Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2634. Het zeil in top halen (of voeren),d.w.z. het zeil zoo hoog mogelijk ophalen; bij overdracht op grooten voet leven; een hoogen staat voeren, bram boven bram voeren. Vgl. Winschooten, 248: Het seil in top haalen of setten, dat bij swaaren storm gevaarlijk isGa naar voetnoot1) en daarom werd het oneigendlijk genoomen voor sijn staat soo hoog setten, als immers doendelijk is; bl. 164: Veiligst is het in voorspoed te denken om teegenspoed: en het seiltje niet al te hoog haalen; Witsen, 311: t Zeil in top halen, een grooten staet voeren, zo hoog of hooger als de middelen konnen lijden; Sart. II, 6, 21: Haelt u seyl niet te hoogh, kent staet ende hout maet; ne majora viribus suscipias, aut ne magnificentius te geras, quam pro tua conditione; zie verder Starter, Steek-boekjen, 58: Eer dat gy bent uyt den dop
Zo trekje 't Zeil al in den top:
Jou hert is groots.
Vgl. nog Haerl. Somerbloempjes, 134: Die het zeyl te hoogh ophalen en in hovaerdy en pracht brallen boven hare macht; Huygens, Oogentroost, vs. 150: Soo vierense staegh schoot, en voeren 't in den top tot dat's een slingerbuy zien vallen in haer laken, die 't schip op zyde werpt; Hofwijck, vs. 783; Tuinman I, 259: 't zeil is te hoog in top gehyst; Van Effen, Spect. VI, 31; Halma, 647; Sewel, 792: Het zeil in top zetten, to carry it high, to live very prodigal; Harreb. II, 340; Van Eijk I, 162. Ook kende men in de 17de eeuw: het zeil te wijd zetten (zich voornamer voordoen dan men is) en een hoog zeil voeren, bluffen, snoeven (De Brune, Bank. I, 208). In het fri. it seil to heech hize, een te grooten staat voeren; hja lûke 't seil heger as de mêst, zij voeren een staat boven hun stand. |
|