Briefwisseling oor Kaapse sake 1778-1792
(1982)–Hendrik Swellengrebel jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
VIII Swellengrebel aan J.A. Baron van Plettenberg,
| |
[pagina 90]
| |
staat, dewijl ik oordeelde, dat ieder daarin de securiteit moest hebben, dat noch sijne goederen, noch sijn persoon konnen worden aangetast dan door een geregtelijk vonnis van sijn competenten regter en dat soo men al hier te lande in troebele tijden aan Burgemeesteren der steden de magt had gegeven om op een politicque resolutie eenen Burger de stad uit te setten, dit een gandsch extraordinaire remedie voor die tijden was; daar so een uitgesette sig dan nog terstond kon vervoegen aan Gecomm. raden of gedeputeerde staten, waar toe hen den weg expresselijk open was gesteld, tot rehabilitatie.Ga naar voetnoot8. Na veele woordewisselingen raakten wij het egter eens, dat, alleen om de saak niet te doen eclateren, ik op mijn plan sou voortwerken, en den lieden een goed Advocaat aan de hand geven, waar toe Sijn Ed. proponeerde eenen Advoc. Calkoen,Ga naar voetnoot9. dien ik aanneem hen voor te dragen. Mijne lieden bragt ik wel op het spoor om twee Memories te doen inrigten, de eene tot een Generaal redres, welke sij souden inleveren, en de anderen, hunne bysondere grieven bevattende, welke sij niet souden produceren, maar behouden of [indien] het nodig was deselve aan den een of anderen te vertonen: dog om van advocaat te veranderen, vermits sij hunne papieren aan eenen advoc. de GraafGa naar voetnoot10. reeds hadden overgegeven, wilden sij niet van hooren. In een nadere conferentie aan den Heer Eersten MinisterGa naar voetnoot11. hier van verslag gedaan hebbende, raakten wij het opnieuws oneens in onse begrippen, en selfs soo verwijderd, dat ik het niet op mij durfde nemen mij verder hierin te laten, terwijl ik begreep, dat als men hen wilde persuaderen om hunne particuliere beswaren terug te houden, dit moest sijn op eenige versekering, dat men hen eenig genoegen sou geven, hetgeen niet te voorsien was, soo lang de Heer Eerste Advocaat, het spil, waarop de geheele Comp. draaid, de merite van hunne klagten soo frivool bleef considereren. Ik declareerde sijn Ed. daarom dat ik mij in die saak verder niet kon inlaten, en sij de voorn. adv. Calkoen, als aan hen geheel onbekend sijnde, niet wilden gebruiken, terwijl hun Advocaat siek was geworden, hen een ander besadigd man sou aan den hand geven, doordien ik vreesde dat sij anders bij iemand mogten komen, die dese gelegenheid souden arripieren om der Comp. iets piquants voor te leggen, waar toe | |
[pagina 91]
| |
ik hen heb gewesen aan den adv. Luyken,Ga naar voetnoot12. een man, dien ik van ieder voor seer moderaat heb horen beschrijven, en dewelken ik ten overvloede nog heb voorgehouden, wel in agt te nemen in welke relatie de klagers ten opsigte hunner regering stonden. Groote 14 dagen sijn er hier op verlopen sonder dat ik bijna ergens van gehoord heb, maar hier na versogt mij de Hr. V.d.O.Ga naar voetnoot13. andermaal over te willen komen,Ga naar voetnoot14. vermits hij berigt had, dat de memorie eerstdaags stond ingeleverd te worden, en hoop had dat men iets goeds sou konnen uitwerken wanneer deselve te doen agter wegen bleef; gelijk hij dan ook de Caabsche lieden had versogt met het presenteren derselver soo lang te wagten, tot dat ik sou sijn overgekomen. Dog sij schijnen gevreesd te hebben, dat ik hen van hun voornemen sou retourneren en soeken te beletten iets voor den dag te brengen, waarvan sij seer amoureus waren; ten minsten in plaats van te wagten, hebben sij sig overhaast, en de memorie overgegeven, eer ik te Amsterdam kon sijn. Ik heb thoen getragt hen te bewegen om de memorie terug te vragen, dog hier was geen kans toe had men hen direct eenige pointen van redres toegestaan, souden sij se aan hen aangeboden wordende, wel terug genomen hebben; maar de kogel was door de kerk. De Heer AdvocaatGa naar voetnoot15. is hier over seer te onvrede geworden, en beweerde, dat ik niet moest gedesisteerd hebben om de lieden van het presenteren der memorie af te houden, maar had behoren te considereren, dat als hij soo seer dissentieerde van mij omtrend de graad van vrijheid, dit alleen was geweest om de saak van sijn Heer NeefGa naar voetnoot16. te defenderen. Dog ongelukkig is mijne manier van denken soo eenvoudig, dat ik soo eene distinctie niet heb gevat, maar geoordeeld, dat men iemands sentimenten moet kennen aan hetgeen hij uit, en dat, soo diergelijke voorspraak goed was bij een derde, se niet te pas kwam vis a vis van iemand, die om te voldoen aan de pligten van vriendschap en verpligting voor genoten beleefdheden, sig in een saak meleerde, die hem buiten dit niet interesseerde, dan soo ver de welvaart van soo | |
[pagina 92]
| |
een importante colonie moest ter harte gaan. Ik hope dat U.H.E.G. sig door dese moeyelijkheden niet sal laten degouteren van sijn Gouvernement, maar tot welsijn van het selven nog een geruimen tijd het roer in handen willen houden, het behoud der Colonie hangt, naar mijn oordeel, hier van af; U.H.E.G. kan sig versekerd houden van de toegenegenheid der voornaamsten onder de colonisten: menigvuldige blijken heb ik hier van vernomen bij mijn aanwesen aldaar, ontvange ik nog in brieven; hoe seer ik ook heb moeten condemneren in de lieden, die sig hier aan de Comp. vervoegd hebben dat sij dese hunne beswaren niet voor hun opperhoofd hebben overgelegd, gelijk de ordre eischte, en afgewacht welk redres daar in kwam, alvorens sig deswege alhier te addresseren,Ga naar voetnoot17. twijfele ik niet, of U.H.E.G. zal wanneer de rust eens weder volkomen hersteld is, in het generaal dat respect en die affectie vinden, welke men van wel menende Ingesetenen moet verwagten. |
|