Parnas, of de zang-godinnen van een schilder(1724)–Willem van Swaanenburg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 220] [p. 220] Op de geveinstheit der wereld, of de ondeugt gemaskert op straat. Sint dat de Waarheit zig ten hemel heeft gekeert, Zo heeft men in haar plaats, 't Bedrog als God geëert, En loogenaars gevleid, op hoop van winst, en lusten. Al wie niet liegen kan, die laat men nergens rusten, Want vroomheit baard krakeel, dewyl haar wezen toont, Wat onraad in al 't doen van loogenspreekers woond. De vossestaart, die streelt zo lief de wereldzotten, Dat vossen zig te zaam' met aardigheit bedotten. De schyn, gekwikt met zoet, en vrindelyk gelaat, Maakt min voor 't oog, al is de boezem nog zo kwaad. Wat is de Wereld wys, nu Waarheit is vervloogen, Dat zy haar boosheit dekt, met vosschen staart, en loogen. Vorige Volgende