor hare rekening wilden profiteren, konnen constringeeren tot een hervragt van sodanige producten, als men hier met winst kon kwijt raken; hetzij de Compagnie die hervragt voor hare rekening nam, of ze aan de Colonisten overliet onder sodanige restrictien, om door de Compagnie zelf gelost, opgeslagen en verkogt te worden, als men zou nodig oordelen om alle ongepermitteerden handel voor te komen. De schepen hier toe nodig souden ook mogelijk met minder kosten konnen uitgerust worden dan nu. Diergelijke als op Surinamen varen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||
souden hiertoe wel bestand zijn, want in een tijd van hier uitvarende, om met het somersaisoen op de Africaansche kust te komen, heeft men buiten het vaarwater naar de Colonien in de West komende geen stormen te wagten; en in de t'huisreis zeilt men tot bij de. Linie in een Z.O. passaat met slegt water. Daarenboven is het niet te voorsien, dat de Compagnie ligt gelibereert zal worden van de noodsakelijkheid om 's jaarlijks een groot getal manschap voor Indie uit te senden, waartoe dese schepen dan meede souden konnen dienen. Want schoon zij alleen tot aan de Caab souden varen, zou de Compagnie wel eens konnen oordelen, dat het voor hare Etablissementen in Indie het vijligste, en voor haar het minste kostbaar uitquam, om een seker getal troupes aan de Caab in gereedheid te houden, ten einde op de eerste requisitie direct verder te konnen geexpediëerd worden. Bij een onvoorsien toeval zou de meerdere vaart, die er dan was, het spoedig expediëeren van de benodigde manschap ook konnen faciliteren. Mogelijk was er wel een schikking te maken waardoor de Compagnie dese manschap op halve gagie in de Colonie kon houden, met se bij Compagnien in onderscheide districten te leggen, alwaar sij sig op een acte van verlof bij de Boeren konden verhuuren en eens 's weeks in de krijgshandel onderhouden worden. Het teelen van verscheide producten, buiten het geen de Colonie nu opleverd, zoude hier in te voeren zijn; als 1o. het stoken van genever, dewijl die boom alhier seer weelderig wast; het debiet van desen sterken drank zou landwaarts in groot konnen worden. 2o. het winnen van fijne woll door het inbrengen van Spaansche en Barbarijsche schapen. De Lugtsgesteldheid laat toe de schaapen altijd in de open lugt te laten; en verschiede districten, als het Roggeveld en op de Sneeuwbergen zijn bekend voor excellente schapenweiden, daar geen hout of bosschen, die de wol schadelijk zijn, staan. Dat er nu geen wol geschoren word, is toe te schrijven aan de slordige wijze waarop zij de bokken bij de schapen laten lopen, waardoor de vagt terstond verhaird. Ik heb koussen van Caabsche wol medegebragt, die zoo fijn als sayetten zijn. 3o. de Catoen groeit weelderig omtrend Smirna, dewelke op hoger Noorder- dan de Caab op Zuiderbreete ligd; waarom zou die struik ook daar niet voort willen? Wanneer dit gewas in bloeij staat, dat is in het midden des somers, wil het geen swaare regens hebben; dese nu vallen hier zeer wijnig in dat saisoen, vooral in het overbergsche. 4o. Tot het voortqueken der zijde-wormen is het Climaat hier zeer favorabel en de bomen hebben hier een somer of groeitijd van 8 maanden | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||
lang. Wel is waar dat men derselver culture reeds geëntameerd heeft, en dat ze mislukt is, maar ook de plaats, die men er toe genomen heeft, is er het minst bequaam toe, namenlijk aan het Voorgebergte bij de Tafelbaay, daar de sterke Z.O. winden zo sterk waayen. Aan dit ongemak zijn de landen langs de Z.O. kust Oostwaards op niet onderhevig. Dit product althans zou een swaare vagt konnen lijden 5o. Is er een land ergens beter geschik tot het houden van beyen, en het versamelen van was, het is dit, waar van de velden genoegzaam het geheele Jaar door met bloemen bedekt zijn, en de gesteldheid der lugt toelaat, dat ze altijd door blijven werken. In dit ons koud Climaat, daar ze meer dan een half Jaar voor de kouden moet bewaren en hoeden, geven die dieren veel winst, hoe veel te meer zou men het aldaar van hen te wagten hebben? Maar souden het openstellen van een débouché voor de producten, het geven van gelegenheid om de bouwmaterialen tot een convenable prijs te konnen bekomen, en het invoeren van nieuwe producten, eenig goed effect hebben, de manier van Landbouwen zou zeer moeten verbeterd worden, en soo wel daartoe als tot de nieuwe producten kundige luiden geëmployeerd worden. Indien men de verbetering van den landbouw aldaar van mondelinge onderrigtingen wilde verwagten, zou het er even soo gaan als hier: Mijn Vader en Grootvader hebben 't soo gedaan, waarom zou ik het anders doen? Hiertoe sou dan in de eerste plaats nodig zijn een kundig en ongeinteresseerd man, die niet uit glorie of heerszucht, maar uit een ijver, het welzijn van