Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermdSmeeck-woorden Mariae, tot den nieu-geborenaant.Versch geboren sagh ick een kind'lingh kleyne
Zuchten en traentjes weynen.
G'Hebt groot g'lijck dat ghy klaghet,
Sprack daer een Vrou die Moeder was en Maghet.
5[regelnummer]
Voor den Hemel hebt ghy nu een speloncke,
Koud, sonder vyer of voncke;
Voor uw' throone een krebbe
Met weynigh hoys, in plaets van wol en webbe.
Daer u songen thien-hondert-duysent geesten,
10[regelnummer]
Daer loeyen nu twee beesten,
Die voor Hymnen, voor Psalmen
Met lauwen aem, uw' teere le'en bewalmen.
Door u wierden versaed, van minst' te meesten
Engelen, menschen, beesten;
15[regelnummer]
Nu belieft u te dorsten
En snackt van hongher naer uw's Moeders borsten.
Voor uw' kledingh van Sterren en van Zonnen
Moet ghy nu zijn gewonnen
| |
[pagina 49]
| |
Inde luyeren en doecken,
20[regelnummer]
Die mijn armoe by een heeft kunnen soecken.
U quam eer toe een Keyserlijcke Moeder,
Augustus tot een Voeder;
Want de desen u souden
Vereeren met scharlaken en rood goude.
25[regelnummer]
Maer want u nu belieft, mijn uytverkoren,
Van my te zijn gheboren,
Zoo genadight uw' handen
Te laten woelen in dees' arme banden.
|
|