Parnas, of de zang-godinnen van een schilder(1724)–Willem van Swaanenburg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan de saffo onzer eeuw, offert myn Faebus zyne lauweren. Geleerde Zangheldin, die in uw Vaerzen bromt, Gelyk een Oorlogs-god, die spies en dolken kromt Op 't harde bekkeneel van Typhons yz're Reuzen, Wat hebt gy in den zin? zult gy de wereld kneuzen? De Starren rukken van hun steel? de Zee zien braân? De Hel, met al haar stoet, doen in den Hemel gaan? Of wilt gy 't zalig Volk! de zielen uit hun lampen, Doen met uw gladde pen in 't perk der Goden kampen, Hen boeijen aan uw as, of dwingen met een oog, Voor 't welk ik duizentmaal myn knie ter aarde boog? Waar las men ooit een steil, zo nors, op Helden toonen? Waar zulk een fiere taal in 't heir der Amazoonen? Wat Bos-Non, heel verwoet, door zwarten tover-drank, Sprak ooit zo stout een Vaers, met ongewooner klank? [pagina 196] [p. 196] Als gy, die donders rolt langs afgekapte Bergen, Om zelfs d'aloude roest in 't naare graf te tergen. Besluit nu Maro vry in Pharo's Lyk-kapel, En steek den blinden Griek, met al zyn Oorlogs spel Van Trooijens ondergang, in 't diepst' van Chairos Rotssen, Nu dat myn Faenix komt de Zon met pluimen trotssen. Waar haalt gy al de Gom? den Wierook der Natuur? Of plukt gy 't Woutkaneel op stranden van Azuur? Zuigt gy den Amber uit Vrouw Thetys bolle prammen? Of kunt gy 't Nagtslot van de kunst in stukken rammen? Het Diamant gestremt in vloeibaar Paarlemoer, Was 't eerste schip, waar op Apol ten Hemel voer. Dat stuurt gy naar uw zin, door 't midden van twee Poolen, Op dat onze Aardbol zou om uwen Circul doolen. Die groove Werelds-Moor, vernibbelt op het ligt, Haalt reeds zyn ankers op, en streeft naar uw gezigt: Waar in de Hemel heerscht met duizende van Starren; Dog eêr hy boven is, zo glipt hy uit zyn harren. Vorige Volgende