Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| |
Petrus wankelendeaant.En de Heer zich omkeerende zag Petrus aan, en Petrus werd indachtig des woords des Heeren, hoe hy hem gezegt hadde, Eer de Haan zal gekraait hebben, zult gy my driemalen verlochenen. En Petrus naar buiten gaande weende bitterlyk. Luc. 22.61.62. Zoo ras de Dagzon daalt langs haar onmeetlyk rond,
En al de lucht in rouw den avond moet gedoogen,
Beschreit zy 't gulde licht, gevlucht uit haar vermogen,
In eenen zilvren dauw gedruppelt op den gront:
5[regelnummer]
Maar Petrus, door de zonde in zyn gemoed gewond,
Zach eerst een' tranendauw uit zyn gezicht gevlogen,
Wanneer de dubble Zon van 's Heilands heilzame oogen
Op zynen gruwel scheen, uit haren morgenstond.
O paarlen van de ziel! o dauw van oogsafieren!
10[regelnummer]
Waar mede zich de Boete op voordeel weet te cieren,
Als zy de liefde zelfs om gunstbeloften vryt.
Wie u dus met natuur in eigenschap ziet stryden,
Moet by de schemering van 't aartsch begrip belyden,
Dat gy van Gods genade een Hemelsch wonder zyt.
|
|