Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2635. Het zeil strijken voor iemand,d.w.z. voor iemand onderdoen; eig. het zeil laten zakken; lat. vela contrahere. Op groote schepen liet men ten teeken van eerbied het zeil een weinig zakken; vandaar dat de uitdr. de bet. kreeg van: iemand als meerdere erkennen, voor hem onderdoen, zwichten; Winschooten, 249. Zie Kil.: Strijcken het seyl, deducere vela, legere vela; Gew. Weuw. II, 22; De Brune, Bank. II, 234: De spreeck-konst moet voor de zwijghkonst wijcken, en 't zeyltjen laeghe strijcken; Pers, 171 a; 791 a; Paffenr. 197; Starter, 397; 401; Vondel, Gebroeders (ed. 1650), bl. 48: Noch waer 't voorzichtigheit te wijcken, en leeren 't zeil by tijts, voor zulk een onweêr strijcken; Van Effen, Spect. XII, 82: Een smakelijke broeder, die | |
[pagina 530]
| |
(na echter, met een verdienstelijke zedigheid het zeil gestreeken te hebben, voor Aarnoud van Overbeek) ons vertelde, dat hy onlangs met drie andere Tafelridders een aanzienlyke Kabeljauw tot de graten toe had helpen vernielen; Halma, 805: 't Zeil strijken, met het zeil groeten; eene reef inbinden, caler la voile, filer doux; Sewel, 767: Voor iemand stryken, to yield (or give way) to one. Syn. was 't zeil inhalen (Pers, 8 rGa naar voetnoot1). Vgl. no. 2421; hd. vor einem die Segel streichen. |
|