Parnas, of de zang-godinnen van een schilder(1724)–Willem van Swaanenburg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op een winderig Jesuiet, of de weêrhaan der kerk. Wat zyn de Winden ook een zeldzaam schaad'lyk werk? Ze heerschen overal, dog meest, omtrent de Kerk. De Weêrhaan staat daar hoog, een lugtje kan hem treffen: Hy draait zig op het kruis, en staat 'er van te keffen, Al naar de bui hem lust. Dog zagt, het is zyn pligt; Hy komt voor kraaijer scheep, en heeft zyn ampt verrigt Gelyk hy meent, wanneer hy maar van wind gedreeven, Zig op zyn Preekstoel zwaait, om and'ren wind te geeven. Dog neen, een vroom gemoed duikt naar de laagte neêr: Ontzinkt dien wind in God, en laat den Vlagman Heer. Een drop van Jezus bloed kan al die winden breeken; Ik agt niet goed, staâg wind, maar waarheid voor te spreeken. Vorige Volgende