Parnas, of de zang-godinnen van een schilder(1724)–Willem van Swaanenburg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 219] [p. 219] Op de gierigheit der geestelyken, Of raapen, de Ziel van de Paapsche kool. Schoon dat men klaarlyk merkt dat meest 't geblaf der Papen, Uitziet op zeek're winst van groene Kool, en Raapen: De laatste voor hen zelfs: en de and're voor 't gemeen; Zo doet hy best, die zig bemoeit met geen van tweên: Want raapt men neffens hen, zo weten deze knaapen, In plaats van raapen, u een kooltje voor te aapen: En koolt men meê, als zy, zo raakt de klad in 't werk. Straks is 't: de hond is dol, en pist aan onze Kerk; Help, Jan Maat, help! men wil hier Micha's Goden roven, Onz' deftige Autaar-stoet raakt straks het onderst' boven. Zo koolt men kool met kool, terwyl het volk gekoolt, Zyn Paapen raapen laat, en in den koolhof doolt. Vorige Volgende