Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 520]
| |
waarin zij ontleend is aan de klassieken. In het Grieksch wordt ze aangetroffen bij Aristoteles, lib. Moralium, VIII, c. 4 § 9; Moralium Eudemiorum, lib. VII, c. 2; Plutarchus, περὶ φιλαδελφίας, p. 482 B; in het Latijn bij Cicero, de amicitia, c. 19, 67: Verum illud est, quod vulgo dicitur, multos modos salis simul edendos esse, ut amicitiae munus expletum sit. Zie vooral Suringar, Erasmus, CXXXVI; Journal, 7; V. Wyss, 38 en vgl. Goedthals, 20: Niemant te betrauwen ghy en hadt met hem gheten een mueken sauts, devant que cognoistre un amy, menge un muy de sel avec luy; Campen, 2: Men sal niemant tot enen vrent verkiesen, men hebbe dan te voren veele schepel solts mit hem ghegeten, secht Cicero; De Brune, Bank. I, 333: Wie vaste vriendschap bouwen wilt, ete voor al eenighe muddekens zout met yemand, eer hy hem tot zijn vriend keurt; Cats I, 521: Al eer dat ghy een vrient betrout soo eet met hem een mudde sout; Tuinman I, 150; II, 56; Harreb. II, 490; III, 364; 419; Taal en Letteren III, 370; H.v.Z. 58: Bij die sal je geen zak zout ete; Groningen IV, bl. 207: Daar zijn zo eenige Latijnse woorden die voor elke stad- of lands-Groninger... als 't ware pasmunt zijn, ‘Vindicat’ is er een. ‘Mutua fides’ een ander; verder gaan er grif nog zulke als ‘riepe’ ‘intast’, ‘sikkom’, die al een zak zout met ons gegeten hebben en niet meer als vreempjes worden aangezien; Volkskunde XVI, 46; afrik. 'n sak sout met iemand opgëeet hê; Wander III, 1849; 1855; Grimm, VIII, 1706; Antw. Idiot. 812: hij zal daar geen meuken zout eten, hij zal er niet lang wonen; in het fri.: wy moatte earst ris in healsek sâlt mei elkoar op-iten habbe, wij moeten eerst een halven zak zout samen hebben opgegeten, voor wij elkaâr goed zullen kennen (W. Dijkstra, 349 aGa naar voetnoot1)); hd. einen Scheffel Salz mit jem. gegessen haben; fr. avoir mangé un minot de sel avec qqn; Vgl. in Zuidndl. ergens niet veel botermelk (karnemelk) vuil maken, van dienstboden: niet lang blijven. |
|