Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2592. Dat zal hem geen windeieren leggen,d.w.z. dat zal hem van groot voordeel zijn, daarbij zal hij veel verdienen. Onder windeieren verstaat men eieren zonder schaal, alleen met een vlies. Met wind (ventus) heeft dit woord niets te maken; het eerste deel der samenstelling is oostfri. winde, windselGa naar voetnoot1). Vgl. Sart. III, 7, 99: Subventanea parit, het sal een wind-ey vallen, de vana ac frivola molientibus; ab avibus translatum quae Veneris imaginatione concipiunt ova, sed inania, unde non gignuntur foetusGa naar voetnoot2); Smetius, 123: Het is een wind-ey, cum quis spe et exspectatione cadit; Winschooten, 169: Het blaadje sloeg om, dat is de saak nam een andere keer: en voornaamendlijk heeft dit plaats bij Vrouwtjes, als sij een geruime tijd in de twijfelmaand geweest | |
[pagina 509]
| |
zijn, en dat het maar windeieren sijn; Spaan, 168: Ik hoop, dat het leugens, en maar een vuile vergadering zal zyn, of op een wind-ei (d.i. niets) zal uitdraaijen. Onze tegenwoordige zegswijze vindt men bij Tuinman I, 177: Dat legt hem geen windeyeren; dit zegt men van iets, dat ymand veel gewin toebrengt; Sewel, 219: Dat zal hem geen wind-eijeren leggen, that will not hurt him, he'll make good profit of it; Harreb. I, 175; Nest, 52: Ze (een bedelares) heeft een bleek gezicht en kan de huik naar den wind hangen en dat legt je geen windeieren; Nkr. VII, 10 Mei p. 2; De Arbeid, 17 Juli 1915 p. 2 k. 3; afrik. dat sal hom nie windeiers lê nie. In het Westvlaamsch zegt men: zwalpeiers broên, slechte zaken verrichten, iets ondernemen dat moet mislukken (De Bo, 1448 b); in het Friesch: dat leit him gjin wynaeijen of deade miten, dat brengt hem geen geringe voordeelen aan; in Drente: dat zal hem gien doove neuten anbrengen (Bergsma, 93); oostfri. wat mit 'n wind-ei betalen (Ten Doornk. Koolm. III, 554 a); Holsteinsch: dat sünt Windeier (Eckart, 568); eng. windegg (letterlijk). |
|