2657. Iemand op zijn achtersten zolder jagen,
d.w.z. iemand in het nauw drijven, in groote moeilijkheid brengen. Vgl. Harreb. II, 505: ‘Hy is op zijn' achtersten zolder: de achterste zolder is zooveel als de laatste schuilplaats. Wanneer men iemand op den achtersten zolder jaagt dan brengt men hem in groote moeyelijkheid, en is iemand op zijn achtersten zolder, dan zit hij in 't naauw’; N. Rott. Cour. 19 April 1923 (Avondbl. II kol. 1): Het behoeft niet te verwonderen, dat door dit Rapport de Hiemstra's, Hilginga's en van der Sluis'en, of hoe al die schrijvers in het Volk en de vakbeweging heeten mogen, op hun achterste zolder zijn geraakt.