soo veele zijner medemenschen te helpen bevorderen, het generale opzigt over die binnenlandsche schikkingen onder den Gouverneur op sig nam, want het voor dat opperhoofd onmogelijk is, zig daar soo veel als wel soude behoren, mede op te houden. Men sou van hier eenige bequame jonge kundige bouwlieden uit differente landstreken, vooral uit Zeland en Groeningerland derwaards over moeten brengen en in differente districten, naar mate zij gewoon waren in klay- of zandgronden te bouwen, plaatsen. Dese jonge boeren zouden de bouwerije naar onse wijze die ik oordeele, de beste te zijn, moeten inrigten om door sprekende voorbeelden de Afrikaansche Landlieden te onderrigten. Tot het invoeren van nieuwe producten sou men aldaar deskundige luiden moeten etablisseren. Wanneer nu de opsigter deser binnenlandsche Oeconomie de nodige attentie aanwende om de hinderingen in den landbouw, die aan dit land eigen sijn, soo veel mogelijk te remedieren, gelijk onder andere aan het natuurlijk gebrek van weiden in den somer door het meer introduceren van muilezels, die uit esels van St. Jago hier ge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||
bragt, seer wel worden voortgeteeld, en seer sterke beesten worden; waardoor het groot getal ossen, die er nu op een bouwplaats vereischt worden, konde gemenageerd worden; en dat dese nieuwe Colonisten eenigen tijd aan den gang waren geweest, gelove ik niet, dat men vele moeite zou hebben om den Capenaaren te overtuigen, dat tot een goede bouwerije geen soo een uitgestrekt veld, als zij nu beslaan, nodig is, en indien de gemelde opsigter zich het vertrouwen der opgesetenen wist te verwerven, zou hij hen ligt permoveren om zich met minder land te contenteeren, en dus de Colonie digter in een bevolkt raken; op desen voet is er geen tijd te voorsien, dat er gebrek aan goed bouwland zou zijn. Door het openstellen der vaart langs de Oostkust van Africa en naar Indie souden er sekerlijk een groote quantiteit slaven worden ingevoerd, dewijl daar aan nu een groot gebrek is en bij de eerste toeneming der bloei van de Colonie noch groter zou zijn; maar indien men er met der tijd de slaven konde afschaften en de Landbouwerije in het geheel op de Vaderlandsche wijze inrigten, geloove ik, dat men er merkelijk door soude profiteeren soo omtrend de Landbouwerije zelf, als de defensie der Colonie. Want daar men de faculteit heeft om slaven te hebben, worden der boeren kinderen Heeren, en leeren wijnig van den landbouw; daarbij komt, het werk, 't geen een swart doed, soo ten opsigte der deugd als geswindheid niet in comparatie bij het geen een Europeesch kan uitvoeren. De sterke populatie, die hier dan zijn zou, zou handen genoeg tot den landbouw leveren, en veelen werksaam maken, die anders niet veel nuttigs doen. Wanneer men dit van den beginne in het oog hield, zou het mogelijk gemakkelijk te effectueren sijn, in de overbergsche colonie, die noch niet seer bevolkt is, en alwaar men seer wijnige slaven heeft. Het voordeel van dese wijze van Landbouw boven dien met slaven sou dit voorbeeld ras doen volgen. De Compagnie sou meer staat op Europesche ingesetenen, dan swarten slaven konnen maken tot defensie harer Colonie, terwijl het a leen aan de wijse, op welke men hen liet bestieren, en de middelen, die men hen gaf, tot een gelukkig bestaan, sou afhangen, om ze tot getrouwe onderdanen te hebben. Het tegendeel, vreese ik, zou nu bij een vijandlijke attacque maar al te seer blijken, want ik heb er verscheiden hooren zeggen, wat kan het mij scheelen, wie er Heer van dit land is, wij konnen het nooit slegter hebben dan nu? Uit het verleenen van de faculteit om voor eige rekening het benodigde van hier te laten komen, en openstellen der vaart naar Indie, zou volgen, dat er verscheide bedieningen, als van Dispensier, keldermeester, Pakhuismeester enz. nodeloos wierden. Want al behield de Compagnie aan sig de hervragt van producten naar Europa, vereischen de leverancien daar- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||
toe juist geen pakhuisen om se voor de inscheping in op te slaan; de meerder handel sou de Ingesetenen van self pakhuisen genoeg doen timmeren, waar uit die producten direct konden gescheept worden; haperde er ook iets aan die producten, men sou beter weten, aan wien sulks te wijten was, en het konnen remedieren, dewijl geen leverancier de schuld op 's Compagnies pakhuisen sou konnen werpen. Zelf zou door het ophouden der commercie voor rekening van de Compagnie het ampt van Hoofdadministrateur vervallen, dog dit kan niet dan tot minder uitgave voor de Compagnie strekken. Sekerlijk zou het voor de Lieden, die dese ampten nu bekleden, en daar aan op zijn meest een ruime kostwinning hebben, hard vallen, dat men ze daarvan destitueerde, maar al liet men hen bij wijze van tractement hetgeen zij nu trekken, en