Parnas, of de zang-godinnen van een schilder(1724)–Willem van Swaanenburg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 217] [p. 217] Op heerooms kap en keuvel, Of de duivel van Binnen, en de Christus van Buiten. Bestond het Christendom in kleed, in plooi, en bef, In zugt, in weinig doen, in teem, of veel gekef, In kruijen van het kruis, en diergelyke streeken, De Zon die blonk alreê, die na eerst door moet breeken. Neen, neen, het moordschavot van Adams eersten lust. In ons, door bloet bevlekt, alleen die misdaad zust. Gods daad is altyt eens. Het lyden, en het waagen Is 't werk, die niet begeert, en hoeft geen kruis te draagen, Dog die voor sleper komt, en die een Christ' wil zyn, En niets verdraagen kan, diens Christendom is klein. O God! waar is die Leer? waar 't Leven? waar de Werken? Uw Christus is om hoog, de Kerk is uit de Kerken. Vorige Volgende