Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2658. De opgaande zon aanbidden,d.w.z. de bovendrijvende partij eeren en vleien; iemand, wiens macht en aanzien stijgt, huldigen; eene uitdr. ontleend aan de gewoonte van vele volken van het Oosten om de opkomende zon te aanbidden. Vgl. De Brune, 166: Men ziet de zon meer bidden aen in 't opgaen, als in 't neder-gaenGa naar voetnoot1); verder Tuinman I, 17: de opgaande zon word aangebeden, en de ondergaande gevloekt; Halma, 457: De opgaande zon aanbidden, zijn hof maaken aan de geenen die in groot aanzien geraaken, faire sa cour à un homme qui commence à venir en crédit; Sewel, 5: De opgaande zon word aangebeden, the rising sun is worshipped; V. Janus, 11. Ook in het Friesch: de rizjende sinne wirdt oanbean, de sîgjende skout min, d.i. de rijzende zon aanbidt men, de ondergaande schuwt men. De uitdr. is in vele talen bekend; zie Wander IV, 611-612; Ndl. Wdb. XI, 694; fr. adorer le soleil levant; hd. die aufgehende Sonne hat mehr Anbeter als die untergehende; eng. to worship the rising sun. |
|