formeerde uit dese voorname Bediendens een commissie tot de Equipage, om met den Equipagemeester de besorging te hebben over de verversching en expeditie van 's Compagnies schepen, en voorts met het Hoofd der militie te sorgen voor het onderhoud der soldaten, enz., zou er reeds veel geprofiteerd worden door de vermindering der mindere bediendens, die in de nieuw op te regten Overbergsche colonie tot meer dienst souden konnen geemployeerd worden, en door het menageren van het onderhoud der pakhuisen. In het generaal zou het Governement een groote vermindering in zijne uitgave konnen hebben, indien het alle de etablissementen van slavenlogie, Compagniesstal en buitenposten, die men bij de oprigting der Colonie nodig had, omdat de Colonisten niet konden aanvoeren hetgeen er al tot onderhoud der Bediendens en verversching der schepen nodig was, maar nu tot geen ander voordeel dan dat der Baasen strekt, afschaften, dewijl men tegenwoordig reeds door de Burgers alles vrij beter aangereden, en door huurslaven bewerkt kan krijgen, wat men wil. Twee staaltjes daarvan komen er mij nu van te binnen. Qualijk 3 dagen aan de Caab geweest zijnde, zag ik een Compagnies langwagen, gelijk aan een bierstel, alwaar twee 5 voets kisten opstonden, door 50 slaven uit de logie, so mans als vrouwen, van het strand naar het pakhuis trekken; en ter gelijkertijd twee diergelijke kisten alleen door 8 huurjongens ruim soo ver dragen. Een troep trekossen van de schuur, een buitenpost der Compagnie, heb ik menigmaal zien wijden door twee Europeschen, die soldaten of matroosengagie trokken; daar een swarte slaaf of Hottentot dit werk ruim soo goed zou verrigt hebben.Ga naar voetnoot5. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||
Nadere elucidatien zouden de noodeloosheid van het aanhouden aller dese posten nog beter aantonen. Wanneer nu de Colonie aan het floreeren raakte en de Landbouw aangewakkerd, zou de Compagnie van alle dese Landerijen, die gemeenlijk in de beste districten liggen, een goede somme gelds maken, die tot versterking en bescherming der zee-havens konden geemployeerd worden. Men behoorde den Colonisten ook eenige deel aan de regering te geven en se daardoor gerust te stellen op het maintineren hunner voorrechten, waar door se niet dan des te meer geattacheert sullen raken aan hun Vaderland, en overigheid. Indien men de regering geheel in handen van 's Compagnies dienaren overlaat, komt er te groote distinctie tusschen hen en de burgers, daar seer ligt oppressie en onrust uit voortspruit. De Gouverneur, Fiscaal en het Hoofd der Militie souden met eenige Raden om de 4 of 6 Jaren uit de Colonisten volgens de onderscheide districten gekoren, soo wel 's Compagnies saken als de Burgerlijke huishouding der Colonie konnen waarnemen. Was men noch bevreest dat de Gouverneur te veel invloed op die Raden sou hebben, men sou de verkiesing deser Raden aan de Burgerije konnen overlaten, en de approbatie aan den Gouverneur stellen. Alhoewel men qualijk door eenige bepalingen soude konnen beletten, dat de Gouverneur altijd veel invloed in den Raad had, sou deselve ten minsten veel minder sijn dan nu, daar van alle Raden, buiten den Independent Fiscaal, gene sijn, of sij hangen door hare administratien van hem af. Omtrend het heffen der Compagnies en burgerlijke lasten sou men ook veel hatelijkheid konnen voorkomen, door de uitsettinge daarvan te laten doen door Land-drost en het geheele corps van Heemraden ten overstaan van eenige der voornaamste Ingesetenen, hiertoe specialijk geconvoceerd, of door de Colonisten zelf gecommitteerd; welke uitsettinge door alle de present sijnde Heemraden en geconvoceerden of gecommitteerden opgesetenen ondertekend, en aan den Politieken Raad ter approbatie gepresenteerd moeten worden. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 180]
| |||||||||||||||||||||||||
Renosterjag by die Klein Visrivier. Op 1 November 1776 het Swellengrebel se geselskap 'n renoster opgejaag wat vervolgens deur Hendrik Cloete geskiet is. Skilder: Johannes Schumacher. (Foto: Drostdy-museum, Swellendam)
Rhinoceros Hunt at the Little Fish River. On 1 November 1776, Swellengrebel's party disturbed a rhinoceros that was subsequently shot by Pieter Cloete. Painter: Johannes Schumacher. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 181]
| |||||||||||||||||||||||||
Renosterjag by die Klein Visrivier (detail). Volgens die joernaal moet die jagter links met die geweer Pieter Cloete wees. Die ander, te perd, is waarskynlik Swellengrebel self. Skilder: Johannes Schumacher. (Foto: Drostdy-museum, Swellendam)
Rhinoceros Hunt at the Little Fish River (detail). The hunter on the left with the fire-arm must be Pieter Cloete, according to the journal. The other, on horseback, is probably Swellengrebel himself. Painter: Johannes Schumacher. |
|